Hasseltse portretten, interviews door
Michel Ilsen, Etienne Joris, Armand Schreurs,
Carlo Smeets, Jean Vrijsen, Uitgeverij Boek Zonhoven, 1989

Colofon

Gezet in Bookman 10 Omslag en portrettekeningen : G. Daemen. Foto's : portretten : R. Dalemans,  uit de archieven van R. Vanstreels, R. Nulens en de geïntervlewden

ISBN 90-5232-018-7 D/1989/5319/13 - NUGI 480 -
© Uitgeverij BOEK-Zonhoven 1989

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Uitgeverij BOEK - Berkenenstraat 7 - 3520 Zonhoven - 011/81.68.01

*
*   *

Inhoud

De onvoltooid overleden tijd, Jos Gysen 5
Camile Buvens 9
Jef Smeets 15
Jos Sampermans 25
Paule Nolens 35
Louis Smeets 45
Gérard Dries 55
Martin Lahon 65
Alfonsine Holtappels 75
René Vanstreels 85
Paul Lecocq 97
Roza Vervoort 105
Henri Nolens 115
Jèn Vanwingh 125
Benedictus Paesmans 131
Louis Maris 139
Jacques Smeets 149
Fernande Deplee 159

...

Een leven in dienst van de kansarmen

Professor Benedictus Paesmans, een begrip in Hasselt, maar ook ver daarbuiten. Hij bracht immers als leraar in het Sint-Jozefscollege duizenden jongeren de geheimen van de natuurkunde bij. Maar daarnaast was hij ook een van de pioniers in de armen- en verslaafdenzorg in Limburg, in Vlaanderen. Via Caritas opende hij de ogen van jonge mensen voor de armoede, de ellende van de minstbedeelden. Daarom ook richtte hij Broederhulp op en na de oorlog het Marialegioen.

Maar boven alles zal zijn naam verbonden blijven met de AA-beweging in Limburg. Zijn strijd tegen het alcoholisme liep uit op ontelbare initiatieven en realisaties, waarvan nu nog vele getuigen achterblijven : het Volkstehuis, het Consultatiebureau voor Alcoholisme, de Limburgse School voorJ eugd- en Volksmuziek, enz..

Kortom, een groot man, die - in het spoor van zijn heeroom - zijn hart verpandde aan de jeugd en de kansarmen.

Hierboven vindt de lezer wellicht Benedictus Paesmans laatste foto en laatste uitvoerige gesprek. De professor overleed enkele dagen na dit interview op 1 februari 1989. Een postume hommage aan een grote persoonlijkheid, een symbool van onbaatzuchtig dienstbetoon.

Laten wij beginnen bij het begin.

Ik ben geboren op 21 september 1900 in het dorpje Kozen, tussen Hasselt en Sint-Truiden. Mijn ouders waren boeren in de goede zin van het woord : zij hadden veel liefde voor hun vak. Ik had nog 3 broers en 4 zusters.

Mijn lagere school liep ik in Kozen, maar dat was een echte heksenketel. Onze leraar werd immers ziek, tering, en wij kregen voortdurend vervangers, meestal leraressen, want leraars waren er toen heel weinig. Het liep echter zo uit de hand dat mijn heeroom Senden, toen hoofdinspecteur, mij naar het Klein Seminarie in Sint-Truiden haalde. Alles was daar in het Frans, een verschrikkelijke tijd.

En toen kwam de Eerste Wereldoorlog.

Ik wilde eigenlijk naar de Landbouwschool in Waremme gaan, maar door de oorlog heb ik eerst een tijdje thuis op de boerderij gewerkt. Dan ben ik toch naar Waremme getrokken, heb er een jaar Grieks-Latijnse en dan 2 jaar landbouw gevolgd. Toen ik uiteindelijk het ware landbouwleven inkon, kwam er plots van binnenuit een stem die zei: "Ik wil priester worden." Omdat ik zoveel achterstand in Latijn en Grieks had, moest ik echter tijdens de vakantie extra lessen volgen bij mijnheer Boes van Alken, de broer van de directeur van de brouwerij. Het volgende schooljaar heb ik mijn humaniora afgemaakt, en nadien filosofie en theologie gestudeerd.

 


Het ouderlijk huis in Kozen met spelende nichtjes onder het goedkeurend oog van moeder Paesmans (in het zwart)


Zo werd vroeger boter gemaakt


Plechtige foto van professor Paesmans, 35 jaar

Ik werd priester gewijd in Leuven. Daarna ben ik eerst in Bilzen en nadien, in 1928, in het College van Hasselt terechtgekomen. Ik moest er wetenschappen geven, maar ook andere vakken stonden op mijn programma. Ik had toen goed gevulde groepen; zo heb ik ooit tegelijkertijd aan 4 klassen, 92 leerlingen in totaal, lesgegeven, beroepsklassen met de Latijnse door mekaar. Wetenschappen' was immers maar een bijvak; ge moest er uwe plan maar trekken. In het College hadden we toen 2 richtingen : het Beroeps - de meesten stopten na het 4de jaar, sommigen gingen ingenieur studeren - en de Latijnse -voor begaafde leerlingen of kinderen van rijke ouders.


Als de professoren van het College 'op stap gingen',
zetten ze de feestmuts op.


De toneelzaal van het College. De zaal zat vol
voor de hulde van directeur Michiels. Ook
monseigneur Grauls was aanwezig.

Daar bent u ook de Caritas-gedachte gaan uitbouwen ?

Ja, er heerste in die tijd nogal wat armoede en ook de drank was een probleem. Ten tweede hadt ge in Hasselt wel al 3 buitenschoolse organisaties (Chiro, Scouts en K.S.A.),waar vooral kinderen uit gegoede families aan de bak kwamen. Ik keek dus uit naar iets voor de gewone kinderen en zo ben ik met Caritas begonnen. Maar eigenlijk lag het allemaal veel dieper. Caritas ontstond in 1917, gesticht door een groep jongeren in Antwerpen. Zij wilden vrijwillig stoppen met drinken. Die beweging kende heel wat succes en toen ik in het College van Hasselt aankwam, waren er al enkele Caritas-sers actief.

Ik kreeg de leiding over hen toevertrouwd, maar intussen was Caritas ook veel ruimer geworden. Veel enthousiaste studenten predikten toen immers 'niet drinken én niet roken'; en ook daarbuiten wilde men mensen met moeilijkheden helpen, gevangenen bezoeken, onthechten, zich inzetten, enz.

Dat maakte dat heel de sociale actie van Caritas binnen de kortste keren op veel sympathie van de mensen kon rekenen.

Was uw heeroom Senden ook hier niet het lichtende voorbeeld ?

Inderdaad. In het begin van deze eeuw was het alcoholisme een echte plaag. Typerend was het voorbeeld van Membruggen, waar de verslaving aan jenever tot veel armoede, vechtpartijen, enz. leidde. 'Kermissoep' bijvoorbeeld was gekookte jenever! Heeroom heeft toen ingegrepen.


Heeroom Senden. Heel de beweging van de
AA-groepen en het Volkstehuis is voortgevloeid
uit zijn actie met de Waterhond in Membruggen.

Hij heeft er een hoop mensen verzameld, die van de drank wilden afgeraken. Ze richtten een Waterhond op en kwamen regelmatig samen in een eigen lokaal. De drijvende kracht was Tibbes, een door en door verslaafde die zich bekeerd had.

Dat model van Membruggen hebben wij later min of meer in Hasselt gekopieerd. Het vertrekpunt lag wel bij de jongens van het College, die zich voor de anderen wilden inzetten en zelf het drinken en roken afzwoeren.

Wat deed u met uw Caritas-jongens ?

Wij vergaderden om de 14 dagen om te zien wat we konden doen. Ook maakten we regelmatig uitstappen per fiets, tot in Nederland en Duitsland toe. Verder organiseerden wij elk jaar de Zomerdagen om geld in het laatje te krijgen. Jongeren uit heel Vlaanderen kwamen er naartoe om er 5 dagen lang te praten, te bidden en te spelen. Wij waren een van de eerste organisaties die de formule van bespreking in kleine groepjes toepasten. Verder probeerden wij zaken uit, die later ook door heel wat andere verenigingen overgenomen werden. Zo zijn we begonnen met vendelzwaaien, met volksdansen, met liedjes zingen, met blokfluit en banjo spelen, met trommelen, enz. Ons succes was zo groot dat wij tijdens de Tweede Wereldoorlog in Heverlee de kans kregen om een demonstratie te geven van onze ontspanningsmogelijkheden voor alle groepen, die binnen de grote Katholieke Actie bestonden. En de respons was enorm.

Wat gebeurde er met Caritas-jongeren die afstudeerden ?

Zij werden Groot-Caritassers, zowel mannen als vrouwen, en engageerden zich om iets concreets te doen. Zo zijn er heel wat sociale initiatieven gegroeid en zorgden de Groot-Caritassers meestal voor het nodige geld. De Vlaamse kermis, die elk jaar georganiseerd werd, was daarvan een voorbeeld.


Als er iets te vieren viel, werden
de vlaaien met de kar aangevoerd.

Verder zetten wij Broederhulp op, een actie waarbij met 25 stootkarren kleren, eetwaren en centen opgehaald werden en nadien verdeeld onder de mensen die het nodig hadden. Wij gingen daarvoor aan huis, zodat we ter plaatse konden zien welke problemen er waren, waar de oorzaken van de armoede lagen, enz.. De C.O.O. was toendertijd nog maar een mager beestje.

Uit die bezoeken leerden wij dat dé grote boosdoener de drank was. Daarom zijn we ons daar speciaal op gaan toeleggen en zijn we herhaaldelijk naar Membruggen getrokken om te zien hoe mijnheeroom daar de zaken aangepakt had. Verder staken we ons licht op bij deskundigen, o.a. professor Vloeybergs uit Helmond.


De Caritas-groep uit Hasselt trok vaak op fietstocht
, hier o.lv. onderwijzer Cuppens uit Kuringen


Een taxi moest de geklede dames naar hun bestemminq


Een optocht op de Kuringersteenweg,
een weg met aan weerszijden brede stoepen

Hij vertelde ons dat alcoholisme een ziekte was en dat alleen geheelonthouding de verslaafde kon genezen, liefst met steun van lotgenoten en in een eigen alcoholvrij lokaal.

In 1932 werd u door kardinaal Van Roey aangesteld tot nationaal proost van Caritas en Groot-Caritas. Toen begon u ook de actie in Hasselt concreet uit te bouwen. Als bij toeval botste u daarbij op een man, Jelle, zoals uw heeroom eerder in Membruggen op Tibbes gevallen was.

Jelle was inderdaad een zegen Gods. Hij was coiffeur en werd plots geheelonthouder. Ik had daarvan gehoord en bracht hem binnen bij de Groot-Caritassers. Hij zei niet veel, maar tijdens de vergaderingen vroeg hij altijd de handen uit de mouwen te steken. De organisatie van Broederhulp was het eerste resultaat : goederen werden opgehaald, gestockeerd, gesorteerd en gerepareerd in de Ludovicuszaal van de minderbroeders. Maar vooral nodigde hij alcoholisten 's zondags bij hem thuis uit om te praten, om te biljarten of te kaarten, en dat terwijl zijn vrouw Maaike voor de koffie zorgde. Het was dus een soort AA-bond, waar meer en meer volk naar toe kwam. Het werd bij hem dan ook spoedig te klein en vanaf'36 werd de oude 'Campina'-danszaal in de Badderijstraat gehuurd. Daar werd gezongen, gedanst, toneelgespeeld, gekookt, enz..

Het succes hield aan en de groep ex-alcoholisten werd altijd maar groter. Waren dat vooral arme mensen of deden de rijkeren ook mee ?

De mensen die letters gegeten hadden, waren meestal te fier om naast het gewone volk te zitten. Daarom hadden we een soort geheim genootschap opgericht, dat we de 'BB' noemden, de 'Beschaafde Boemelaars'. Het waren rijke verslaafden, die we dan lieten benaderen door andere rijke mensen, die niet verslaafd waren.

Voor de vrouwen hebben we later iets gelijkaardigs gedaan; de vrouwenemancipatie stond nog niet zover. Het was de VRAAL', de Vrouwelijke AA-Llmburg', waarbij vrouwen maandelijks in het geheim samenkwamen.

Zo leverden dus heel wat welstellende burgers stiekem een bijdrage in onze Caritas-beweging.

De Tweede Wereldoorlog heeft wel diepe sporen getrokken ?

Het was plezant bij Jelle en in de 'Campina'-zaal, zelfs tijdens de oorlog. De bijeenkomsten hadden een familiaal karakter. Er werd voor koffie gezorgd, een bakker bracht zomaar koeken mee; er werd niet gevraagd hoeveel dat kostte of wie voor stook-hout moest zorgen.

Daarnaast was er ook een gelovige geest: er werd gebeden, er was op elke bijeenkomst het zedelijk praatje van de professor en daarna las iemand nog een stuk voor uit de bijbel.

Maar op het einde van de oorlog vernielde een kettingbom het dak van de 'Campina'-zaal. De schade was enorm. Enkele Groot-Caritassers vatten toen het plan op alles af te breken en er een nieuw home, een nieuwe thuis op te trekken. Wij begonnen dus weer te bedelen, want het zou geld gaan kosten. Zo herinner ik mij dat ik naar de brikkenbakkers trok in de streek van Boom en Turnhout. Op beide plaatsen wist ik een schip stenen los te peuteren, 250.000 brikken, die per boot tot aan de Kanaalkom gebracht werden. Daar laadden onze jonge gasten de stenen 2 per 2 uit, met hun blote handen, en transporteerden ze naar de Badderij straat, waar ze opgestapeld werden.

Maar dan werden de plannen gewijzigd.

Ja, net voor we wilden beginnen bouwen, vernamen we dat de Boerenbond de gebouwen aan de Kanaalkom van de hand ging doen. Voor ons was dat de ideale oplossing en ik trok dus naar Leuven, gebracht door iemand die beloofd had 2.000 kilometer taxi te doen om voor Caritas te bedelen.


Het Volkstehuis aan de Kanaalkom,
geleidelijk verbouwd tot een echt home

De kostprijs voor heel het pand, dat aardig onderkomenwas, bedroeg 3,3 miljoen. En wij hadden praktisch niets ! Toch hebben wij het uiteindelijk onder bepaalde voorwaarden kunnen kopen. Wij zijn dan onmiddellijk begonnen met allerlei opknapwerk. Eerst moesten alle stenen weer terug van de Badderijstraat naar de Kanaalkom gebracht worden. Verder bouwden we er kamertjes voor thuislozen, er kwam een ontspanningszaal, enz.. We gaven er de naam "Volkstehuis* aan, een tehuis waar iedereen bereid was en is mekaar te helpen.

Het Volkstehuis kreeg stilaan een stevige reputatie in de stad.

Inderdaad. De mensen zeiden vaak: "Als ge zorgen hebt, ga dan maar naar het Volkstehuis, daar zullen ze u wel helpen." En dat is zo gebleven tot op de dag van vandaag. Sommigen vragen mij of het Volkstehuis nog wel nodig is. Ik antwoord dan altijd dat er regelmatig 40 a 45 pensiongasten verblijven en dat zegt genoeg.

Toch is het na de oorlog niet altijd even gemakkelijk geweest.

Nee, dikwijls moesten we hard knokken om voldoende geld bij mekaar te krijgen om de zaak draaiende te houden.

Onze reizen in de jaren '50 en '60 naar Ierland hebben ons wel gesterkt. Daar ontmoetten wij Frank Duff, de stichter en bezieler van het Marialegioen. Dat had als doelstelling de afgedwaalden te bekeren met de hulp van O.-L.-Vrouw. Eenmaal


Veel steun kreeg professor Paesmans van Frank
Duff (rechts), een buitengewoon man die in
Ierland het alcoholisme bestreed met het
Marialegioen. Links boven staat Juul Christiaens.

terug in Limburg hebben wij hier ook een Marialegioen opgericht. Leden ervan gingen op zoek naar verslaafden, die dan doorverwezen werden naar een groep geheelonthouders of, als het erger was, naar gespecialiseerde instellingen of ziekenhuizen. Zo ontstonden in de provincie geleidelijk overal echte AA-bonden, doordrongen met de Caritas-geest.

Ongeveer in dezelfde periode - iets later - kregen wij ook enorm veel steun van oud-burgemeester Meyers van Hasselt, toen Minister van Volksgezondheid. Hij heeft ervoor gezorgd dat wij, via een of andere truc, toch aanspraak konden maken op bepaalde subsidies en die waren meer dan welkom.

De aanpak veranderde toen ook drastisch.

We merkten duidelijk dat onze strijd tegen het groeiend alcoholisme moeilijker en moeilijker werd. Uit een onderzoek in 75 Limburgse gemeenten was immers gebleken dat er in de provincie 5.000 alcoholisten waren. Een meer wetenschappelijk onderbouwde aanpak drong zich dus op. Daarom werden vakmensen aangetrokken : psychiaters, psychologen, maatschappelijk werkers... In '58 werd het Consultatiebureau voor Alcoholisme in Limburg opgericht, later omgevormd tot het huidige C.A.D. (Centrum voor Alcohol- en Drugproblemen). Want naast alcohol zijn vooral de drugs de laatste jaren als vorm van verslaving fel opgekomen. En ook die kwaal willen we aanpakken.

U lijkt een tevreden man.

Dat ben ik ook. Ik ben fier dat de vele nieuwe mensen, die nu met ons samenwerken, nog altijd doordrongen zijn van de oude Caritas-geest. Ik ben fier dat goedheid nog altijd de grootste troef is van het Volkstehuis. Want is het niet merkwaardig : er verblijven daar heel wat verslaafden, mensen met problemen, en toch wordt er zelden of nooit gevochten. De uitstraling van goedheid is er voelbaar. De mensen komen graag bij ons, al weten ze dat ze er geen bier krijgen. Maar de genegenheid die wij hen geven, vinden ze nergens anders. Als ik zo terugblik op mijn leven, ben ik vooral dankbaar. Ik ben altijd druk bezig geweest, ik heb nooit stilgezeten, ook niet na mijn oppensioenstelling in '66 als professor in het College. Ik heb altijd veel hulp gehad van anderen en daarvoor ben ik dankbaar. Ik weet: mijn werk gaat verder, het is in goede handen...

Interview J.V.