Zondagsblad -  /02/1970 - Rikkie Van Cauwelaert.

Interview met Julien Schoenaerts te Waterschei

"Ik weiger een rinocerus te worden"

Als ge weigert een rinoceros te worden, zeggen ze dat
ge 'n gedopeerde zij! Ja, ik dopeer mij! Aan het leven.

In de eerste avondschemering zitten rond een herbergtafel enkele mannen van het stakingscomité. Ze kijken en luisteren gespannen naar een transistor die midden op de tafel staat. De nieuwslezer herhaalt voor de zoveelste maal het regeringscommuniqué : « ...het programmatieakkoord kan niet in betwisting worden gesteld ». « Zoudt g'er non-de-dju geen bom in smijten ? !» knort één van de mannen tussen zijn tanden. Het transistoortje wordt afgesteld. De mannen gaan machteloos hun plaats terug innemen verder in de gelagzaal, naast de journalisten, t.v.-reporters en andere persfotografen, die in « Het Lindenhof » komen wachten en zich doodvervelen,

Plots gaat de deur open. «... de Julien ! »

Het is Julien Schoenaerts, de bekende toneelspeler, Op de voet gevolgd door zijn vriend, de filosoof, straatmuzikant en dwarsfluitspeler Cochius Sigurd. Julien Schoenaerts zelf houdt zijn klarinet in de hand. Ze komen beiden van de mijn van Beringen. Orpheus is zowaar in de Kempen neergedaald. Of zijn het Don Quischotte en Sancho Panza ?... Julien zal geen van beiden verloochenen.

«Jongens, roept Julien van in de deur, weest verheugd want de overwinning is nabij. Jullie hadden de gezichten moeten zien te Beringen, van de mijnwerkers en van de gendarmen, toen we onze klarinet en piccolo bovenhaalden. Het was of alle woede ineens uit hun ziel verdwenen was. De regering gaat op de fles. jongens, want die wil incidenten en ze krijgen ze niet van ons ! »...

Julien gaat tot bij de mannen van het comité zijn belevenissen vertellen. Daarna strijkt hij met zijn oude vriend   naast ons neer op de bank. Ze zitten samen te filosoferen, en onderbreken af en toe het verheven gesprek, samen een speels deuntje fijferend.

Die enige kans om Orpheus in hoogsteigen persoon te interviewen mag ik niet missen.

Julien Schoenaerts met zijn onafscheidelijke vriend,  de  dwarsfluitspeler.

« Julien mag ik u wat vragen ?... Ik ben reporter, ziet u... ».

«Ja, op één voorwaarde, dat wij niet. gaan "kullen" over dat incident in de K.N.S. te Antwerpen. Ik wil desnoods over mijn eigen stommiteiten praten, niet over die van anderen ».

« Goed, dan zwijgen we daar over. Maar, zeg eens Juiien, wat, komt u hier doen ? Hoe zijt u hier tussen de stakers beland ? »

Waar moet het heen ?

«Dat zit 'm zo. Vorige maandag, na de bewuste feiten in de KN.S., sloeg ik de kranten open. Ik was verbolgen. Ik dacht, nu schrijf ik een brief met recht van antwoord aan de televisie. Ik grijp in afwachting de telefoon en vraag op de B.R.T. naar Bert Janssen. Ik kreeg niemand te pakken. Dan, zo dacht ik, naar MIJN minister bellen. Frans Van Mechelen, minister van Cultuur, dat is toch mijn minister, of niet ? (Wij knikken instemmend). De minister was er niet. De kabinetschef ook niet. De adjunct-kabi­netschef evenmin.

Ik zeg : nu bel ik de premier zelf op. Ik probeer. Hetzelfde scenario. De premier was er niet. De kabinetschef was er niet, de adjunct-kabinefschef was er niet, enz... Nu stel ik u de vraag : waar moet dat heen met dit land, waar niemand, enfin ik bedoel geen enkel minister,  thuis is terwijl in Limburg   geschiedenis wordt ge­maakt ? (Wij knikken bezorgd).

Tenslotte kreeg ik een inval : ik belde de gouverneur van Limburg op. Ik ben Limburger moet u weten. De h. Roppe was thuis. Ik zei aan de gouverneur dat het zo niet verder kon gaan en dat ik naar Limburg kwam. De gouverneur schrok ervan. «Julien, doe dat alstublieft niet ! » smeekte hij. Het was echter beslist.

Ik ben gekomen. Ziedaar... »

In de mijnstreek klampte pacifist Schoenaerts zowel de gendarmes als de stakers aan.

« Hoe wordt u door de mijnwerkers onthaald ? Aanvaarden ze u ».

« En of ! Ik breng hun de pacifistische boodschap. Ik zeg hun dat de rijkswachter, die daar voor hen staat, ook een mens is, in vele gevallen een goed mens zelfs. Dat die rijkswachter ook de zoon van een moeder is, of een echtgenoot, of een huisvader, die net als zij blij kan zijn om de lach van een kind en mistroostig om een grijze mistige morgen. En dat die rijkswachter, verdomme, ook nog slecht betaald wordt voor het vuile werk dat hij moet doen. Ik zeg tot de mijnwerkers dat geen enkel van die Brusselse heren ook maar één druppel van hun bloed waard is en dat zelfs de 15 % niet waard zijn dat men er moeders of vrouwen of kinderen voor in de rotzooi stort ».

«En   hoe  reageren  uw  toehoorders daarop ? »

«Die kerels, de rijkswachters zowel als de mijnwerkers, denken na en zeggen «die gek heeft gelijk ook » en ze roepen : « Julien, speel ons nog een liedje », en wij spelen en ze dansen om zich te verwarmen. Kijk, het wordt dan weer een spel, een plezierig spel in plaats van een treurspel. Jongen, onthoud dit van mij : alles is een spel, soms prettig, dan weer droevig. Nu weet ik wel dat die jongeren hier om « actie » vragen. Ik begrijp die «sturm und drang» die in hen kookt. Maar dat ze dit toch van mij aannemen : ik ken de geschiedenis van het leven al zoveel langer en zoveel beter dan zij. »

En plots wordt Julien zelf dramatisch : « En als er dan toch een slachtoffer moet vallen, dan wil ik dat zijn. Ik, ik... ».

Vredesapostelen

Het is donderdag, 5 februari, te vijf uur in de morgen. Het is nog pikdonker. We staan voor de ingang van de André-Dumontmijn te Waterschei. Julien Schoenaerts, Sigurd de fluitspeler en Claude, een Zwitserse vriend van Julien die op de gitaar en de mondharmonika thuis is, waren er al een kwartier vóór ons, samen met een stuk of vijfentwintig mijnwerkers. Het stakingspiket.

Kwart na vijf komt de eerste bus aan. Een man van het piket stapt naar voor en wenkt de busconducteur te stoppen. De staker stapt in de bus. kijkt even rond of er niemand in zit. De bus is leeg.

Een paar rijkswachters nader de stakers. Een tiental rijkswachters volgen op enkele meter afstand. Zij gebieden de mannen van het piket nogal ruw op de stoep te blijven en geen bussen meer tegen te houden. De mannen van het stakingspiket worden kwaad en dreigen naar andere middelen te grijpen... De gendarmen stellen zich even dreigend op vóór de stakers. Het wordt beslist gevaarlijk. Maar, juist op dat moment beginnen Julien en Sigurd op hun klarinet en hun  piccolo te spelen '....

De strakke gezichten ontspannen zich... De stakers glimlachen en luisteren... De gendarmen staren verbluft, gaan wat verder onder elkaar staan fezelen.

Geen sprietje cultuur

Het wordt intussen zes uur. Er komen geen bussen meer aan. De mannen van het piket keren naar huis terug. Even later zitten we met Julien en Sigurd rond de warme koffie en de ontbijttafel in « Het Lindenhof » te Zwartberg.

Wij wachten. Julien Schoenaerts is iemand die je niet mag forceren. Na een paar teugen warme koffie, komt hij vanzelf los over het toneel in Vlaanderen.

«Kan ik er soms aan doen dat er in heel Vlaanderen geen sprietje cultuur meer te bekennen valt ?... dat alle schouwburgdire­teurs... individuen, zijn (het hoedanigheidswoord dat Julien gebruikte kan ik hier welvoeglijkheidshalve niet herhalen) ? Dat zij nog nooit een snuifje poëzie in hun theater geduld hebben omdat ze enkel en alleen aan geld denken en daarom zelfs hun artiesten slecht betalen ? Is dat mijn schuld ?... »

Over het ministerie van Cultuur is Julien niet te spreken. «Een bende incompetente kerels, zegt hij. Weet u tot wanneer ik op mijn toelage voor mijn «RING-THEATER» moet wachten ? Tot 1972, mijnheer, terwijl ik al start in september e.k. ! Foei... ».

Het is Julien aan te zien dat hij die sombere gedachten zo snel mogelijk uit zijn hoofd wil zetten.

« Julien, u hadt het daar straks over uw «Ringtheater». Wordt dat iets nieuws, iets persoonlijks ? »

«Man toch, Iets totaal nieuw... Shocking-theater wordt het, Improvisatie ! >

«Iets als "The Living Thea­ter"?...»

«Ach neen. Al die rommel zoals «Hair» en «The Living Theater » !... Ze denken dat ze met een marihuana-stick en een paar geile blote bipsen het kleine burgermannetje kunnen in de luren leggen. En ze slagen er dan verdomme ook nog in ! Neen, bij ons krijgt u echte improvisatie te zien, gebaseerd op de grote klassieke thema's van Shakespeare, Molière», Pinter, Petrus Van Diest (dichter van Elckerlick) en al de andere groten. Men kan zomaar niet al de oude normen over boord gooien. Er is niets nieuws onder de zon, jonge vriend ».

De telefoon rinkelt... « Julien ! » roept de baas.

Na een tijdje komt Julien terug en wrijft zich de handen. «Jongens, het zit goed. We hebben dinsdag een voorstelling in Bokrijk. Er zijn 250 plaatsen. Tegen 250 fr. elk dat maakt meer dan 60.000 ff. voor onze mijnwerkers ! »

Geen rinoceros worden

Nu waag ik de grote sprong...

Ik ben een kind van de streek. Ik voelde dat ik deze historische
ogenblikken niet zonder mij kon laten voorbijgaan !

«Julien, sommige journalisten fluisteren dat u ofwel gedrogeerd ofwel overspannen zijt. Of dat het u om de publiciteit te doen is... »

«Ik weet dat wel, zegt Julien droevig, Het is zoals die journalist van de zgn. « meest culturele krant van Vlaanderen» die schreef: «Voor mij zit een duidelijk overspannen Julien Schoenaerts»... Ik zei hem: «Hoe kunt gij zoiets schrijven ? Hebt u een medisch rapport over mij soms ? Ge zijt corrupt met de corrupten, beste man». Dat heb ik hem gezegd... Ik weet overigens dat het aan alle T.V.-journalisten verboden is ook maar één woord over mij te zeggen. Het gaat nu eenmaal zo in dit land. Het is een land van rinocerossen en van zodra men zelf weigert van rinoceros te worden, scheldt men u uit voor labiele of gedopeerde. Ik dopeer mij natuurlijk, zoals mijn vader die er zesentachtig jaar mee geworden is. In onze familie dopeert men zich, niet aan hasjiesj of opium, maar aan het LEVEN ! Wat die publiciteit betreft, moogt u weten dat ik om naar de mijnstreek te komen, om bij de arbeiders te zijn, een contract van vijftigduizend frank heb laten vallen en tal van andere mogelijkheden.

Ik ben naar mijn geboortestreek teruggekomen omdat ik voelde dat zich hier een brok geschiedenis afspeelt, geschiedenis die veel belangrijker is dan gelijk welke toneelvoorstelling ook ! Ik dacht: iemand moet een tweede Zwartberg voorkomen. Daar is het mij om te doen. Dat klinkt misschien zoals de passie uit het Evangelie, maar het is, ook zo : dit is de passie van gans het Limburgse volk»...

Iets na het middaguur hebben wij Julien Schoenaerts en Sigurd verlaten. Is Julien ietwat getikt ? Zijn we allemaal niet een beetje getikt ? Zeker is dat die man barst van talent, van fantasie en van menselijke goedheid. Wij hebben met weemoed van hem en zijn vriend afscheid genomen. Tot overmaat van ramp, viel er, toen we «Het Lindenhof» verlieten, een vuile druilerige regen over de Limburgse mijnen. Maar, de mijnwerkers moeten niet wanhopen, Orpheus en zijn vriend bleven bij hen.

Rikkie Van Cauwelaert.