Inleiding

 

Deze verhandeling vindt haar vertrekpunt in de tweede helft van de jaren ’60 toen in het westen een nieuwe protestgolf de kop op stak, gedragen door een generatie van jongeren die in ‘de gouden tijd’ waren opgevoed. Het protest van die jongeren werd gevoed door een herontdekking van een aantal linkse theorieën (waaronder de jonge Marx) en vertoonde verschillende gezichten: de bestaande cultuur, de archaïsche autoritaire structuren (van de Kerk of het gezin) en de onderdrukking van de Derde Wereld werden onder de loep genomen. De bestaande samenleving moest de plaats ruimen voor een nieuwe maatschappij, waarvan blauwdrukken werden gemaakt. Het linkse gedachtegoed dat zich in deze periode ontwikkelde, kende verschillende gradaties.

Ook in de Belgische en vooral in de Leuvense studentenbeweging voelde men de nieuwe wind waaien. Vanaf 1966 laaide in Leuven het protest tegen de bestaande klerikale en Franstalige universiteit hoog op. Leuven moest Vlaams worden, dat werd duidelijk in januari ’68. Maar anderzijds toonden de protesten in het voorjaar van ’68 dat de studenten stilaan een meer globale kritiek op de bestaande autoritaire maatschappij begonnen te ontwikkelen, die veel verder ging dan een taalkwestie. De oude maatschappij moest, niet via overleg maar door de directe actie, verdwijnen en plaats maken voor een democratische, een vrije en authentieke samenleving. Om dit doel te verwezenlijken gebruikten de studenten, die zich ondertussen hadden verenigd in een vakbeweging, de nieuw ontdekte marxistisch-leninistische ideeën (van linkse denkers als Marx, Lenin en Mao). Deze ontwikkeling had tot gevolg dat de aandacht van de studenten zich verplaatste naar de buitenuniversitaire wereld, meer bepaald naar de arbeiders en de Derde Wereld. Een aantal studenten bleek zeer vatbaar voor het linkse gedachtegoed en zocht contact met de arbeiders. Uit die overtuigingen zou een politieke organisatie groeien onder de naam Alle Macht Aan De Arbeiders, kortweg Amada.

Het verhaal van Amada begon in de Limburgse mijnstaking van 1970. Hier vormden een aantal studenten die sterk beïnvloed waren door het marxistisch-leninistische gedachtegoed samen met een aantal mijnwerkers Mijnwerkersmacht. Deze macht zou de springplank vormen voor het ontstaan van Amada, als een koepel van ontwikkelde fabriekskernen van strijdende arbeiders en intellectuelen. Die kernen groeiden geleidelijk naar elkaar toe tot een partij in opbouw (onder de naam Amada), die in haar aanvangsfase vooral op zoek was naar een gepaste organisatorische structuur. Na een aanzet in  de dokstaking in 1973, groeide Amada, met vallen en opstaan, ideologisch en organisatorisch uit tot een partij die (steunend op de ideeën van Marx, Lenin en Mao) meedeed aan verschillende verkiezingen en zich manifesteerde tegenover concurrerende organisaties. In 1979 werd Amada herdoopt tot de Partij van de Arbeid (PvdA) en begon ze een tweede leven.

In deze verhandeling is het de bedoeling een onderzoek te doen naar de maoïstische beweging Alle Macht Aan De Arbeiders in de periode 1970 tot 1979. In de studie hanteren we een combinatie van twee invalshoeken.

Enerzijds doen we een chronologisch onderzoek naar de partij Amada zelf. Hierin bestuderen we hoe en waar de partij ontstond, hoe ze ideologisch en organisatorisch evolueerde en welke de visie was van andere organisaties, die op een of andere manier te maken kregen met Amada. In het onderzoek stellen we ons in de eerste plaats de vraag welke de achtergrond was van de partij. Hier zullen we aandacht besteden aan een drietal bewegingen die zich in de late jaren ’60 in Leuven en Gent ontwikkelden. Dit deelonderzoek zal een eerste hoofdstuk beslaan en de periode van 1968 tot 1970 omvatten. Vervolgens belichten we in een tweede hoofdstuk wanneer, waar en hoe Amada ontstond, welke ideeën de beweging vertegenwoordigde en wat haar structuur was in de aanvangsperiode van 1970 tot 1973. Ook zien we hoe een tijdschrift ontstond en de dokstaking van 1973 een belangrijk punt vormde in de ontwikkeling van Amada. In een derde hoofdstuk bekijken we de evolutie van Amada op organisatorisch en ideologisch vlak, in de periode 1973 tot 1977. We vragen ons dan af wat er veranderde in de structuur en ideeën van Amada. In die evolutie wordt ook aandacht besteed aan de relatie van Amada met andere voor haar belangrijke bewegingen en partijen en aan de deelname van Amada aan verschillende verkiezingen. In een vierde hoofdstuk bekijken we de laatste stappen van Amada, met een deelname aan drie verkiezingsrondes, tot aan de omvorming tot de PvdA in 1979.

Anderzijds bestuderen we in een vijfde en laatste hoofdstuk meer thematisch vier massaorganisaties van Amada: de Geneeskunde Voor Het Volk (GVHV), de Marxistisch Leninistische Beweging (MLB), de Kommunistische Jeugdbond (KJb) en het Vrouwenkomitee (VK). In dit onderzoek zullen we niet op een chronologische manier te werk gaan. Het is de bedoeling van elke van de massaorganisaties een momentopname te maken, zodat we een globaal beeld krijgen. We zullen, afhankelijk van de informatie die beschikbaar was, voor de verschillende organisaties de structuur, het lidmaatschap, een programma, de taken, pers, het actieterrein en de relatie met Amada onderzoeken. Besluiten doen we elk van de onderzoeken met een korte evaluatie, waarin we ons de vraag stellen wat de invloed was van elk van deze massaorganisaties van Amada.

Een diversiteit aan bronnen stond ter onzer beschikking voor dit onderzoek. De literatuur over Amada was in beperkte mate aanwezig om een eerste verkenning te doen. Een drietal verhandelingen zetten ons op een spoor en leidden naar andere informatie. Zeker waardevol was de thesis van Julien Versteegh, waarin Amada beschreven werd in dezelfde periode. Opgemerkt moet wel dat Versteegh lid is van de PvdA, de opvolger van Amada. Daarom zijn vraagtekens te plaatsen bij de objectiviteit van zijn onderzoek. Dit was één van de stimulansen om over Amada zelf een onderzoek te doen. Ook een aantal andere verhandelingen over verwante onderwerpen hielpen me vooruit. Daarnaast was de literatuur over Amada beperkt tot artikels en een enkele monografie.

In de tweede plaats vergaarden we informatie uit een aantal archieven. Een zeer belangrijk archief was dat van het AMSAB in Gent. In de eerste plaats konden we hier terecht voor het tijdschrift van Amada, uitgegeven onder dezelfde naam. Daarnaast was in het AMSAB het archief van Rudi Van Doorslaer aanwezig. Hierin bleek een groot deel aan schriftelijke bronnen over Amada en haar massaorganisaties te zitten. Ten derde bevonden zich in het archief van Chantal De Smet ook een paar bruikbare schriftelijke bronnen. Ten vierde zaten in het AMSAB ook nog losse documenten (schriftelijke bronnen) over Amada, die zeker de moeite waren. Ten laatste vonden we in het AMSAB ook het tijdschrift van de RAL terug.

Een tweede belangrijk archief was het Docu-Marx in Brussel. Dit is het archief- en documentatiecentrum van de PvdA. Hier bevonden zich in de eerste plaats een aantal schriftelijke bronnen over Amada en over de verschillende massaorganisaties van Amada. Ten tweede bezit dit centrum een aantal audiovisuele bronnen. Eén bron, die globaal de geschiedenis van Amada schetste, werd gebruikt.

Een derde bruikbaar archief was dat van de Leuvens universiteitsarchief, meer bepaald het Archief en Museum van het Vlaamse Studentenleven (AMVS). Hier werd ten eerste het volledige  archief van de Sociale Raad van de KUL onderzocht. Dit leverde vooral informatie op over de MLB. Ten tweede werd in het AMVS de pamflettencollectie van de KUL voor de te bestuderen periode bekeken, met een aantal bruikbare pamfletten als resultaat. Ook in de Leuvense universiteitsbibliotheek bevonden zich bruikbare schriftelijke bronnen (kranten en tijdschriften). Ten vijfde staken we ook ons licht op in het KADOC, waar de katholieke pers van het ACV werd onderzocht.

Naast literatuur en archief spraken we met een aantal mensen die vroeger lid waren van Amada of van één van de massaorganisatie. Een eerste interview werd afgenomen van Paul Theunnissen die van 1970 tot 1979 lid was van de nationale leiding van Amada. Een tweede geïnterviewde was Imelda Haesendonck, ook lid van de nationale leiding in de bestudeerde periode en vandaag nog lid van de nationale leiding van de PvdA. Een derde interview was dat met Jan Hertogen, die als student actief was in Mijnwerkersmacht tijdens de mijnstaking in Limburg in 1970. Voor de massaorganisaties werden Paul Lever en Maggy Doumen, allebei nu nog actief binnen de PvdA, geïnterviewd. Naast interviews wist ik ook nog schriftelijke informatie te verkrijgen van Frans Van Acoleyen, Kris Merckx, Kris Hertogen, Lucien Materne, Luc Vervaet, Luc Peiren en mijn promotor Louis Vos.

In dit onderzoek was informatie soms ook niet toegankelijk. Zo vernam ik via de verhandeling van Versteegh dat toegang tot de partijdocumenten van Amada niet mogelijk was. De reden hiervoor was dat de partij haar clandestiniteit wilde bewaren. Die clandestiniteitsdrang heeft er toe bijgedragen dat namen van de leiding of leden van Amada en andere informatie ontbreekt in de neerslag van het onderzoek. Ten tweede moeten we vermelden dat we over een vijfde massaorganisatie van Amada, de Pioniers - een kinderbeweging - genaamd, te weinig schriftelijke informatie vonden om ze op te nemen in deze verhandeling. Deze massaorganisatie wordt daarom in het verdere verhaal niet meer vermeld. Ook maken we geen vermelding meer van de zesde massaorganisatie van Amada, de Anti-imperialistische Bond (AIB) genaamd. Deze werd immers al bestudeerd door Leen Alaerts. Ook bleken een aantal personen niet bereid mij te helpen met informatie. Zo kreeg ik geen antwoord van Ludo Merckx, voor de Pioniers, of Paul Mertens, voor de MLB. Eddy Daniëls was voor mij onvindbaar, zijn adresgegevens klopten niet meer. Ten slotte moet vermeld worden dat het archief van het Bevrijdings pers agentschap (BPA) niet overzichtelijk genoeg bleek te zijn om er binnen een aanvaardbare tijdspanne bruikbare informatie in te vinden. Dit archief gebruikte ik dan ook niet in het onderzoek.