De Leuvense Studentenbeweging
Leo Neels in (Universitas, OMTREND, ...?) - februari 1970

De student anno '70 is zich zachtjesaan bewust aan het worden van zijn situatie: dat hij een aantal jaren doorbrengt aan de universiteit, dat hij daardoor in een zeer geprivilegieerde positie is terecht gekomen, en dat hij daardoor voorbestemd wordt in een geprivilegieerde situatie te blijven. Met andere woorden : zijn maatschappelijke status wordt hem duidelijker dan vroeger het geval was. De studentenbeweging heeft dan ook geopteerd voor werk dat niet langer deze geprivilegieerde situatie als uitgangspunt neemt, maar voor een zeer kritische houding ten aanzien daarvan: de reflexie over het bezigzijn aan de unief heeft een aantal politieke inzichten gereleveerd die slechts moeizaam ingang vinden. Het voornaamste daarbij lijkt ons, dat de studenten tot het inzicht zijn gekomen, dat in deze klassemaatschappij zij het gevaar lopen zonder meer en vrijwel ongemerkt te worden voorbereid op een positie in het legertje mensen dat gevoeglijk als establishment wordt aangeduid: de universitaire opleiding en heel zijn aankleef spelen zich niet af in een vacuüm van wetenschappelijke en academische activiteiten, zij zijn zeer wel onderdeel van het arsenaal middelen dat met name door het bedrijfsleven bijzonder handig gehanteerd wordt, weliswaar in naam van Ontplooiing, Gemeenschap en Ontwikkeling, maar bij nader toezien met slechts één bedoeling: de universiteit wordt het toeleveringsbedrijf van hooggeschoold kaderpersoneel dat in dienst van de directie zijn taak in geweten zal vervullen. De pretentieuze en illusorische stelling, dat de studenten eerst de unief zouden democratiseren, en naar het volk zouden brengen om van daaruit de maatschappij te lijf te gaan, is ondertussen gelukkig verlaten: zij was slechts de logische voortzetting van een denken in termen van academisch isolement en prioriteiten van theoretische en wetenschappelijke benaderingen. Er is begrepen dat de studenten 1. onmiddellijk een actief en praktisch engagement moeten aangaan met de arbeidersbewegingen en 2, dat ze hun wetenschappelijke activiteit in dienst moeten stellen van deze bewegingen.

Grosso modo kan dit gelden als het zeer algemene consensusprogramma dat de jongste jaren de Leuvense studentenbeweging heeft opgeleverd. Het zal duidelijk zijn dat niet elke groep dit als dusdanig aanvaardt: naargelang de specifieke doelstelling van de groep worden accenten verlegd, hetgeen in een zo gecompresseerde redenering als bovenstaande, tot vaak fundamenteel verschillende visies aanleiding kan zijn. Eén ding springt onmiddellijk in het oog: sinds de opkomst van de STUDENTENVAKBEWEGING, nu alweer een goede drie jaren geleden, en de nieuwe dynamiek die de studentenbeweging hierdoor kreeg, is de discussie over het werk van studenten binnen en buiten de universiteit een centrale plaats komen innemen : dit is in eerste orde politiek werk, namelijk dat men de eigen situatie niet klakkeloos als uitgangspunt gaat nemen van actie, maar dat men eerst de fundamentele kenmerken ervan analyseert en ze confronteert met de maatschappelijke realiteit. Hoofdpunt van de discussies binnen de studentenbeweging is sindsdien geworden : moet men werken binnen of buiten de universiteit ? Heelt het zin pogingen te doen de universiteit te veranderen, zowel qua structuur als qua onderwijs, of biedt dit op lange termijn geen valabele politieke resultaten, en moet men alles op alles gooien om de arbeidersbewegingen te steunen ?

De StudentenVakBeweging lijkt ons hier het meest geprononceerde antwoord te hebben : zij ziet de massa­mobilisatie rond Leuven Vlaams (in mei '66 bij gelegenheid van het bisschoppelijk mandement en in januari '68 bij gelegenheid van het expansieplan van Leuven-Frans) als de laatste massastrijd van de Vlaamse burgerij en kleinburgerij: zo gauw de slogan „Leuven Vlaams" door" de studenten vervangen werd in „Bourgeois buiten", zag deze Vlaamse elite haar eigen belangen bedreigd en zij heeft geen enkele verwachting meer van een massamobilisatie, tenzij dan de voor haar weinig hoopvolle vooruitzichten van een aanbrekende ondergang. De SVB-acties in Ford-Genk gingen uit van de idee: „wij moeten leren, van de arbeiders, zij zijn de revolutionaire kracht van de samenleving"; dit bleek achteraf niet te voldoen als taak van de intellectuelen in de arbeidersstrijd; Mijnwerkersmacht (sinds januari '70) gaf een andere inhoud aan deze taak: de intellectuelen moeten de arbeiders helpen in hun strijd: alleen de arbeiders hebben rechtstreeks materieel belang bij fundamentele stru­tuurveranderingen, zij zijn de dragende kracht hiervan. De intellectuelen mo­ten de revolutionaire theorie grondig bestuderen en toepassen, en de fund­mentele voorwaarde hiervan is: de omvorming van de intellectuelen ten dienste van de arbeiders: de theorie kan maar juist ontwikkeld worden wanneer men een direct en praktisch contact heeft met de realiteit en de strijd van de arbeiders.

De StudentenVakBeweging verlaat hiermee resoluut het terrein van binnen-universitair werk: zij wordt een marxistisch-leninistische beweging die in het kader van de arbeidersstrijd haar eerste taak ziet.

Het KATHOLIEK VLAAMS HOOG-STUDENTENVERBOND pleit daarentegen voor een „realistische studentenbeweging" : „rechtvaardigheidszin, liefde voor het eigene, onze eigen creativiteitszin, onze taal, onze cultuur, kortom: de edelste en diepste waarden van ons mens-zijn" worden vooropgesteld als Leitmotiven van het KVHV. „Deze waarden zijn doorheen de tijd steeds de wezensinhoud geweest van de Vlaamse Beweging. Generatie na generatie, meestal geleid door studenten, zijn de bezielende kracht geweest voor de wording van ons volk."

Het KVHV zit in Leuven een beetje moeilijk: toen de Studenten VakBeweging een drietal jaren geleden uit het Verbond wegtrok, had dit een aantal consequenties waarvan nu nog de gevolgen te merken zijn. Op de eerste plaats betekende dit een gevoelig verlies aan mankracht: de bloedarmoede in het Verbond is sindsdien zowat permanent voelbaar geweest. Op de tweede plaats verloor het Verbond zijn monopoliepositie als vrije studentenvereniging, waar het totnogtoe steeds de enige reële spreekbuis van de studenten was geweest; het blijft kortom moeilijk om een eigen concurrentiële positie te vinden als vrije studentenvereniging. Van de huidige generatie KVHV'ers zal een biezondere inspanning gevraagd worden om het Verbond in Leuven opnieuw waar te maken. De democratiseringsbeweging binnen de universitaire structuur is aanleiding geweest tot het verkiezen van een overkoepelend representatief studentenorgaan, dat ten aanzien van de academische overheid de gesprekspartner is. De basis hiervan zijn de kringen, studentenverenigingen per faculteit, en de raden die de specifieke sectoren van sociale politiek, sport en cultuur behartigen. De kringen zitten door dit systeem opgescheept met heel wat administratieve en representatieve rompslomp: hun reële aanwezigheid bij de studenten is hierdoor ernstig in het gedrang gekomen. De raden bestaan uit mensen die binnen de universiteit nog wel kansen zien tot verandering, tenminste indien men dit zo stelt dat de universiteit en de analyse van de studentensituatie daarin uitgangspunt is van de discussies en een reële band wordt gezocht met de maatschappelijke realiteit. Het verst gevorderd in deze werking is zeker de SOCIALE SECTOR, wiens werking aanleiding was tot het uitbouwen van een hele reeks Studentenvoorzieningen (gaande van gezondheidszorg over voeding naar huisvesting enzovoort), die op dit ogenblik voorwerp van grondige discussies zijn. Inderdaad, uitgaande van de maatschappelijke realiteit kan men tot de vaststelling komen dat deze studentenvoorzieningen de geprivilegieerde positie van de student nog komen versterken, waardoor zij een sterk corporatistisch tintje zouden hebben : andere groepen in de maatschappij blijken vaak meer achtergesteld te zijn en over minder of minder degelijke voorzieningen te kunnen beschikken: de sociale politiek kan niet beperkt blijven tot het enge universitaire milieu, maar moet geconfronteerd worden met de maatschappelijke situatie. Binnen de faculteiten hebben we de laatste jaren zogenaamde FACULTAIRE WERKGROEPEN zien ontstaan: de meeste van hen concentreren zich op de opleiding en de vorming, het onderwijs. Zij onderzoeken welke visie ten grondslag ligt aan de huidige organisatie daarvan en formuleren een kritiek hierop, opnieuw uitgaande van een analyse van de maatschappij: de bevinding is namelijk meestal, dat het huidig onderwijs ten dienste staat van het establishment, en met name van de grote bedrijven die voor de hoogtechnologische produktie een beroep moeten kunnen doen op welgetraind kaderpersoneel : specialisten die niet te veel neuzen in andere dingen dan hun vakgebied, de onderhands bekende vakidioten.

Daarnaast trachten deze werkgroepen een alternatief te formuleren voor de latere beroepsactiviteit: het is een trieste ervaring voor de meeste ex-studenten als zij in hun beroepskring terecht komen en gedwongen worden tot onzinnig routinewerk. Een werkgroep van afgestudeerden is in navolging van de Nederlandse Bond voor Wetenschappelijke Arbeiders ook actief.

De Leuvense studentenpers is tot voor een aantal jaren een vrij  stabiel ele ment van de beweging geweest . Het KVHV beschikte over het eigen blad „ONS LEVEN" dat nu zijn 83e jaar gang ingaat; de faculteitskringen gave: „Rerum" uit dat bedoeld was nieuw uit de faculteiten  te  verspreiden. De StudentenVakBeweging beschikte over „13  mei"  dat  voor de  militanten de nodige informatie moest bevatten; en de onafhankelijke groep „Universitas gaf het gelijknamige blad uit dat eerder algemene beschouwingen  en achtergrondinformatie leverde. Hierin is dit jaar grondige verandering gekomen. Bij het Verbond verandert niets: „Ons! Leven"   blijft het eigen verenigingsblad, „Rerum" zal wellicht worden gereduceerd tot een soort activiteitenstencil. „13 mei" wordt vervangen door interne documenten, terwijl de beweging middels cahiers en brochures naar buiten zal treden, „Universitas" hield vorig jaar op te verschijnen na een conflict tussen de (studenten) -redactie en de (professoren)Raad van Beheer. „OMTREND" zal dit jaar de functie nemen van Leuvens studentenblad : rond de specifieke eigen redactie werken een aantal subredacties en werkgroepen  die voeling houden met wat er in Leuven gebeurt.

De DERDE-WERELDBEWEGING bestudeert speciaal de problematiek van de onderontwikkeling: zij zien geen heil in liefdadigheids- en goed­bedoelde technische hulpacties. De problematiek van de ontwikkelingslanden is onmiddellijk verbonden met de economische organisatie van de rijke landen: dit betekent meteen, dat voor een gedegen oplossing een verandering in de kapitalistische produktiestructuur en kapitaalaccumulatie van doen is, en dat de oplossing begint bij het werk in eigen land, met name binnen het eigen bedrijfsleven.

In globo is hiermee een overzicht gegeven van de Leuvense studentenbeweging; het zal de lezer duidelijk zijn dat dit niet limitatief kon gebeuren: een flexibel milieu als dit der studenten zorgt dagelijks voor verrassingen, Eén ding is echter manifest duidelijk: studenten volstaan niet meer met clublint en codex; het maatschappelijk engagement is uitgangspunt van elke actie geworden en naar onze mening is dit een positieve evolutie : het wordt hoog tijd dat de studenten hun eigen privilegies ter discussie stellen en dat ze contact zoeken met deze mensen die mee opdraaien voor het onderwijs.

Leo Neels