Uit 1000
jaar Borlo,
Uit de inhoud
Voetnoten Laat ons onmiddellijk zeggen dat wij van het ontstaan van ons dorp niets afweten. Waarschijnlijk was Borlo zoals al de andere dorpen een kleine nederzetting die wel kon bestaan van de heel vroege tijden af. De grootgrondbezitter van St.-Truiden was zeker de vader van St.-Trudo, graaf Wibold. Toen zijn zoon de abdij oprichtte, kwamen al heel vroeg, misschien al vanaf de 8ste eeuw, de monniken naar Borlo om hier een plaatsje uit te kiezen om aan eigen grondcultuur te doen. Van deze tijd weten wij echter weinig af. De oude boeken zijn ook heel schaars omtrent die tijd en, gezien wij bij bewijzen en historische feiten willen blijven, zullen wij ons niet wagen aan alle mogelijke fantasieën. Het is dus wel geweten dat die cultuur der monniken geduurd heeft tot 1250 onder een abdij-bestuur dat toen in handen was van soms zeer onbekwame abten. De verwaarlozing tijdens de 11 de eeuw was dan ook onbeschrijflijk. Deze monniken bouwden hier een boerderij, later het Abthof genaamd, op het Thewit (nu bij mr. Boes). Daar hadden zij ook water van de bronnen en het midden van de huidige steenweg was een grote vijver, gevoed door de bron. Zij bouwden waarschijnlijk ook de eerste watermolen op de beek. Wie anders had de middelen? Deze voor die tijd zeer gunstige toestand in Borlo was algauw gekend en zo gebeurde het meermaals dat de graaf van Duras, de beschermheer van de abdij, naar Borlo kwam met een bende knechten om te stelen en te plunderen. Hier vond hij immers de eerste tarwe voor wittebrood. De abt, die geen militie had, kon dan niet veel meer doen dan beroep doen op de bisschop. De graaf van Loon had hier ook enkele van zijn mannen naar toe gestuurd om te trachten zich wat grond toe te eigenen. Zo ging het verder in deze duistere tijden tot de komst van abt Willem Van Rijkei in 1250, die hier de orde kwam herstellen. Behalve de voor die tijd al uitgebreide cultuur van landbouwgrond, ontstonden er ook nog de steengroeven. Abt Adelardus II en abt Rudolf in de 12de eeuw waren echte bouwheren. Vele kerken werden toen gebouwd. Dit gebeurde meestal met steen van Borlo, een soort zandsteen die getrokken werd tussen Kusterstraat en Nieuwstraat en waarvan nu nog gangen bestaan. Deze ontginning moet een slavenwerk geweest zijn. Men maakte gangen in de grond waarde lagen dikke steen te vinden waren; dit was ongeveer 1 m dieper dan het huidige straatvlak. Men liet een gewelf staan en de dikke laag moest dan uitgehaald worden. Men vind de Borlose steen nog terug in St.-Truiden in de kerk van St.-Gangulfus en St.-Pieter. De steen van Borlo diende ook als fundering voor al onze houten gebouwen. Wij vinden ook de schrijfwijze van ons dorp doorheen de verschillende vroege eeuwen. Zo schreef men Burlou in 1065, Burlo in 1107, Burlos in 1108, Borlo in 1230. Later las men wel eens Borlou of Boerle. Dit is ongeveer alles wat wij van die tijden afweten en wij moeten komen aan de "Manuale van Willem Vanrijkel" om er meer van te weten. Dit boek bestaat nog in het rijksarchief van Brussel. Het bevat meerdere bladzijden over Borlo. Ons dorp werd dan later door de abdij van St.-Truiden uitgebouwd tot hun grootste hof en men spreekt in latere kronieken van "ia Cour de Borlo" en van de grote hoeve "het herlyke abtshof" van Borlo. ... De boerderijen van Borlo in de middeleeuwen - Inhoud De grote Abdij hoeve op het thewit, genaamd Abtshof - Inhoud Dit gebouw is voorzeker een der oudste van ons dorp. Zijn juiste oorsprong is niet te achterhalen, maar alvast al bekend van de eerste tijden dat de abdij hier aan grondbewerking deed. Deze zelfcultuur heeft geduurd tot de Xlllde eeuw. De abt Willem van Rijckel heeft hier een einde aan gesteld en zijn goederen aan de boeren verpacht. Het spijt ons niét te hebben kunnen achterhalen wie de eerste pachters waren. Wij kunnen slechts opklimmen tot de Xlllde eeuw, namelijk tot bij de familie Prévinaire. Deze familie van adellijke afkomst kwam uit Frankrijk in de jaren 1000. Hun familiearchief bestaat nog te Luik en is zodanig uitgebreid dat wij ons beperken tot de stam die in Borlo op de grote hoeve heeft gewoond.
Nemen wij een stukje uit hun stamboom: Lambert Proveners (men schreef de naam onder verschillende vormen: Proveners, Preuveners, Prévinaire, enz.). Hij was schepen van Luik in 1530; hij was ridder en is begraven in de kerk van St.-Servais te Luik. Hij was gehuwd met Mechttilde van Blehen en had een landgoed in Villers-le-Peuplier. Er waren 4 kinderen: Pierre, Lambert, Catherine en Christine. Pierre Proveners, ridder, huwde rond 1549 Jeanne Houwage van St.-Truiden.
De familie vestigde zich in Waasmont en had 3 kinderen: Dit huwelijk had 5 kinderen: Paul, Henri, Catherine, Gérard en Guillaume. De kinderen: Paul, ° 1559, verbleef een tijdje te Borlo; Gelet op het feit dat erin onze streken nog zoveel afstammelingen zijn, willen wij nog iets vertellen over de kinderen van "de oude van 't Thewit". Wij gaan de jongens Paul en Henri niet volgen; zij trokken naar Wallonië en vormden daar weer een andere familiestam. De Preuveneers van Niel en Montenaken zijn alvast afstammelingen van Pierre uit Waasmont. Behalve Catherine, die in Borlo huwde met Henri van Houtem en de boerderij overnam van haarvader, volgen wij nog even haar jongere broers Gérard en Guillaume, die in St.-Truiden woonden. Gérard Proveners, de jonge zoon van Gérard van Borlo x op 27 januari 1617 met Anna Morren van St.-Truiden. Hij was brouwer en woonde in de Zoutstraat. Deze Anna Morren stamde uit een zeer oude familie. Sommigen beweren zelfs dat de Morrens afstammelingen zouden zijn van Thomas Moore van Engeland en uitweken naar België. Haar oom Cristoffel Morren was missionaris in Amsterdam en stichtte daar een studiebeurs in 1618. Het huwelijk had 10 kinderen, overal verspreid in de streek. Guillaume Proveners, de jongste zoon van Gérard van Borlo, x met Marie van Stapel. Deze Marie van Stapel was afkomstig van de adellijke familie die haar naam gaf aan de Stapelpoort waar hun herenhuis heeft gestaan. Guillaume was deken van de leerlooiers te St.-Truiden. Hij was burgemeester van de stad in 1606. Op 27 maart 1606 werd de door een tempeest afgeworpen stadhuistoren hersteld onder zijn majoraat en zijn wapen werd op de klok geplaatst. De familie woonde in de Brustemstraat, aan de linkerkant komende van de Markt. Er waren 8 kinderen: Cristine, x met Philippe van den Edelbamt; In zijn oude dag leefde Guillaume en zijn vrouw in de Abdijstraat nr. 14. Guillaume, de vader, stierf nochtans te Borlo op de boerderij op 22 november 1639 toen hij 87 jaar was. Door toedoen van zijn zoon werd hij in de eerste kerk van Borlo begraven. Deze kerk werd in 1645 verwoest door slaghagel. Zijn grafsteen is voor ons van groot belang. Hij heeft jaren gelegen voor de houten noodkerk van Borlo en zijn grafsteen werd tijdens de bouw van de huidige kerk in 1853 in de muur gemetseld. Deze grafsteen bevat de namen van 6 aangetrouwde families, echter te lang om hier te vermelden. Het zijn van rechts: Laduins, Boesmans en Steenhuizen; van links: Flavea, Elven en Chokier. De Preuveneers van onze tijd kunnen hun voorouders nog terugvinden in de familiestamboom, die berust bij de moeder van notaris Prévinaire te Vottem. Dezen van Montenaken en Niel zijn alvast afkomstig van een der zonen van "de oude van Borlo" en in St.-Truiden van de kinderen van Guillaume en Marie van Stapel en ook van Gérard en Anna Morren. Wij zijn in het begin van de XVIIde eeuw. Door zijn huwelijk met Catherine Preuveneers wordt Henri Van Houtem de nieuwe baas op het Hof van Borlo. Wij kunnen de datum van het huwelijk niet terugvinden, maar hel werd omstreeks 1620 voltrokken.
De ingangspoort van het Abtshof. Wederopbouw Het stamhuis en de oorsprong van deze tak van Houtem zitten alvast in Brabant, nl in St.-Margriet-Houtem bij Tienen. Dieudonné Van Houtem, x met Marie Van der Vucht; was de moeder van
Marie Henriette Medoets, dame van Winghe en dochter van Gabriel,
raadsheer van de graven van Brabant. De kinderen: Henri Van Houtem, x met Elisabeth van Reynen. De kinderen: Gilles Van Houtem, x met Elisabeth de Schaetsen. De kinderen: Henri Van Houtem, x Anna de Menten. De kinderen: Arnold Van Houtem, x met Marie van Heelen. De kinderen: Liebert Van Houtem, x op 3 mei 1578 met Marg. Siemens. De kinderen: Henri Van Houtem, x met Barbe Loefs. De kinderen: Henri, ° 17 april 1596, x met Catherine Preuveneers van
Borlo; Henri Van Houtem, x met (Catherine Preuveneers. De kinderen: Liebert, x Isabelle Hennuyer. Liebert Van Houtem, x met Isabelle Hennuyer. De kinderen: Uit deze stamboom kan men besluiten dat de familie van Houtem zeer voornaam was. Op de pastorij van Alken wordt een oud testament bewaard, waarin de heer Henri van Houten en Gilles, zijn zoon, vermeld zijn als de zeer adellijke heren van Holthem (Houtem St.-Margriet) in Brabant. Na het huwelijk van Cécile Thérèse plaatste men op het Hof van Borlo een onderhuurder, Francis Van Berwaer, waar wij later op terugkomen. De heer van Schoor en zijn dame bleven nochtans nog jaren de boerderij beheren, want zij staan alzo in de cijnsboeken van 1756 en in de kerkregisters van Borlo opgetekend. Zij verbleven op hun kasteel te Kerkom. Lambert van Schoor stierf en liet twee zoons na: Henri Lambert en de priester. De aangifte van de belasting op de goederen in 1756 was als volgt: "De weduwe Sr. Francis Berwaer als pachteresse van den heer van Schoor van Kerkom of Mevrouwe syne mama." Francis Van Berwaer was dus de boer. Hij was gehuwd met Marie-Marguerite Fineau. Francis overlijdt op 16 februari 1747 en de weduwe zet het bedrijf voort, zoals blijkt uit het boek der grondbelasting. Wij krijgen verder: Arnold Van Berwaer, x met Marie Ingebos. De kinderen: Louis Frederic Van Berwaer was onze burgemeester en hij bleef dit tot
lang na de onafhankelijkheid. Hij huwde met Marie Anne Boesmans. De
kinderen: De zoon Henri Hubert Van Berwaer huwde op 25 september 1872 te Borlo met Marie Hortense Massa, dochter van burgemeester Gérard Massa. Een van hun dochters was Laurence Van Berwaer, gehuwd met Pierre Roskam van de Statie. Zij was de moeder van Irene Roskam, die later de vrouw werd van dr. Van Roy. De familie van Henri-Hubert woonde op de boerderij van Klein-Jeuk. Mevrouw Laurence heeft geleefd tot 29 juni 1973. In de tijd van Van Berwaer veranderde het Hof van Borlo van eigenaar. Wij kenden de Franse bezetting, die begon in 1796. De Franse regering legde in dat jaar beslag op alle kerkelijke goederen, die later als staatsdomein verkocht werden. Zo kwam een zeer groot gedeelte van Borlo in openbare verkoop. Deze verkopen begonnen in 1798 en duurden tot 1820. Op deze verkopen komen wij later terug. Het Hof van Borlo kwam alzo in handen van Michel Laurent de Selys-Longschamps, burgemeester van Luik. Deze baron woonde toen in de rue Hors Chateau 127 te Luik. Na Van Berwaer kwam op de hoeve, maar slechts voor korte tijd, de familie Roskam wonen, aangetrouwd met de Van Berwaers, echter niet van Borlo. Hun familie-afkomst is nogal ingewikkeld. Joseph Roskam, † te Omal 13 februari 1821,xmetCatherineDelatinne, † te Omal23 april 1832.Pierre, zoon van Joseph en Delatinne, 36 j., x met Marie Catherine Verlaine, 30 jaar, van Avernas-le-Bauduin. Zij woonde te Villers-le-Peuplier. Het huwelijk heeft pas plaats gehad na de geboorte van de zes eerste kinderen, waarschijnlijk te Hollogne-sur-Geer waar zij toen woonden. Marie Verlaine was de kleindochter van moederskant van wijlen Mathys Verlaine, † te Villers-le-Peuplier, 19 januari 1825 en van Antonie Rosja?, † te Avernas, 15 juli 1795.De kinderen te Villers geboren, zijn allen ingeschreven als Verlaine,
maar verder aangegeven door P. Roskam. De kinderen: Marie Joséphine, ° 20 februari 1827 te Hollogne: x te Borlo op 27 april 1865 met Pierre Guilliams van Borlo; x op 30 april 1874 te Borlo met Henri Kindermans van Borlo; Marie Antonie Joséphine, ° 13 juni 1829. Op 1 januari 1851 t te Borlo Petrus
Joseph Roskam. Louis-Joseph Roskam, 39 jaar, ° te Villers en zoon van Pierre en Verlaine, x te Borlo op 20 december 1860 met Anna Elisabeth Peetermans, 25 jaar, herbergierster, ° 17 augustus 1835 en dochter van Gillis x met Closset. Deze familie heeft in Waasmont gewoond. De kinderen: Marie Joséphine, ° 1868 te St.-Truiden,
† te
Borlo 10 mei 1886, 18 j.; Na de dood van Marie Joséphine Roskam op 8 februari 1884 begint de tijd van de familie Kindermans. Henri hertrouwde met de dochter van Pierre Guilliams en werd baas op de abdijhoeve. Wij kennen: Marie Catherine, °16 augustus 1813 te Boekhout, x 15
juni 1855 met Petrus Bollen van Brustem; Henri Kindermans: Petrus Joseph Edgard, ° op 16 september 1888;
Emerence Guilliams, ° te Crenwick Na Henri Kindermans was het de beurt aan zijn oudste zoon Edgard Kindermans. Het Hof van Borlo werd nog eens verkocht door een afstammeling van baron de Selys. Het was baron de Lallemant de Levignan die de boerderij met vele hectaren grond verkocht aan Edgard Kindermans rond de jaren 1920. Het hof wordt nu uitgebaat door André Boes-Kindermans. De lezer zal zich wel eens afvragen waarom de ankers op de muur het jaartal 1652 aangeven, terwijl wij beweerd hebben dat het veel ouderwas. Dit is inderdaad zo. Na de ramp van 1645, waar wij later nog op terugkomen, werd de hoeve heropgebouwd door Henri van Houtem die er het wapenschild van de Prévenaires op plaatste met het onderschrift: Houtem-Prévinaire. Van die tijd blijft nu nog slechts de inrijpoort en de schuur over; het overige is later heropgebouwd. Zo zijn wij aan het einde van deze lange geschiedenis van een der grootste bezittingen van de abdij van St.-Truiden. ... In het jaar 1645 gebeurde in Borlo iets waarmee de ramp van Oostmalle nu enkele jaren geleden maar een kleinigheid was. Er kwam een slaghagel zo erg dat men in de kronieken kan lezen: "Al wat buiten liep was dood; de oogst was totaal van het veld verdwenen, de bomen hadden geen bladeren, geen takken en zelfs geen schors meer". De kronieken zeggen ons echter niets omtrent de bewoners, maar het kan erg geweest zijn, gezien de huizen vernield waren. De kerk was eveneens totaal vernield, er bleef ons zelfs niets over van de inboedel. Borlo werd dan weder opgebouwd. Ulens herbouwde in het jaar van de ramp, Van Houtem in 1652. De abt Hubertus van Zutendaal herbouwde de molen in hetzelfde jaar. De kerk werd niet dadelijk heropgebouwd, maar werd voorlopig vervangen door een houten gebouw tot 1853. De manoir der Provenaires (Retro) bleef liggen tot 1770. Waarschijnlijk werder er toen de gebouwen aan toegevoegd die er een aparte boerderij van maakten. Al de huizen van houten leem die wij nu nog kennen of sedertdien gesloopt zijn, dateren eveneens van na de ramp. Zo onder andere Kinons en Mononkes, beide van de tweede helft der XVIIde eeuw, dus van na de ramp. De pastorie werd heropgebouwd in 1724 (wij bedoelen de oude pastorie die nu nog bestaat). Rond 1860 werd ernaast een nieuw gebouw opgericht in XIXde-eeuwse stijl, zonder smaak of architectuur. ... Het testament van Erasme Surlet de Chokier - Inhoud door de Heer Jozef Grauwels (Archivaris in Hasselt, zie hasel.be, nvdr) Toen baron Erasme Surlet de Chokier in de maand september 1830 op zijn kasteel te Gingelom alles in gereedheid bracht om naar de zitting van de Staten-Generaal in Den Haag te vertrekken, achtte hij het wenselijk "vu les troubles qui ont éclaté dans Ie royaume et les dangers auxquels (il va) s'exposer en allant remplir (son) mandat", zijn testament op te stellen (1). Op 10 september nam hij pen en papieren schreef op elf grote bladzijden zijn laatste wilsbeschikkingen neer. Hij stak het testament in een zelfgemaakte omslag, zegelde die toe en schreef er het volgende op: "Mes dernières volontés sont contenues sous cette enveloppe fermée et cachetée de trois cachets; j'ai remis cette pièce en mains propres de monsieur Mathieu Goyens, notaire, dans ma maison a Gingelom ce dix septembre mille huit cents trente et j'ai signé" (ondertekend) E. Surlet de Chokier (2). Erasme Surlet de Chokier, te Luik geboren als tweede zoon van Jean Guillaume Arnold, verbleef sinds 1793 te Gingelom. Van 1785 tot 1823 moest hij herhaaldelijk de rouw dragen. Op 10 juni 1784 overleed zijn vader. Ludovica de Raick, de vrouw van zijn broeder Jean Guillaume, stierf te Gingelom op 6 december 1785; zijn moeder M.G. Deprez werd er op 21 november 1815 begraven; zijn schoonzuster, Marie Philippine de Grandry, de tweede vrouw van zijn broeder, overleed op 22 september 1822 en zijn broeder stierf op 30 december 1823. Erasme bleef alleen te Gingelom over. Nadat hij deel genomen had aan de Luikse Revolutie, was zijn eigenlijke politieke loopbaan begonnen te Maastricht, waar hij op 12 april 1797 zitting nam in de Centrale Administratie. Hier was hij in contact gekomen met de Fransman Hennequin, die eveneens een zetel bekleedde in de Centrale Administratie. De gesloten vriendschap bleef jarenlang bestaan en op belangrijke ogenblikken vindt men de twee vrienden samen. Toen Hennequin in 1821 voor de rechtbank te Luik moest verschijnen omdat hij als burgemeester van Maastricht geweigerd had een bevel van koning Willem I uit te voeren, aarzelde Surlet de Chokier niet zijn oude vriend als advocaat te verdedigen. Op het kasteel te Gingelom waren de Hennequins steeds welkom. Ze beschikten er over speciale logeerkamers (3). De woelige septemberdagen van 1830, de verdrijving van de Hollandse troepen en de bijeenroeping van het Nationaal Congres brachten E. Surlet de Chokier tot de rang van voorzitter van het Congres en tot de functie van regent van België. Na de aanvaarding van de Belgische troon door Leopold I, trok E. Surlet de Chokier, die toen 62 jaar oud was, zich uit het politieke leven terug op zijn kasteel te Gingelom. Hij ontving er geregeld bezoek van zijn oude vriend Hennequin, die zich te Luik gevestigd had. Op 7 augustus 1839 overleed hij op zijn kasteel te Gingelom. Op 8 augustus kwam de vrederechter van Sint-Truiden, Jan Ignace Portmans, de zegels op het kasteel leggen. In een klein bureelmeubel, staande in een kamer naast de slaapkamer van de overledene, vond hij een omslag met het testament van E. Surlet, dat dus niet door de testamentmaker aan notaris Goyens was overhandigd geworden, zoals op de omslag geschreven was. Op 12 augustus verscheen de vrederechter samen met notaris Goyens van Montenaken op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Hasselt, waar onder voorzitterschap van Guil. Jos. Barthels overgegaan werd tot de opening van de omslag, het lezen en het beschrijven van het testament, dat vervolgens in de handen van notaris Goyens gegeven werd. E. Surlet de Chokier bepaalde in zijn testament dat al zijn onroerende goederen, alsmede zijn archiefstukken zouden toekomen aan Jean Francois Hennequin en zijn echtgenote Marie Elisabeth Colpin en aan hun zoon (4). Deze erfgenamen kregen evenwel ook verscheidene schulden te dragen, die E. Surlet vroeger tegenover verschillende personen had aangegaan. E. Surlet had verscheidene meiden en knechten in dienst, die hij in zijn testament bedeelde. Aan Joséphine Daniels schonk hij drie vierde deel van zijn roerende goederen; het resterende vierde deel liet hij na aan Anna Maria Daniels, die pas enkele maanden geleden in het huwelijk was getreden met L. Keesen. Zijn twee dienstmeiden werden bovendien bedeeld met het tweejarig genot van de onroerende goederen, behalve van het kasteel en de omgevende tuinen en weiden, waarvan zij slechts een jaar lang het genot zouden hebben (5). Daarenboven schonk de erflater nog bijzondere legaten aan de leden van zijn personeel. Charles Lux, zijn koetsier die hem in 1830 op zijn reis naar Den Haag vergezelde, ontving alle kledingstukken benevens een som van 1200 fr.; deze som zou verdubbeld aan zijn weduwe geschonken worden, indien Lux op de reis naar Den Haag zou omkomen (6). Anna Maria Daniels, bijgenaamd Chuchu, echtgenote van Denis Thirion, ontving een lijfrente van 60 fr. en een som van 1200fr. (7). Félecité Princen, minderjarige dochter van Jacob en Agnès Daniels, ontving een som van 5000 fr. (8). Het personeel van de Kamerijkhoeve ontving een jaarwedde gratis;
Guillaume Tits (9), herder, ontving
bovendien 22 schapen, terwijl Bernard Princen
(10), eveneens herder, 16 schapen kreeg. De armen van Gingeiom
zouden gedurende vier jaar een jaarlijkse gifte van 25 hl tarwe
ontvangen. Surlet de Chokier drukte in zijn testament het verlangen uit
dat Jan Theodoor Goyens (11) bij de
aankoop van de mobiliën van de Kamerijkhoeve in het bezit zou gesteld
worden van de 4 beste paarden, de 4 beste koeien, van een wagen, 2
karren, 30 schapen en een cabriolet. Deze schenking zou Goyens in de
mogelijkheid stellen een nieuw landbouwbedrijf te beginnen, indien hij
van plan was de Kamerijkhoeve te verlaten. Maar Surlet gaf de wens te
kennen dat de landbouw niet zou verwaarloosd worden: "Je désire que Mr
Hennequin continue a faire exploiter la ferme de Camerijk comme je l'ai
fait; c'est un moyen de donner du pain a beaucoup de monde et d'exercer
beaucoup d'actes de bienfaisance". (1) Over Surlet de Chokier zie TH. JUSTE, Le Régent d'après ses papiers et d'autres documents inédits. Brussel, 1867. RENSON, G., Surlet de Chokier, eerste regent van België, Tijdspiegel, Hasselt, III, 239. REMANS, A., Relletjes te Maaseik in 1797 en Surlet de Chokier, Limburg, XXXV, 71. (2) Het originele stuk berust bij het rijksarchief te Hasselt, in de minuten van notaris J. M. Goyens uit Montenaken. (3) Zie over J.F. Hennequin: Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek, t. x, kol. 355; TH. JUSTE, Notices biographiques, Bruxelles, 1876, blz. 61-68. (4) Maria Elisa Colpin was geboren te Valenciennes op 24 juli 1774, huwde te Maastricht op 27 februari 1802 en overleed te Gingelom op 22 oktober 1869. Charles Victor Hennequin werd te Maastricht geboren op 9 augustus 1804 en overleed te Gingelom op 8 maart 1868. (5) Johanna Catharina Josephina Daniels werd te Gingelom op 19 maart 1797 geboren als dochter van Arnold en Catharina Bonfils. Zij trad erin het huwelijk op 16 februari 1832 met M.J.Th. Goyens. Haar zuster Anna Maria, te Gingeilom geboren op 1 juli 1790, huwde op 17 januari 1830 met Gérard Lodewijk Keesen. (6) Carolus Lux, geboren te Montenaken op 13 november 1784, trad op 12 april 1815 in het huwelijk met Angéiique Poelmans. (7) Anna Maria Daniels, op 20 januari 1810 te Gingelom geboren, trad erop 12september 1839 in het huwelijk met Denis Thirions. (8) Félicité Princen, natuurlijk kind van Maria Agnès Daniels, geboren op 6 november 1824. Bij het huwelijk van Jacob Princen en M.A. Daniels op 18 april 1828 werd het kind gewettigd. Was deze Félicité een natuurlijk kind van Erasme Surlet de Chokier? L. de Lichtervelde schreef in Le Congres National, Bruxelles, 1945, blz. 98: "On chuchotait qu'il (Surlet de Chokier) vivait avec la femme de son jardinier de Gingeiom qui lui aurait donné plusieurs enfants". (9) Guillaume Tits was te Gingelom op 7 juni 1780 geboren als zoon van Barthélemy en Catharina Tilkens. (10) Bernard Princen was op 3 april 1796 te Gingelom geboren als zoon van Arnold en Maria Agatha Piroul. (11) Jan Theod. Goyens was de zoon van Jan Theod. Egid. Goyens en Maria Cecilia Wouters. Op 16 februari 1832 trad hij te Gingelom in het huwelijk met Joséphine Daniels. ... |