Hoofdstuk 3 Amada wordt volwassen (1974-1977)

                                                             

Vanaf eind 1973, begin 1974 tekende zich in het industriële westen een economische crisis af ten gevolge van een stijging van de olieprijzen. In België zorgde die stijging voor de terugval van het in de Belgische economie geïnvesteerde internationale kapitaal. Deze ontwikkeling leidde tot een crisis, die ten eerste werd gekenmerkt door de deflatie van de munt en de daaruit voortvloeiende stijging van de levensduurte en ten tweede door de stijging van de werkloosheid. Vanaf 1974 probeerde de regering de crisis te bezweren door herstructureringen, die door Meynen later een  “soberheidsoffensief van de regering” werden genoemd. Dit offensief richtte zich op de afslanking van bedrijven, loonaanpassing en beperking van de consumptie. Tegen deze economische hervormingen zou gedurende de hele tweede helft van jaren 70 strijd gevoerd worden door de vakbonden en door de arbeidersklasse, die het sterkst getroffen werd door de veranderingen.[1]    

Ondertussen al even in de jaren ‘70 zag ook Amada hoe door de sluiting van fabrieken en de stijgende werkloosheid het kapitalisme verder in de crisis wegzakte “(…) maar zij [de kapitalisten] weten ook dat de grote winsthonger van de kapitalisten zelf het kapitalisme tot zijn uiteindelijke ondergang zal brengen”.[2]  In die crisis zou volgens Amada, zoals hierboven al gesteld, het socialisme in de vorm van de BSP als stroman van het kapitaal de arbeider bedriegen: “BSP-leiders schreven openlijk dat de werkers moeten leren de riem toesnoeren zoals tijdens de oorlogsjaren ‘40-‘45. Zo willen zij de arbeiders klaarstomen opdat zij straks zonder weerstand de verdere afbraak van het levensnivo, de hogere belastingen, afdankingen en werkloosheid, verhoging van het ritme zouden aanvaarden”.[3] Om dit te voorkomen was er eenheid nodig onder de arbeiders, om zo de strijd aan te vatten tegen het kapitaal: “De arbeiders en werkers mogen de ernst van de huidige situatie niet onderschatten. (…) Voor het volk is er geen enkele uitweg zolang de heerschappij van het grootkapitaal blijft bestaan. Alleen de arbeidersrevolutie zal de bevrijding brengen voor alle werkende mensen”. Voorwaarde voor die eenheid en strijd was voor Amada ook een eengemaakte, coherente partij die vrij was van scheuringen als gevolg van interne verdeeldheid.[4]

Die coherentie wilde Amada, na de ervaringen in de dokstaking, verwezenlijken door deelname aan verkiezingen, door het uitvoeren van een aantal interne ideologische en organisatorische aanpassingen, door de uitbouw van een wekelijkse krant en door een debat over de eenmaking van de Belgische marxistisch-leninistische beweging.  Het zijn de hier opgesomde ontwikkelingen die we achtereenvolgens in dit hoofdstuk zullen bekijken.

 

1. Amada naar de verkiezingen (1974)

 

Waar Amada de verkiezingen van 1971 nog afdeed als een “electorale carnaval”, was 1974 het jaar waarin Amada mee in de electorale arena stapte.[5] Dit was volgens Versteegh het gevolg van een aantal factoren: het politieke karakter dat de dokstaking hadden gekregen, de sympathie die men had ondervonden tijdens de Boelstaking, de wil tot affirmatie als politieke partij naar buiten toe en ten laatste de confrontatie met de KPB.[6] De verkiezingen van 10 maart 1974 waren vervroegde verkiezingen als gevolg van het ontslag van de regering-Leburton (26 januari 1973 - 19 januari 1974) na de IBRAMCO-affaire.[7] 

Ondanks het feit dat Amada de verkiezingen nog steeds veroordeelde als een middel om het masker van de democratie hoog te houden en als een illusie georganiseerd door de burgerlijke partijen, wilde ze toch niet meer aan de kant blijven staan. Hiervoor had de “communistische partij in opbouw” verschillende redenen. De verkiezingen werden in de eerste plaats gezien als een middel om bij de arbeiders grotere sympathie en steun te krijgen voor de eigen politiek en om de partij te versterken. Om de partij te versterken werden in dorpen of wijken, waar Amada tot dan toe nog geen systematische campagne kon voeren, steuncomités opgericht van enkele arbeiders die met de verkiezingscampagne wilden meewerken (dit betekende meetings organiseren, pamfletten uitdelen en in de arbeiderswijk aan de deur gaan discussiëren). In gemeenten waar al enige tijd door Amada propaganda gevoerd werd, werden propagandagroepen per wijk gevormd.[8]

Ten tweede waren de verkiezingen voor Amada een uitgelezen kans om de arbeidersstrijd te leiden en te versterken, “met het oog op de hevige strijd, stakingen, jongerenbewegingen waaraan we ons in de komende jaren kunnen verwachten”. Via de verkiezingen kon volgens Amada de strijd van de revolutionaire klasse tegen het kapitaal en het “progressief front” van BSP-, KPB- en vakbondsleiders gevoerd worden en het lot van de arbeider verbeterd worden. Die revolutionaire klasse kon bestaan uit alle arbeiders, of ze nu van de KPB, BSP of VU kwamen. Het front van BSP, KPB en vakbondsleiders werd door Amada veroordeeld. Zij heulden mee met het grootkapitaal en deden in de verkiezingen alleen maar loze beloften. Alles wat ze deden stond immers in het teken van het kapitaal en niet in het teken van de arbeiders.[9] Ten derde zag Amada de verkiezingen als een gelegenheid om de sympathisant uit verschillende arbeidsgebieden de mogelijkheid te geven om actief samen te werken in de partij.[10]  

Ten vierde was voor Amada de keuze om mee te doen aan de verkiezingen een resultaat van de mening van de arbeiders in de fabrieken. Die vonden dat Amada, zo stelde de partij zelf, moest deelnemen aan de verkiezingen, anders zouden ze voor een partij van het kapitaal moeten stemmen of zelfs niet stemmen. De arbeiders waren van mening dat Amada moest meedoen zodat geen enkel terrein van de arbeidersstrijd onbenut zou gelaten worden, ook de politiek niet. Volgens Amada waren de arbeiders de burgerlijke partijen beu en verlangden ze naar een radicaal nieuwe partij met een revolutionair programma.[11] Dit stond volgens Amada in schril contrast met de bewering van de RAL dat “Amada zijn deelname aan de verkiezingen verantwoordt door een eenvoudige tekstanalyse van Lenin”. Volgens Amada was deze uitspraak een grove leugen, die dan ook gepast beantwoord werd in een aparte tekst. Die tekst toonde volgens Amada aan dat de RAL een “klein, intellectualistisch troepje zonder reële invloed in de arbeidersstrijd” was. De RAL had nooit aangetoond dat het de klassenstrijd in de fabrieken kon leiden. Dat gegeven maakte het voor Amada duidelijk waarom de RAL niet had deelgenomen aan de verkiezingen.[12]

Voor de verkiezingen stonden 41 mensen op lijst nr. 13 van Amada, verdeeld over de arrondissementen Gent, Antwerpen en Hasselt. Deze lijst vertoonde volgens de krant Amada “een aantal kenmerken die de arbeiders de weg tonen naar de bevrijding van de arbeidersklasse”.[13] Ten eerste stonden op de lijst zowel arbeiders, die het beste de wetenschap van het marxisme-leninisme konden begrijpen als gevolg van hun situatie, als intellectuelen, die de arbeiders moesten helpen bij de studie van het marxisme-leninisme en zelf een aantal dingen dienden te leren van de arbeider. Ten tweede stonden op de lijst een aantal “weerstanders”, wat volgens de krant toonde dat Amada “aanknoopt bij de hoogste revolutionaire traditie van de Belgische arbeidersklasse: de gewapende weerstand tegen het fascistische Duitse grootkapitaal”. Ten derde was volgens Amada de lijst een mooie doorsnede van de klassenstrijders: er stonden zowel mijnwerkers, dokwerkers, fabrieksarbeid(st)ers en dokwerkervrouwen op. Op de lijst stonden, ten vierde, zowel oude als jonge deelnemers en ten vijfde ook een aantal oud-communisten van de KPB die “trouw blijven aan de communistische idealen (…) zij zien dat zij hun strijd alleen maar kunnen verder zetten door aan te sluiten bij de nieuwe en echte communistische partij in opbouw, Alle Macht Aan De Arbeiders”. Ten zesde stonden zowel vrouwen, die hun mannen steunden maar zelf ook voorop liepen, als mannen op de lijst. Ook stonden op de lijst een vrijgestelde uit de KAJ en een communistische leraar, wat volgens Amada aantoonde dat “Amada overal waar arbeiders of jongeren zich verenigden politiek actief was”.

Waarvoor streed Amada tijdens de verkiezingen, wat waren haar doelstellingen?  Uit het strijdprogramma bleken tien punten naar voor te komen: [14]

 

·    Strijd tegen de stijgingen van de levensduurte en strijd voor loonsverhoging.

·    Strijd voor delegees die volledig autonoom gekozen worden door de arbeiders. De delegee moet vrij de arbeidersstrijd kunnen organiseren en als communist mogen optreden.

·    Neen aan het stakingsverbod “sociale vrede” want staken is een arbeidsrecht.

·    Neen aan het fascistisch wetsvoorstel 430, voor de verdediging van het recht op organisatie en het stakingsrecht van arbeiders.

·    Neen aan het BSP-CVP-PVV-wetsvoorstel over vreemde arbeiders dat volstrekte willekeur en wetteloosheid wil wettigen voor de vreemde kameraden. Neen aan de algemene controle en het gewapend optreden door politie en rijkswacht tegen de vreemde kameraden. Eenvoudige procedure die vreemde arbeiders snel toelaat de Belgische nationaliteit te verwerven. Volledige politieke rechten voor de vreemde arbeiders.

·    Neen aan het beroepsleger, neen aan het legerplan Cudell-Van Den Boeynants. Politieke vrijheid voor de communisten en de revolutionaire jongeren in het leger. Voor de totale ontbinding van het burgerlijke leger, voor de ontwapening van de burgerij. Voor de bewapening van de arbeidersklasse.

·    Steun aan de vastberaden strijd om elke fabriekssluiting te beletten. Leve de massale fabrieksbezetting, wapen tegen sluiting en afdankingen. Strijd tegen de rationalisatie waardoor de patroons de arbeidsplaatsen verminderen.

·    Strijd tegen het onmenselijke ritme. Neen aan het semi-continue stelsel. Alleen door de massastrijd kunnen de arbeiders bereiken dat ze veilig en gezond werken.

·    Neen aan de Europese eenmaking die het grootkapitaal versterkt en de werkende massa leegzuigt. Voor de nationale onafhankelijkheid. Voor de internationale solidariteit van de arbeiders in de strijd tegen het grootkapitaal.

·    Een derde wereldoorlog kan alleen belet worden door de revolutionaire strijd van de volkeren. Alleen de omverwerping van de kapitalistische dictatuur kan de vrede voor de volkeren waarborgen. Alleen de macht van de gewapende arbeiders en werkers zou de onafhankelijkheid en vrede verzekeren.

 

In het vorige hoofdstuk zagen we in paragraaf zeven hoe Amada kritiek had op de economische en politieke situatie in binnen- en buitenland. Maar had de partij in opbouw voor de door haar vastgestelde malaise een alternatief? Hierover krijgen we informatie in het verkiezingsprogramma van 1974. Waar het Amada uiteindelijk om ging, was de opbouw van een socialistische maatschappij waar de arbeiders en werkers het voor het zeggen hadden.[15]  Zoals we in het vorige hoofdstuk al aangaven,  heerste volgens Amada tot nu toe maar één wet: de wet van de grootst mogelijke winst, waarbij het duidelijk was dat de staat en het kapitaal volledig met elkaar vervlochten waren. Hiervan waren de arbeider en werker het grote slachtoffer, zij werden volledig uitgebuit en onderdrukt. De oplossing die de regeringspartijen voorstelden was teruggaan naar het verleden, maar dit was verkeerd. De enige juiste weg was die van de socialistische revolutie, de gewapende opstand van het hele werkende volk onder leiding van de arbeidersklasse. Dit betekende dat alle kapitalisten zouden worden onteigend van al hun privé-bezittingen waarmee zij de arbeiders uitbuitten en dat die bezittingen dan in handen kwamen van de arbeidersklasse en werkende klassen.[16]

Daarnaast zou de samenwerking, samensmelting en productie van bedrijven vergroot worden door de ontwikkeling van een nationaal plan volgens de noden van het volk. Dat volk moest eveneens, via brede raadplegingen die geleid zouden worden door de Communistische Partij, de bron zijn voor de constructie van de wetten van de socialistische maatschappij. Die constructie diende het werk te zijn van de meest revolutionaire arbeiders, boeren, werkers of intellectuelen. De leiding van de socialistische maatschappij moest berusten bij diezelfde revolutionairen. In de fabriek diende de politieke leiding van de strijd toe te behoren aan de meest revolutionaire arbeiders van de Communistische Partij, het “Partijkomitee” genaamd. Bovendien moest het bedenken van uitvindingen en verbeteringen, het invoeren van nieuwe procédés en machines gebeuren door het “Revolutionair Komitee”, dat bestond uit technici en arbeiders.  Om de socialistische maatschappij te beschermen diende een volksleger, bestaande uit jonge arbeiders en boeren, opgericht te worden.[17] 

De financiering van de verkiezingscampagne van 1974 gebeurde grotendeels aan de hand van inzamelingen en giften van militanten en sympathisanten. Dit alles bracht 350 000 BEF op.

De verkiezingen werden gewonnen door de CVP/PSC.  Zodoende ontstond de eerste regering-Tindemans (25 april 1974 - 18 april 1977). Amada behaalde  19 144 stemmen voor de Kamer en 16 755 stemmen voor de Senaat (waarvan in het arrondissement Antwerpen 14 925 stemmen voor de Kamer en 12 195 stemmen voor de Senaat).[18] Voor Amada bevestigde dit resultaat de invloed die ze had opgebouwd onder de arbeiders. Het échte communistiche gedachtegoed bleek aan te slaan onder de werkende massa’s. Bovendien waren de verkiezingen een “uitdrukking van de onherroepelijke nederlaag van de politiek van de valse «k»p-leiders. De verkiezingen bewijzen dat tienduizenden voorhoede-arbeiders de valse politiek van de «k»p doorhebben”. Een negatief resultaat van de verkiezingen was voor Amada dat ze “nog maar eens de totale corruptie van het burgerlijk parlementarisme hadden duidelijk gemaakt”. Met aanlokkende slogans en beloftes gebracht door reclamespecialisten hadden de partijen wederom geprobeerd het volk te lijmen.[19]

 

2. De rectificatiebeweging

 

Naast de deelname aan verkiezingen ontwikkelde Amada ook door een aantal interne ideologische en organisatorische aanpassingen, die men “de rectificatiebeweging” noemde. Dit betekende dat er een aantal veranderingen werden doorgevoerd binnen de partij om op die manier de “intellectuele burgerij”, die de partij bedreigde, uit te schakelen en de partij uit te bouwen tot een communistische partij, vrij van organisatorische wanorde. Deze vanaf augustus 1973 opgestarte reorganisatie behelsde drie aspecten: de versterking van de discipline en de krachtdadigheid van de partij, de constructie van cellen voor de arbeidersstrijd en de politieke opvoeding van de voorhoedearbeiders en ten laatste de opbouw van sterk leidende organen. In dit alles diende de nadruk gelegd te worden op de arbeider, die volgens Amada een gedisciplineerd organisatorische kracht had als gevolg van zijn werksituatie in grote bedrijven.[20]

De versterking van de discipline en de krachtdadigheid van de partij werd aangepakt op de “Nationale Konferentie over de organisatievraagstukken van december 1974”, in de eerste plaats door  statuten op te stellen. Met deze statuten wilde Amada zich als een volwaardige partij met een volwaardig programma profileren, met voorwaarden om lid te worden, met organisatorische principes gebaseerd op het democratisch centralisme, met ideologische principes en met een heuse jeugdbond (KJb).[21] Men wilde op die manier zorgen voor een goed geoliede partij met volwaardige en trouwe leden, die op een eenvormige manier dezelfde ideeën verdedigden vanuit dezelfde overtuigingen. Tot dat ideaal kwam men op basis van het gebruik van een aantal theoretische ideeën (uit geschriften van Mao, Marx, Engels, Lenin en Stalin) en praktische ervaringen (de verschillende sociale conflicten met bijbehorende interne en externe problemen waarmee men te maken kreeg doorheen de eerste helft van de jaren ‘70).

In de eerste plaats wilde Amada met zijn statuten duidelijk maken welk het programma was van de partij, die de stichting voorbereidde van de “Kommunistische Arbeiders Partij” en die zichzelf zag als de “voorhoede-afdeling van de arbeidersklasse van België”. Op die manier wilde Amada klaarheid  scheppen over haar identiteit.[22] Het programma vertrok volgens Amada vanuit de dialectiek en het historische materialisme en verenigde de meest bewuste arbeiders en werkers van alle nationaliteiten, om in de geest van het marxisme-leninisme en denken van Mao Tse Tung de arbeidersklasse op te voeden en in te leiden in de revolutionaire klassenstrijd. Het doel was de bestrijding van de burgerlijke democratie en kapitalistische krachten en  de vestiging van de socialistische maatschappij, een dictatuur van het proletariaat en een eenheid van alle marxisten-leninisten. In dit alles werden de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie als grootste vijanden en China en Albanië als voorbeeld beschouwd.[23]

 Ten tweede werd duidelijk uitgemaakt wie toegang had tot de partij (zo moest men bijvoorbeeld 18 jaar zijn, arbeider zijn en de partijbijdragen betalen), welke procedure een potentieel lid moest doorlopen om die toegang te verkrijgen (aanbeveling hebben van twee leden, onderzoek door de partij) en wat de plichten waren waaraan het lid zich diende te houden ( bijvoorbeeld “met ernst, ijver en volharding het marxisme-leninisme-denken van Mao Tse Tung studeren en het kreatief toepassen” of de partij financieel ondersteunen). Deed hij of zij dit niet, dan wachtten kritiek en heropvoeding en bij erge inbreuken duidelijk omschreven sancties (waarschuwing, blaam, uitzetting, …). Op die manier wilde Amada ervoor zorgen dat de leden het juiste profiel hadden, de juiste houding en gedragingen vertoonden en trouw bleven.[24]

Ook geven de statuten van Amada inzicht in de manier waarop de partij diende georganiseerd te zijn. Hiervoor vetrok men van het principe van het democratisch centralisme: “het betekent centralisme op basis van democratische discussies en democratische discussie onder centrale leiding”.[25]

Naast de statuten zorgde ook de uitbouw van de nationale leiding en de constructie van de provinciale leiding voor het verstevigen en verder uitbouwen van Amada. De nationale leiding was gelegen bij het nationale congres en het Centrale Bureau. Dit bureau koos op haar beurt een Permanent Bureau. Het eerste bureau werd opgericht in augustus 1973 met als doel het leiden en doen gelden van de politieke lijn van de partij. Het bureau had de taak toezicht te houden op de activiteiten van de provinciale leiding en waar nodig bij te sturen op basis van een marxistisch-leninistische analyse. Daarnaast richtte de partij provinciale leidingen op, bestaande uit arbeiders en intellectuelen die gekozen werden uit de bestaande celleiders. De intellectuelen in de provinciale leiding dienden volgens Amada vanaf 1974 ideologisch en politiek aangepast te worden aan de partij en de arbeidersklasse, om op die manier “de proletarische wereldvisie te verkrijgen en te helpen de burgerij te ontmaskeren”. In alle taken die ze opgedragen kreeg, moest de provinciale leiding steeds de versterking van het geheel van de partij voor ogen hebben. [26] 

Naast statuten, nationale en provinciale leiding werd de versterking en opbouw van de partij ook gerealiseerd door de cellen. Deze bestonden al voor 1974, maar uit ervaringen aan verschillende fabrieken bleek dat een aantal zaken verbeterd konden worden. Informatie over deze aanpassingen werd samengebracht in twee werken: Instructies over structuur en werking van de fabrieks- en wijkcellen (1974) en Structuur en werking van de communistische cel (1975). Achtereenvolgens zullen we de verschillende cellen die werden uitgebouwd, bespreken: de fabriekscel, de straatcel, de bedrijfscel bij de spoorwegen, in de bouw en in de haven en als laatste de wijkcel.

In de eerste plaats was er de fabriekscel. Deze werd opgericht wanneer in een werkplaats van een fabriek minstens drie partijleden aanwezig waren. In die cel zaten drie groepen mensen: alle partijleden die in het bedrijf werkten, de mensen die uit een fabriek ontslagen werden en dus werkloos waren en ten laatste de mensen die in de nabijheid van een fabriek woonden maar niet in een fabriek werkten of  in hun fabriek geen cel hadden.[27] In het eerste hoofdstuk spraken we al over de verschillende functies die door de leden van de cel moesten uitgevoerd worden. Die komen we hier, zij het in licht gewijzigde vorm en onder een soms andere benaming, opnieuw tegen binnen de leiding van de cel.  De celleiding werd verkozen op de eerste celvergadering. Dit was echter maar voorlopig.  Als de cel definitief op poten was gezet werd een definitieve celleider gekozen. De celleiding bestond normaal qua aantal minstens uit drie en maximum uit 15 personen voor cellen met meer dan 10 leden. Voor minder dan 10 leden was één leider voldoende (en een plaatsvervanger) als het werkterrein niet te groot was. Was het werkterrein wel groot, dan bleef de regel drie leiders, ook al had men maar zeven of acht leden in het bedrijf.[28] 

De taken van die celleiding, ook “het bureau” genoemd, waren vooral gericht op het goede verloop van de werking van de cellen. Dit hield in dat men de door de partij vooropgestelde doelstellingen uitvoerde. Hiervoor diende het bureau een werkplan op te stellen met de verdeling van de taken. Belangrijk was daarbij dat het bureau een goede kennis had van het werkterrein en van de leden. Ook moest het bureau steeds verslag uitbrengen van de celactiviteiten en het geld innen van de partijbijdragen. Op regelmatige bijeenkomsten, minstens één keer per week georganiseerd door het bureau, werden het werkplan besproken, de activiteiten geëvalueerd en de algemene vergaderingen van de cel voorbereid. Ook voor deze vergaderingen was het belangrijk voorzichtig te zijn in de verspreiding van gegevens als plaats en datum van samenkomen “zodat de patroons en hun verklikkers het niet te weten komen”.[29]

De taken van de fabriekscel, waarvan we er hieronder een aantal opsommen en die dezelfde zijn voor de andere celsoorten, waren op dat moment toegespitst op de uitbouw van cellen als pilaren van de partij, die het contact met de basis van de gewone arbeiders moesten verzekeren: [30]

 

·         Organisatie. Dit betekende onder meer dat men de partijbijdragen en financiën van de cel  op      de dag van uitbetaling moest innen, de uitvoering van de besluiten en de aan de afzonderlijke leden opgelegde taken moest controleren. Een andere taak was het verspreiden van literatuur aan de hand van “onzichtbare (verkoop)middelen”.

·         Politiek werk. Hierbinnen had men bijvoorbeeld als opdracht een standpunt in te nemen over   alle gebeurtenissen van het politieke leven of over alles wat de interne keuken van de partij aanging. Een tweede taak behelsde de toepassing van de tactiek van het eenheidsfront in het bedrijf. Binnen het politieke werk moesten de celleden zich bijvoorbeeld ook bezig houden met de strijd voor de internationale syndicale eenheid, met de politieke invloed op de arbeiders of kregen ze de taak het werk van het parlement en van de gemeentelijke inrichtingen te beïnvloeden.

·         Dagelijkse werk in het bedrijf. Dit takenpakket betekende onder meer dat een cellid een   standpunt moest innemen tegenover de problemen in verband met loon, arbeidsduur en de productiemiddelen en dat hij of zij controle moest doen op de hygiënische toestanden en de veiligheidsvoorwaarden in het bedrijf. Daarnaast moest men bijvoorbeeld de activiteit van het bedrijfscomité beïnvloeden en de “verovering” ervan organiseren of de syndicale posities in het bedrijf “veroveren”. Hiervoor werd de kennis van arbeidswetgeving en reglementering in  verband met het bedrijfscomité noodzakelijk geacht.

·         Werk onder de vrouwen. Dit hield bijvoorbeeld in dat een cellid de agitatie en propaganda moest ontwikkelen die specifiek was voor vrouwen. Ook betekende dit dat men niet-georganiseerde vrouwen moest beïnvloedden door partijbladen voor vrouwen en een katern in het bedrijfsblad op  te stellen of dat men conferenties en discussies voor vrouwen moest organiseren.

·         Werk buiten het bedrijf. Dit takenpakket behelsde onder meer dat men, onder controle van een hoger leidend orgaan en als het werk binnen de cel geolied liep, op plaatsen waarin een bedrijf  geen cel bestond de sympathiserende arbeiders moest opsporen, lid maken van Amada en in een bedrijfscel organiseren. Ook kreeg men de opdracht zwakkere bedrijfscellen van de streek te steunen en actie te voeren op plaatsen waar er geen straatcel was.

·         Vorming in de cellen. Die vorming was volgens Amada nodig voor de goede werking van de cel.  De inhoud bestond onder andere uit de belangrijkste problemen van het partijwerk, de partijtactiek, het marxisme-leninisme in samenhang met de actuele taken van de partij, de dagelijkse taken van de cel en de instructies en middelen nodig voor het uitvoeren van die taken. Middelen voor deze vorming waren de gemeenschappelijke lectuur van brochures of artikels van het partijorgaan, discussieavonden en een celbibliotheek met daarin de belangrijkste werken uit de communistische literatuur.

·         De jeugdcel actief steunen, omwille van het feit dat jeugdcellen vaak te klein waren voor actie in grote bedrijven. Als er nog geen jeugdcel was, moest er één opgericht worden voor de geïnteresseerde jeugd, door een geïnteresseerd comité en bijeenkomsten op te zetten voor die jeugd.

 

Om al die taken te verwezenlijken waren er een aantal methoden en hulpmiddelen bij het werk van de fabriekscel. We vatten ze hieronder puntsgewijs samen en merken op dat ze hetzelfde zijn voor de andere celsoorten.

 

·         De (fabrieks)krant: moest gemaakt worden in elke grote en middelgrote onderneming waar een cel aanwezig was, om zo de agitatie onder arbeiders van het bedrijf te versterken. De inhoud moest daarom up-to-date zijn en weergegeven worden in de vorm van simpele feiten in een eenvoudige taal, op een kalme toon en in korte artikels. Het opstellen gebeurde door het bureau volgens een door hen opgemaakt plan. De krant moest ook aantrekkelijk zijn, dus animatie en verluchting waren ook belangrijk. De verspreiding kon op verschillende manieren gebeuren (aan de poort van het bedrijf, in de onderneming zelf door een lid of sympathisant) en op korte tijd net voor of na het einde van het werk (omdat tegenstanders volgens Amada dan niet snel doorhadden wat er gebeurde). Een verkeerde datum van het uitbrengen van de krant rondstrooien kon spionnen misleiden. De financiering van de krant diende te gebeuren via verkoop of via geheime verkoop aan de hand van de verdoken collecteomhaling.

·         Pamfletten en affiches: deze werden gezien als zeer bruikbare agitatiemiddelen. Pamfletten werden in de regel afgegeven aan de fabriekspoort voor het begin van het werk of van hand tot hand doorgegeven tijdens het werk.

·         Brieven van arbeiders: deze brieven handelden over de situatie - lees problemen - in de fabrieken of over ervaringen van bijeenkomsten. Belangrijk was dat de cel steeds minstens één regelmatige correspondent had (lid of sympathisant). Ook was het nodig dat het bureau eerst de brieven kon inkijken vooraleer ze afgedrukt werden.  

 

Een tweede celsoort was de straatcel. Tot de leden van deze straatcel behoorden alle communisten die in een straat, een deel van een straat of een huizenblok woonden en die niet in een bedrijf werkten of verbonden waren aan een bedrijfscel. Op deze domeinen diende de straatcel alle vormen van activiteit uit te voeren: een positie kiezen in alle problemen die zich stelden in de partij, campagnes en acties op touw zetten, aan rekrutering doen van huis tot huis, helpen bij het fractiewerk in allerlei organisaties (sportorganisaties, organisaties van huurders of oorlogsslachtoffers, de coöperatieven, de bijstandskassen), helpen bij het werk van liefdadigheidsorganisaties of acties voeren in de bedrijven binnen het eigen domein. Het bureau van het straatcel moest al deze taken begeleiden en zorgen dat alles door iedereen werd uitgevoerd.[31]

Een derde soort cel was de bedrijfscel bij de spoorwegen, in de bouw en in de haven. Voor de spoorwegen was de regel dat alle leden werkend in een hoofdstation of station zich verenigden in bedrijfscellen. Voor de verschillende afdelingen (werkplaatsen, stelplaats locomotieven, goederenvervoer,) moesten verschillende afdelingscellen opgericht worden als het ledenaantal groot genoeg was. In het andere geval moesten afdelingssecretarissen aangeduid worden. In bijzonder grote stations richtten de leden, naast een stationscel, best nog speciale cellen op in de reparatiewerkplaatsen. Rijdend personeel moest zich bij de stationscel voegen. De bijeenkomsten hadden plaats naargelang de concrete omstandigheden van het station: voor heel de cel samen, of in het geval van ploegenwerk of verschillende afdelingen afzonderlijk. Een van belangrijkere taken was het uitgeven van de bedrijfskrant.[32] 

Samenkomen en werken in bedrijfscellen was in de bouw blijkbaar moeilijker. Hierrond werden twee richtlijnen uitgevaardigd. Ten eerste moest op werven met minstens 3 leden en een langere werkduur een “regelmatige cel” (een cel die op regelmatige basis werkte) opgericht worden. Ten tweede moesten communistische bouwvakkers die meer van werf veranderen ingeschreven zijn in het “comité de sous-rayon” van hun woonplaats waarvan zij de richtlijnen ontvingen.[33] Deze laatste groep bouwvakkers was bovendien ook verbonden met een bedrijfscel of straatcel.  Een vereniging van bouwvakkers per regio in een corporatieve cel was niet toegelaten, dit zorgde voor verwarring van de cel en de syndicale fractie. De havenarbeiders werden verenigd in de bedrijfscellen binnen het bedrijf waarin ze werkten. Geïsoleerde havenarbeiders dienden zich aan te sluiten bij de naburige havencel. Wie voortdurend van plaats veranderde, werd verbonden aan de bedrijfscellen die bestonden in elk deel van de haven. Als er geen cellen aanwezig waren in de onderdelen van de haven bij de verschillende bedrijven, dan werden alle communisten van de haven verenigd in een cel in die sector.[34]

Een vierde en laatste soort cel was de wijkcel. Deze had als doel de arbeiders en tussengroepen, die niet in fabrieken maar alleen in hun woongebied konden opgevangen worden (als gevolg van de grote afstand tot een bedrijf of als gevolg van de andere werking van de wijk), te verzamelen. Vrouwen van arbeiders behoorden ook tot de wijkcel van hun woongebied. De uitvoering van de taken ging in een wijkcel makkelijker als gevolg van de afwezigheid van de bedreiging van de patroon.[35] Het communistische werk was in een wijkcel wel ingewikkelder dan in een fabriek. Dit was ten eerste het gevolg van het feit dat in een bedrijf eenzelfde groep op dezelfde manier onderdrukt werd door eenzelfde patroon, wat de strijd duidelijk maakte. Een tweede oorzaak was het feit dat de sociale samenstelling  gedifferentieerder was in de wijkcel (huisvrouwen, invaliden, middenklasse,…). Die samenstelling moest de cel steeds bestuderen en mee in rekening brengen in de uitvoering van de taken.[36]      

De wijkcel omvatte het gebied van een of meerdere straten of huizenblokken. De omvang van het cellengebied was afhankelijk van het aantal leden en de ligging van de straten. Om cellengroepen te kunnen vormen waren meerdere wijkcellen noodzakelijk. De leiding van de wijkcel bestond uit drie tot vijf personen. Ook zat in de leiding een lid van de wijkcelleiding van de KJb. In grote cellen had men een aparte verantwoordelijke voor platteland, vrouwen, middenstand en verenigingen in het bereik van de cel. Wanneer een cel een groot ledenaantal had, werd een onderkassier toegevoegd aan de cel voor het ontvangen van de partijbijdragen. Bijeenkomsten van de cellen vonden ’s avonds minstens om de twee weken plaats. Inlichting over het reilen en zeilen in de wijk waren dagelijks voorzien via vergaderingen van de celgroepen die kort na het einde van de werktijd plaats vonden. Hieraan namen zowel fabriekscellen als wijkcellen deel. De celgroepen zorgden voor goede samenwerking tussen fabriekscellen en de wijkcellen. Als er geen wijkcel was in de cellengroep moest de fabriekscel de taken van de wijkcel overnemen. Wanneer een fabrieksarbeider dicht bij de fabriek woonde, werd hij of zij door de leiding van de celgroep voor het weekend en de avonden ingeschakeld bij de wijkcel.[37]

In de hierboven besproken statuten werd alleen gesproken over de arbeiders die lid waren van de van kern van de partij. Maar naast de leden steunde de partij ook nog op sympathisanten.[38] Ook hierover spraken we al in het vorige hoofdstuk. Dit waren de arbeiders die tijdens de staking hun steun verleenden aan de staking zonder mee te werken vanuit de cel. Om sympathisant te worden, moest men een lidkaart nemen en een tweemaandelijkse bijdrage betalen aan een cellid.[39] Het takenpakket van de sympathisanten, dat ze volgens Amada “met veel verantwoordelijkheidszin en grote discipline” dienden uit te voeren, was uitgebreid. Zo moest een sympathisant het blad verspreiden aan een aantal abonnees, waarmee dan achteraf gediscussieerd moest worden over de gelezen artikels, en zelf trachten abonnementen bij andere arbeiders te ronselen. Daarnaast had de sympathisant de taak pamfletten (de nationale en maandelijkse van de cel), het sympathisantenblad (dat twee- of driewekelijks uitkwam en de voorstellen tot taken, voorbereidingen en evaluatie van acties gaf) en uitnodigingen voor speciale activiteiten en speciale brochures te verspreiden. Een laatste taak was de verkoop van steunkaarten.[40]

Amada maakte in haar tijdschrift duidelijk dat ze op het einde van 1976 de voorbereidingen wilde afsluiten met de stichting van een Kommunistische Arbeiders Partij van België. Dit lukte uiteindelijk niet en de definitieve partij kwam er pas in 1979 onder een andere naam.[41]

 

3. De strijd tegen het “fascisme” van VMO, Were Di en Tak.

 

In de ideologische beschrijving van het tweede hoofdstuk bekeken we al hoe Amada zich verzette tegen wat zij “de geleidelijke fascisatie van het regime” noemde. Binnen dat verzet voerde Amada herhaaldelijk strijd tegen een aantal Belgische organisaties die volgens haar fascistisch waren. Meermaals werd betoogd tegen de Vlaamse Militanten Orde (VMO), Were Di en Tak. Deze organisaties werden door Amada beschouwd als fascistische bendes, geleid door ex-nazi’s, die het burgerlijke nationalisme bij het Vlaamse volk aanwakkerden en de democratische verzuchtingen van de Vlaams sprekende Brusselaars misbruikten om leden te rekruteren voor hun fascistisch ideaal. Dat ideaal was volgens Amada een nazi-dictatuur naar het model van Hitler. Tak werd volgens Amada speciaal opgericht om jonge mensen te beïnvloeden en stap voor stap binnen te brengen in het nazisme.[42]

De VMO, Were Di en Tak lokten tijdens betogingen en andere acties geweld tegen de rijkswacht uit en gaven daarmee de kapitalisten de mogelijkheid om op te treden, niet tegen rechts maar tegen de arbeidersbeweging en in de eerste plaats tegen de communisten. De fascistische organisaties werden dus gebruikt door het kapitaal om de arbeiders te onderdrukken.[43] Bovendien hadden de drie groepen zich als taak gesteld aan de hand van “fascistische anti-arbeidersmaatregelen” propaganda te maken tegen de klassenstrijd en het communisme. Hiervoor kregen ze volgens Amada tijdens betogingen zelfs bescherming van de ordediensten, zo bleek bijvoorbeeld tijdens de VMO-betoging van 19 april 1975 in Antwerpen.  Volgens Amada zou “de kapitalistische staat met zijn repressie-apparaat altijd de fascisten beschermen”, alleen op die manier konden ze zich handhaven.  Amada wilde zich hiertegen verweren, de fascistische groepen van de straat houden, “hun waar naziegelaat tonen” en hen ontbinden door de mobilisatie van alle werkers en democraten.[44]

Een eerste confrontatie tussen Amada en de VMO had plaats op zaterdag 14 september 1974 in Antwerpen. Hier werd een toneelstuk van de schrijver Bert Verhove opgevoerd over Cyriel Verschaeve. Verschaeve werd door Amada bestempeld als “fascist”.[45]  Volgens Amada legde dit toneelstuk de link tussen het fascisme van de jaren ‘30 en de huidige maatschappij die ook elementen van fascisering vertoonde.  Het toneelstuk, antifascistisch van aard, was voor Amada een aansporing om waakzaam te zijn voor het heroplevende fascisme.  Amada was, samen met andere antifascisten, aanwezig op de avond van het toneelstuk om, zoals ze zelf zei, te verzekeren dat het kon doorgaan. De VMO had immers aangekondigd deze opvoering de boycotten. Voor Amada was het belangrijk de VMO te laten zien dat ze “zullen te pletter slaan tegen de muur van een strijdbaar en bewust antifascistisch volksverzet”. De bewuste avond kwam het tot een vechtpartij tussen de twee groepen, waarvan het resultaat voor Amada toonde dat  “de VMO-bende een geïsoleerde en machteloze troep is”. Maar toch moest men waakzaam blijven.[46] Zo bleek bijvoorbeeld dat in augustus 1975 VMO-militanten probeerden vernielingen aan te richten in de boekenwinkel van Amada in Schaarbeek. Maar volgens het artikel hieromtrent “werden een aantal sympathisanten, vreemde en belgiese arbeiders snel samengeroepen en vormden ze een ontvangstkomitee om het fascistische gespuis van antwoord te dienen”.[47]

Een hoogtepunt van het conflict tussen Amada en de fascistische organisaties kwam er op 8 oktober 1975 te Leuven. Op die dag werd door een antifascistisch front, waaraan Amada deelnam, een grote tegenbetoging georganiseerd tijdens een VMO-betoging. Dit zou gebeuren onder de zogezegde slogan “tegen het Amerikaans dollarimperialisme en het Russies kommunisme. Europa aan de Europeanen”. Volgens de krant Amada slaagde de VMO er maar in 300 betogers op straat te krijgen, “wat op zich al een grote morele nederlaag is voor de zwartzakken”. Ook tijdens deze betoging kregen volgens Amada de fascisten weer bescherming van de - in grote getale opgetrommelde - ordediensten. Het antifascistisch front (bestaande uit leden van Amada, een aantal progressieve organisaties, studenten en inwoners van Leuven) telde 2.000 mensen. Volgens Amada wilde de VMO met deze betoging opnieuw vaste voet aan wal krijgen in Leuven. Maar dit lukte niet, de Leuvense studenten waren sterk gekant tegen het optreden van de VMO. Op verschillende plaatsten in Leuven kwam het tijdens de betoging tot gewelddadige confrontaties tussen de betogende VMO-ers en de deelnemers van de tegenbetoging.

Voor Amada was de tegenbetoging een succes geweest, en dat op twee vlakken. Ten eerste had VMO een politieke nederlaag geleden omdat 2.000 mensen zich actief verzet hadden tegen maar 300 “fascisten”, die hun betogingtraject hadden moeten veranderen en bijvoorbeeld op de Bondgenotenlaan maar heel langzaam vooruit konden. Op de Oude Markt durfden ze niet vertrekken zonder begeleiding van de rijkswacht. Ten tweede hadden de VMO-ers een militaire nederlaag geleden,  “want 22 fascisten ontmoetten mekaar terug in het ziekenhuis”.[48]

Ook in de volgende jaren bleef Amada haar strijd voeren tegen de VMO en andere fascistische organisaties. Voorbeelden van die actie zijn de tegenbetoging in het najaar van 1976 tegen de pro-Zuid-Afrika betoging van de VMO en Alternatief in Leuven (waarover we in het stuk over MLB ook spreken) en de confrontatie op 26 februari 1977 tijdens een betoging van Amada tegen racisme en fascisme in Antwerpen  (georganiseerd door het Anti-Apartheidsfront en met een opkomst van 2.500 mensen).[49]

 

4. Eenmaking van de Belgische marxistisch-leninistische beweging

 

Uit de studentenbeweging kwamen, zoals hierboven al gesteld, een groot aantal organisaties voort die verbonden waren met het marxisme-leninisme. Aan de ene kant waren er de Grippisten die zich ontwikkelden vanuit de KPB. Aan de ander kant had men de maoïsten die zich manifesteerden aan de universiteiten van Leuven, Brussel en Gent. Aan de Nederlandstalige kant groeide hieruit Amada, terwijl aan de Franstalige kant meerdere groepen ontstonden: Unité Rouge,  l’Ouvrier en Colère, le Mouvement Unifié des Etudiants Francophones (MUBEF), Union Université Usine (UUU), enz. Binnen die groepen bestonden dan nog een aantal scheuringen, zoals bij de UUU waaruit de groep Tout le Pouvoir aux Travailleurs en Parole au Peuple voortvloeide. Uit de vereniging van Tout le Pouvoir aux Travailleurs en Unité Rouge ontstond in 1972 de Union des Communistes Marxistes-léninistes de Belgique (UCMLB).[50]

Een eerste poging in 1971 door Tout le Pouvoir aux Travailleurs om tot een ééngemaakte marxistisch-leninistische partij te komen, mislukte door het afhaken van Amada. Dit verzette zich tegen alle andere groepen die het marxisme-leninisme beleden en vooral dan tegen de groep Clarté, die voor Amada de vertegenwoordiger was van de afkeurenswaardige economische lijn binnen het marxisme-leninisme. Een fusie met andere groepen zou voor Amada de nu verworven ideologische eenheid bedreigen. Dit zorgde ervoor dat de andere groepen hun eigen experimenten uitvoerden. Wel wilde Amada haar lijn invoeren in andere bewegingen en had ze daadwerkelijk ook invloed, zo blijkt uit het voorbeeld van Tout le Pouvoir aux Travailleurs dat Versteegh bekeek. Maar de eerste poging tot éénmaking uit ‘71 mislukte dus, waardoor de UCMLB ontstond.

Uit de grote hierboven beschreven groep van marxisten-leninisten bekijken we de relatie tussen Amada en de UCMLB. Lange tijd bestond er tussen die twee een stilzwijgend akkoord over de verdeling van Vlaanderen en Wallonië inzake de opbouw van een nieuwe partij. In 1973 ontstond tussen de bewegingen een eerste controverse rond de staatsgreep in Chili van september ‘73. In de discussie hierover beschuldigende Amada de UCMLB van dogmatisme en omgekeerd was “intellectualisme” het etiket dat Amada opgeplakt kreeg door de UCMLB.  Een tweede controverse ontstond rond de tactiek die men diende te volgen als het tot een éénmaking kwam. De UCMLB was voorstander van de onmiddellijke eenmaking.[51]

Amada daarentegen wilde de ideologische verschillen uitklaren vooraleer aan een éénmaking mee te werken. De UCMLB vond dat de éénmaking mogelijk zou zijn door het eenvoudigweg samen brengen van de “echte en gelijkgestemde marxisten-leninisten”. Dit voorstel deed Amada af als “dogmatisme” (waarmee ze bedoelde dat de UCMLB geen aandacht besteedde aan de praktijk).  Die praktijk toonde volgens Amada dat eerst de ideologische verschillen die tussen de verschillende bewegingen bestonden uitgepraat dienden te worden.[52] De staking van Caterpillar op het einde van 1973 vergrootte de verwijten van Amada aan het adres van de UCMLB, die zelf ook haar daar gemaakte fout inzag. De UCMLB gaf toe dat haar Charleroi-groep te weinig aandacht had besteed aan de arbeiders en hun concrete strijd. Die band met de arbeiders was volgens de UCMLB broodnodig voor de opbouw en werking van een marxistisch-leninistische partij.[53] Opgemerkt dient ter worden dat ondanks de controverse toch gemeenschappelijke acties ondernomen werden door Amada en de UCMLB. Zo werkten ze bijvoorbeeld samen tijdens de grote dokstaking van 1973.

Ondertussen werkten de twee organisaties toch aan de éénmaking van de twee partijen. Om dit te realiseren was er discussie nodig, die er kwam door op 16 september 1974 door een apart nummer van Alle Macht Aan De Arbeiders uit te geven. Hierin werden de wederzijdse standpunten van de UCMLB en Amada gepubliceerd, wat het volgens de UCMLB nu mogelijk maakte om “een brede discussie tot stand te brengen en de meningsverschillen ter sprake te brengen”. Volgens de UCMLB was er in Amada een ideologische afwijking aanwezig waarvan het sektarisme tegenover de marxisten-leninisten en de verwaandheid tegenover de theorie van het wetenschappelijk socialisme de essentie uitmaakte. Dat sektarisme was een uiting van de blindheid van Amada voor de eenmakingstaken, voor de theoretische taken van de communisten en voor de systematische strijd tegen het revisionisme. Dit zou leiden tot een blinde, economische strijd en een versnippering in de marxistisch-leninistische beweging, wat een eenmaking duidelijk in de weg stond. Amada van haar kant stelde in het extra nummer dat de UCMLB gekenmerkt werd door “een burgerlijke houding” (ook “idealistische houding” genoemd) ten overstaan van de praktijk van de klassenstrijd en van de strijd van de arbeidersklasse. Deze houding hield in dat men de klassenstrijd van secundair belang vond en dat men deze strijd wilde saboteren. Die houding had volgens Amada een weerslag op de gehele politieke lijn van de UCMLB.  Om dit te verbergen ging de leiding van UCMLB in de aanval tegen Amada.[54]

Op de eerste Nationale Conferentie van het UCMLB stelde de leiding zich volgens Amada opnieuw zeer dogmatisch op en erkende ze naar de mening van Amada het belang van het contact met de arbeiders (de praktijk) niet. Deze houding zou op 8 oktober 1975 door de boycot van het anti-fascistische front in de betoging tegen de VMO in Leuven leiden tot de breuk in de beweging.[55] Een aantal leden van de UCMLB zagen hierdoor hun eenmakingsdroom stuk geslagen en reageerden dan ook met verwondering en verontwaardiging. De leiding reageerde hier dan weer op haar beurt op met een, wat Versteegh noemt, “proletariseringcampagne” waarin de schuld van de hele malaise werd afgewenteld op de lagere kaders en militanten uit de eigen beweging, die volgens de leiding bezoedeld waren door burgerlijke ideeën.[56]

Op 15 februari aanvaardde Amada de uitnodiging van de UCMLB om op 29 februari 1976 een gesprek aan te gaan over de eenmaking. Het plan van Amada hierbij was een kritiek te voeren op de “opportunistische lijn” binnen de UCMLB zodat deze vernietigd zou zijn wanneer het gesprek over éénmaking er zou komen. Op haar beurt had de UCMLB het plan opgevat de leiding van Amada in diskrediet te brengen door Ludo Martens af te schilderen als een “fractionist” en aan de leiding van Amada te vragen hem af te zetten. Dit gaf voor Amada aanleiding om zich uit het gesprek terug te trekken. Men veroordeelde de actie van de UCMLB volledig. Het hek was nu volledig van de dam. De UCMLB verklaarde dat het nog steeds met Amada zonder Martens wilde praten, ze riep de leden van Amada op zich te verzetten tegen het revisionisme van haar leiding en riep de eigen UCMLB-leden die negatief stonden tegenover de UCMLB of sympathie hadden voor Amada uit tot vijand.[57] Amada van haar kant verklaarde dat de ontmoeting van februari duidelijk had gemaakt dat de UCMLB bezig was met het ombouwen van de Communistische Partij in opbouw tot een fascistische partij. Amada veroordeelde bovendien de “scheurmakerij” van de UCMLB en riep haar leden op mee te doen aan een conferentie op 13 maart 1976 over de strijd tégen de UCMLB.[58]

Bij de leiding van de UCMLB lokte dit een aantal reacties uit. Op 18 maart 1976 ontwikkelde zij de internationale complotthese tegen China, Albanië en de internationale communistische beweging waarvan Amada een deel was. Binnen de partij leidde dit tot een aanpakken van leden die verdacht werden van sympathie met Amada. Ook leden van Amada kregen het volgens Versteegh hard te verduren. Uiteindelijk explodeerde de hele situatie en ontstond er een breuk binnen de leiding van de UCMLB, terwijl Amada de UCMLB bestempelde als “sociaal-fascistisch” en haar leden opriep de band met de UCMLB door te snijden. Dit gebeurde op de hierboven genoemde conferentie van 13 maart 1976, waar besloten werd dat de theorie van de UCMLB alleen maar kon gezien worden als anarchistisch en als een “vervalsing van de wezenlijke kern van het marxisme-leninisme”. Ook werd de leiding van de UCMLB hier bestempeld als “ een groep van trotskistische provocateurs”.[59] Aan de oproep om de UCMLB te verlaten werd gehoor gegeven door een aantal mensen. Uiteindelijk viel de UCMLB, leidend aan wat Versteegh “degeneratie” noemt, uit elkaar in 1978.[60]

Het gevolg hiervan was dat voor Amada de mogelijkheid bestond om een eigen Belgische Communistische Partij uit te bouwen. Vanaf 1975 begon de beweging dan ook haar leden uit te sturen naar Wallonië. Doelgebieden waren vooral de grote industriële centra waar tevoren de UCMLB aanwezig was geweest: Luik, Charleroi, Herstal, enz. Hier richtte men zich vooral op de fabrieken (Cockerill, Caterpillar, ARMCO-Nivelles) maar bijvoorbeeld ook op de Waalse spoorwegmaatschappij SNCB. Volgens Versteegh tonen de verkiezingsresultaten van 1977 dat dit vruchten afwierp.[61] Een andere mening hierover had arbeidssocioloog Bundervoets. Hij stelde dat de inplanting in Wallonië niet gelukt was, omwille van de aparte strategie en apart interpretatiekader voor de klassenstrijd bij de politieke partijen en arbeidersbewegingen in Wallonië.[62] Het Vlaamse land van vrienden en familie achterlaten om je voor je partij te vestigen in het vreemde Wallonië met een andere taal, mensen en gewoontes moet een moeilijke opdracht geweest zijn voor heel wat “missionarissen” van Amada. Die “zendelingen” vormden de Tout Le Pouvoir aux Ouvriers (TPO), de Franstalige afdeling van Amada, en ontwikkelden al snel een Franstalige versie van het weekblad onder de naam Tout Le Pouvoir aux Ouvriers.[63]

Volgens Versteegh had Amada haar doelstelling van de rectificatiebeweging bereikt en lag op die manier de weg open voor de opbouw van een communistische partij met een eigen politiek programma.[64]

 

5. Een volwaardig weekblad

 

In 1975 startte Amada een campagne voor de opbouw van een wekelijkse publicatie van haar krant Alle Macht Aan De Arbeiders. De reden voor dit initiatief werd in de krant zelf zo verwoord: “overtuig u makkers dat Amada dringend een weekblad nodig heeft, om zijn rol van politieke gids van de arbeidersklasse te kunnen vervullen. Om te kunnen optornen tegen de machtige beïnvloedingsmachine – tv, kranten en radio – waarmee de kapitalisten en hun knechten ons dag na dag proberen klaar te stomen om gedwee de krisispolitiek te aanvaarden en mee te werken aan hun misdadige oorlogsplannen”.[65] Om dit te realiseren had de partij een eigen drukkerij nodig waarvan de installatiekosten geschat werden op 1 000 000 BEF. Dit geld diende men op vier manieren bij elkaar te halen. Een eerste middel was elke militant 2 000 BEF laten aanbrengen. Ten tweede werd het geld verzameld via een speciale abonnementsprijs van 1 000 BEF, waarvan 400 BEF diende voor de krant en 600 BEF bedoeld was als partijsteun. Ook werden in de grote fabrieken aan de hand van enveloppen maandelijkse omhalingen gedaan en werden steunkaarten van 20 en 100 BEF verkocht.[66]

Bovendien werd een propagandacampagne (met artikels over het belang van een krant, over de stand van het bijeengehaalde geld of over voorbeelden van mensen die zich voorbeeldig inzetten voor de campagne) opgezet in de krant om mensen aan te sporen zich in te zetten voor het verzamelen van het geld.[67]  De geldinzameling begon op 6 februari en op 18 april had men 552 990,5 BEF bij elkaar gehaald. Ondanks het feit dat de 1 miljoen nog niet bereikt was, werd op 1 mei de eerste nieuwe uitgave van de krant een feit.[68] Op 30 juli had men 1 560 957,5 BEF bij elkaar, wat het mogelijk maakte de krant gedurende 3 maanden in de boekhandel uit te brengen.  Op 28 juni 1975 werd een feest georganiseerd in de zaal Olympia in Antwerpen om het succes van de hele campagne te vieren en de drukkerij te tonen aan het publiek.[69] Vanaf 1 mei 1975 startte Amada, zoals hierboven al gezegd, ook met de Franstalige tweewekelijkse uitgave Tout Le Pouvoir Aux Ouvriers (TPO). Vanaf 24 januari 1979 werd dit blad ook een weekblad.[70]

 

6. De gemeenteraadsverkiezingen van 1976

 

Op 10 oktober 1976 trad Amada een tweede keer de verkiezingsarena binnen om deel te nemen aan de gemeenteraadsverkiezingen. De verkiezingen werden ten eerste gezien als een middel om de partij verder op te bouwen en te versterken. Ten tweede waren de verkiezingen een uitgelezen gelegenheid om het nationale programma over vrede en onafhankelijkheid, voor socialisme en volksdemocratie te propageren.[71] 

Men verdedigde voor de gemeenteraadsverkiezingen dus het nationale, revolutionaire programma. Dit deed Amada omdat het volgens haar nodig was de hoofdobjectieven van de klassenstrijd voor de komende jaren aan te geven en zich niet bezig te houden met gemeentelijke problemen. In het naar voor schuiven van het nationaal programma was het volgens Amada belangrijk aandacht te hebben voor sektarisme en “links opportunisme”. Sektarisme hield in dat het nationale programma boven de hoofden van de massa verspreid werd en dat de mensen de strijdobjectieven van Amada niet begrepen.  De links-opportunisme tendens wilde dat de partij een kleine propagandasekte zou zijn in plaats van een grote communistische partij van het volk. Die twee afwijkingen moesten volgens Amada bestreden worden.[72]   

In haar programma stelde Amada zich negatief op tegenover wat men “de Russische oorlogsdreiging en Amerikaanse inmenging” noemde. In cijfers en afbeeldingen werd getoond hoe Rusland zich verder bewapende en welke manoeuvres werden uitgevoerd door de Russische vloot. Rusland en zijn sociaal-imperialisme werden voorgesteld als militair superieur ten opzichte van de VS die zich mengden in ZO-Azië. Amada wilde dit imperialisme van de grootmachten bestrijden en zich via haar verkiezingsprogramma inzetten voor een bewustmaking over de dreiging van een derde wereldoorlog. In die context stelde de organisatie een aantal eisen om zich in geval van een oorlog te kunnen verdedigen. Men wilde atoomschuilkelders en medische ploegen in wijken en fabrieken tegen de atoomwapens van de SU en VS, militaire training voor arbeiders en werkers en gratis en ruime sportvoorziening zodat men zich kon verweren als er oorlog kwam. Daarnaast eiste Amada radicale democratische hervormingen in het Belgische leger (vrije meningsuiting, afschaffing van huidige willekeurige militaire rechtspraak, dienstplicht dicht bij de woonplaats, enz). Ook wilde de organisatie streven naar vrede en nationale onafhankelijkheid en eiste daarom economische onafhankelijkheid. Dit betekende dat Amada zich verzette tegen elke economische samenwerking met het Russische sociaal-imperialisme en streefde naar nauwere samenwerking met landen van de Derde Wereld.[73] 

Ook verwierp Amada de dictatuur van het grootkapitaal, die volgens haar de crisis van de economie afwendde op de rug van de arbeiders en de werkers en de weerstand van het volk verkleinde door haar democratische rechten steeds meer te beknotten. Het kapitaal richtte zich alleen maar op haar winsthonger. Dit grootkapitaal moest vervangen worden door de volksdemocratie, waar het volk aan de macht was onder leiding van de arbeiders en waar er brood, werk, sociale vooruitgang en democratie waren voor iedereen. Dit willen bereiken betekende concreet strijden voor het behoud van de huidige index, lonen en sociale zekerheid, tegen de nieuwe programmawet (waarover hieronder meer) en tegen de hoge werkloosheid. Ook pleitte Amada voor de 35-urenweek, een lager arbeidsritme, het behoud van alle syndicale rechten en rechten van werklozen, voor de vrijheid van meningsuiting en organisatie, ontbinding van de rijkswacht, gratis gezondheidszorg, sociale woningbouw, sociale voorzieningen en groenruimtes en voor de afschaffing van één der welke vorm van discriminatie.[74]

Amada kwam in Vlaanderen op in alle provincies, terwijl ze in Wallonië alleen opkwam in de provincies Henegouwen en Luik. In het totaal waren de Amada-leden terug te vinden op 66 lijsten. De lijsten van de kandidaten van Amada laten zien dat mensen van allerlei slag en leeftijd deelnamen: een 23-jarige fabrieksarbeider, een 27-jarige Amada-advocaat, een leraar, een bediende en een 58-jarige oud-strijder. De meerderheid van de Amada-lijsten bestond evenwel uit arbeiders, wat Amada met trots erkende: “(…) dan kunnen we met trots vaststellen dat onze lijsten als geen andere de arbeidersklasse en haar klassenstrijd vertegenwoordigen”.[75] 

Meehelpen aan de gemeenteraadsverkiezingen kon men als lid of sympathisant op verschillende manieren. Men kon bijvoorbeeld Amada financieel steunen door geld te storten op een speciale verkiezingsfondsrekening, door de Amada-TPO-plaat met 4 strijdliederen of een steunkaart van 20 BEF te kopen. Ook had Amada, zo blijkt uit een oproep in de krant Amada, mensen nodig die stemgetuige wilden zijn in het telbureau. Opvallend is ook dat Amada in haar krant de mensen opriep om, in de gemeenten waar Amada niet op de lijst voorkwam, te stemmen op “de krachten van nationale onafhankelijkheid en democratie in de BSP”,  om zo de strijd voor nationale onafhankelijkheid en democratie te kunnen voortzetten. Hier zien we dus dat Amada zich voor meer dan alleen marxisten-leninisten begon open te stellen. Dit betekende niet dat Amada opeens positief stond ten aanzien van de BSP. De leiding van de BSP was volgens Amada nog steeds verbonden met het kapitaal en de macht.  Maar er waren volgens Amada wel tendensen merkbaar binnen de BSP die ook streden voor democratie en nationale onafhankelijkheid. Het waren die tendensen die de kiezer moest steunen. Blanco stemmen werd door Amada afgeraden, op die manier speelde men alleen in de kaart van de fascisten en anarchisten.[76]

De overwinnaars van de gemeenteraadsverkiezingen waren de CVP en PSC met een duidelijke vooruitgang over het hele land, terwijl de liberalen en socialisten stagneerden of achteruit gingen. Amada behaalde in Antwerpen 7 568 stemmen of 2,2 % en in Genk 465 stemmen of 1,8 %.[77]

 

7. Een ideologische stand van zaken

 

In de periode die we in dit hoofdstuk bestuderen (1974-1977), moeten we ook even kijken of er iets veranderde op het ideologische vlak binnen Amada. Hierbij baseren we ons op de krant Amada en het werk van Vansant.

In de eerste plaats bleef Amada aandacht besteden aan de aanwezige economische crisis, die nu in volle gang was.  Amada stelde vast dat “over de hele wereld het kapitalisties systeem in toenemend verval is”. Drie grote krachten zorgden hiervoor. Er bestond in de eerste plaats een strijd tussen het Europese en het Amerikaanse kapitaal. Het laatste wilde het eerste onder de knie krijgen en haar invloed beperken tot regionale aangelegenheden. Maar het Europese kapitaal verzette zich hiertegen en wilde meer optreden als rivaal van de Amerikanen. Ten tweede verenigden de volkeren van Azië, Afrika en Latijns-Amerika zich in de strijd tegen de kapitalistische uitbuiting door zich te verzetten tegen het wegslepen van de grondrijkdommen die haar eigenlijk toekwamen (zo steunde Amada bijvoorbeeld de strijd van het Palestijnse volk of het socialistische voorbeeldland China). Ten derde werd uit de stakingen rond de mijnen in Engeland duidelijk dat de arbeiders zich stilaan begonnen te verzetten tegen de uitbuiting door de fabrieksbazen.[78]

Die crisis liet zich natuurlijk ook voelen in België. Stijgende levensduurte, een landbouwcrisis, stijging van de belastingen en hoge werkloosheid waren allemaal kwalen waartegen Amada zich verzette en actie voerde aan de hand van betogingen en stakingen (zoals bijvoorbeeld aan de fabriek van Glaverbel-Mol in april 1974 of in Vilvoorde in maart 1975).[79] Ook werd betoogd tegen de hervorming van de index, die mogelijk werd gemaakt door de ontkoppeling van de lonen aan de index in het plan van het Verbond der Belgische Ondernemingen (VBO) van april 1975. Amada eiste een behoud van de koppeling lonen – index, geen hervorming van de structuur van de index, maandelijkse aanpassingen van de lonen op basis van de maandelijkse verhoging van de index, afschaffing van het systeem van de spilindex en verhoging van de lonen.[80] Een andere campagne werd gevoerd tegen het herstelplan van 1975 van de regering -Tindemans (met als maatregelen een loonstop, de afbraak van de index en een verhoging van de RMZ-bijdragen). Volgens Amada was deze wet een “antiarbeidersplan”, een rechtstreekse aanval op de verworven arbeidersrechten, waartegen het zich dan ook verzette door een aantal eisen te stellen.[81] 

De houding ten overstaan van de imperialistische grootmachten veranderde in deze periode niet echt. We zagen al in het stuk over de gemeenteraadsverkiezingen dat Amada negatief bleef staan ten overstaan van Rusland en Amerika en tegen hen campagne voeren. Wel ging in de hoeveelheid aandacht besteed aan de twee grootmachten de weegschaal steeds meer overhellen naar Rusland, omdat Amada meende dat de VS in verval was. Hun macht in de wereld taande en de nederlagen ten aanzien van bijvoorbeeld de revolutionaire volkeren van Korea of Vietnam stapelden zich op. Amada noemde de VS een “oude imperialistische rover”. Rusland daarentegen, dat zich economisch en militair had ontwikkeld (bijvoorbeeld door het sluiten van een Warschaupact) en dat zich militair wist te manifesteren in verschillende Afrikaanse landen, was een veel gevaarlijkere macht aan het worden.[82] Voor Amada werd, zoals hierboven al gezegd, ook duidelijk dat de grootmachten zich op een derde wereldoorlog aan het voorbereiden waren, de rivaliteit tussen de twee imperialistische machten werd volgens Amada immers groter.[83]    

Daarnaast geraakte Amada ervan overtuigd dat niet de Chinezen het doelwit waren van de grootmachten, maar wel Europa. Als reden hiervan zag Amada de gunstige economische en technologische toestand van Europa, dat bovendien militair zeer strategisch lag. Het bood immers toegang naar zowel Afrika als het Midden-Oosten. Wie Europa kon veroveren zou dus volgens Amada de wereld overheersen. Vooral de West-Europese landen zouden het nieuwe strijdtoneel worden van de grootmachten. Dat bleek enerzijds uit de pogingen van de Amerikaanse overheid om de NATO volledig onder hun eigen controle te brengen of uit de steeds grotere hoeveelheden Amerikaanse troepen, die gestationeerd werden in Europa en die steun kregen van de jonge grootmacht West-Duitsland. Anderzijds was ook Rusland zich met tanks en ander legermateriaal aan het bewapenen in centraal-Europa. Rusland sprak wel over vrede maar stapelde ondertussen steeds meer wapens op om uiteindelijk Europa onder de voet te lopen.[84]

Tegen deze ontwikkeling tot een nieuwe wereldoorlog werd door Amada op verschillende momenten betoogd, zoals bijvoorbeeld op 24 december 1975 in Brussel, op 1 mei 1975 in Antwerpen of op 8 mei 1975 in Luik. Het feit dat de VS en de SU atoombomen hadden, werd daarbij door Amada als een groot gevaar gezien. Dat China daarentegen bezig was met atoomproeven, was voor Amada geen probleem. Deze houding had volgens Amada een dubbele verklaring. In de eerste plaats had China verklaard dat ze haar atoomwapens nooit als eerste zou gebruiken. Dat was een goede houding en als iedereen zo zou denken zouden nooit atoomwapens gebruikt worden. Ten tweede was China volgens Amada van plan een conferentie te organiseren voor zowel landen die atoomwapens bezaten als voor landen die bedreigd werden door atoomwapens. Tijdens die samenkomst wilde China de productie en het gebruik van atoomwapens reglementeren.[85]

Amada ging, zoals we al zagen in haar verkiezingsprogramma voor de gemeenteraadsverkiezingen,  aandacht besteden aan de nationale onafhankelijkheid. Men wilde militaire en economische onafhankelijkheid ten overstaan van de supermachten. En daarom moest de strijd van de arbeiders, in een eenheidsfront van alle vijanden tegen de twee supermachten, zich richten op de bevrijding van de Russische en Amerikaanse overheersing. Of zoals een krantenkop van de krant Amada het stelde: “arbeiders en werkers, bereid een weerstandsoorlog voor om de onafhankelijkheid te verdedigen”.[86]

De houding van Amada ten overstaan van haar voorbeeld China veranderde in deze periode niet, in die zin dat China het boegbeeld van de ware socialistische maatschappij bleef waarnaar Amada streefde. Ook toen Europese leiders (zoals de Belgische premier in mei 1975) stilaan bezoeken begonnen te brengen aan China, zag Amada daar geen graten in. Deze contacten hadden volgens Amada te maken met de visie van China dat Europa een bondgenoot was in de strijd tegen de supermachten. Daarom nodigde ze Europese leiders uit voor gesprekken. Bovendien was Amada van mening dat wanneer China verkondigde dat de Europese troepen versterkt moesten worden, dit voor Amada een rechtmatige oproep was die ze wilde verdedigen.[87] Naar aanleiding van het bezoek van Tindemans werd in de krant Amada een artikelreeks uitgebracht, waarin Amada wilde vertellen wat Tindemans zou zien maar bij zijn terugkomst in België niet zou vertellen over het socialistische China. Tindemans zou volgens Amada erg onder de indruk zijn van de Chinese verwezenlijkingen, maar “wat hij angstvallig zal verzwijgen is: die verwezenlijkingen zijn er alleen gekomen, doordat het Chinese volk, onder leiding van een echte communistische partij, met de wapens in de hand, de kapitalisten heeft verjaagd en onteigend en een socialistische arbeidersstaat heeft opgericht”.[88]

Volgens Jos van der Velpen, advocaat van Amada, was de bepaling van Amada's buitenlandse politiek door de Chinese buitenlandse politiek (zoals we dat in het vorige hoofdstuk ook al stelden) niet eenzijdig. Amada verdedigde dezelfde standpunten (strikte niet-inmenging, isoleren van de voornaamste oorlogskrachten in de wereld, op onbaatzuchtige wijze de ontwikkelingslanden steunen) als China, wanneer deze volgens Amada juist waren. Amada bepaalde, volgens van der Velpen, autonoom haar politiek, wat China ook voorstond. Dat betekende dat men positief stond ten overstaan van de PLO, de ontwikkelingen in Zimbabwe, de inmenging van China in Vietnam of de bevrijdingspolitiek van Pol Pot in Cambodja.[89] Voor Marcel Deneckere, hoofdredacteur van Links, was de autonomie van Amada tegenover China helemaal niet zo groot, veel aspecten van de Chinese politiek werden door Amada te strak doorgetrokken. Op die manier “aan een land kleven” vond Deneckere verkeerd. Een socialistische beweging diende een eigen oordeel te hebben en alleen te gebruiken wat bruikbaar was voor de eigen partij.[90]

Amada volhardde in deze periode ook in haar steun ten aanzien van de Derde Wereldlanden. Deze vochten volgens Amada een rechtmatige strijd tegen de imperialistische grootmachten en hun knechten, voor een sociale en economische onafhankelijkheid.  Zo steunde Amada nog steeds de onafhankelijkheidsstrijd van de Afrikaanse volkeren tegen Portugal.  

De houding van Amada ten overstaan van de Belgische regering, de vakbonden en het fascisme bleef  dezelfde zoals hierboven werd beschreven. Zo legde Amada bijvoorbeeld de schuld van de overstromingen in Ruisbroek van eind ‘75 - begin ‘76 bij de kapitalistische staat, die alleen aandacht had gehad voor de huizen van de rijken.[91] Ook de vakbond bleef men negatief bejegenen, zo bleek bijvoorbeeld uit een verslag van de chemiestaking in Antwerpen die volgens Amada op een “schandalige” manier was beëindigd door de nationale vakbondsleiding.[92] Amada bleef staken tegen het wetsvoorstel 430 en voerde actie tegen de fusie van de gemeentes Scherpenheuvel en Zichem, waardoor volgens Amada het fascistische politieapparaat nog sterker werd.  Dat politieapparaat was voor Amada “het speerpunt van de fascisering in België”.[93] Een andere belangrijke actie werd gevoerd in oktober 1975 tegen het ontslag van de twee Amada-leden Jan Saeys en Lieve Gabriëls in de Cockerill-Yardsfabriek. Zij waren er met een aantal anderen in geslaagd om in de syndicale verkiezingen verkozen te worden op een ACV-lijst. Maar toen aan het licht kwam dat Saeys en Gabriëls lid waren van Amada, werden ze van de lijst geschrapt en ontslagen uit de fabriek. Toen ze zich de volgende dag opnieuw aanmeldden aan de fabriek, werden ze gearresteerd en opgesloten in de gevangenis. Hiertegen werd door Amada betoogd aan de fabriek van Cockerill-Yards.[94]



[1] CRAEYBECKX, Politieke geschiedenis van België van 1830 tot heden, 311-312. LUYKX en PLATEL, Politieke geschiedenis van België. 2: van 1944 tot 1985, 679. WILS, Politieke geschiedenis van België, 97.

[2] “Amada toont de weg naar de bevrijding van de arbeiders”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 55 - 17 september 1973) 5. en “Strijdprogramma van Amada” (nr. 67 - 2 maart 1974) 2. Hier wordt verwezen naar drie grote krachten die het wereldkapitalisme van binnen uit aan het wankelen brachten en die we later in het ideologische stuk zullen bespreken.

[3] “Strijdprogramma van Amada”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 67 - 2 maart 1974) 1. Zie ook p. 3 waarin gesteld werd dat de BSP-leiding een 3-puntenprogramma had opgesteld “om het stervende kapitalisme te redden op kosten van de werkende massa’s”: planning van de economie ten dienste van het grootkapitaal, staatscontrole op de energiesector om het geheel van de kapitalistische economie te doen overleven, staatscontrole op het krediet met als doel de grote patroons snel aan voldoende kapitalen te helpen.

[4] VERSTEEGH, D’un mouvement étudiant à un parti Alle Macht Aan de Arbeiders 1970-1979, 107. In “Amada toont de weg naar de bevrijding van de arbeiders”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 55 - 17 september 1973) 5 stelde Amada dat de foutieve werking zoals die tot nu toe had bestaan een logisch resultaat was van het nog niet op elkaar ingewerkt zijn van de arbeiders en intellectuelen. De arbeider diende nog veel te leren van de intellectueel, maar de intellectueel omgekeerd nog meer van de arbeider! In de partij had een kritiekbeweging van arbeiders, die volgens Amada noodzakelijk was geweest, ervoor gezorgd dat veel leidinggevende functies waren overgegaan van intellectuelen naar arbeiders die zich voldoende hadden geschoold en opgewerkt.

[5] Volgens Lucky Materne, lid van de provinciale leiding in Antwerpen in 1979, was niet meedoen aan de verkiezingen “een linkse fout die het bewustzijn van de kiezersmassa overschat”. Verkiezingen voor hem waren een strijdmiddel om (de standpunten van) Amada een ruimere bekendheid te geven, een “graadmeter naar het bewustzijn van de arbeidersklasse”. “Lucky Materne”, BPA-bulletin (jg. 5 nr. 199 - 2 november 1979)  10.

[6] VERSTEEGH, D’un mouvement étudiant à un parti Alle Macht Aan de Arbeiders 1970-1979, 109.

[7] IBRAMCO was een Iraans-Belgische maatschappij die opgericht was voor de installatie van een olieraffinaderij in het Belgische Ternaaien. Maar door allerlei problemen (communautaire strubbelingen en geheime afspraken) zou het project nooit gerealiseerd worden. Als reactie op deze malaise stapten de socialisten uit de regering. LUYKX en PLATEL, Politieke geschiedenis van België deel 2 van 1944-1985, 641- 642, 654 en 656.

[8] “Waarom neemt Amada deel aan de verkiezingen?”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 64 - 11 februari 1974) 1-2.

[9] “Strijdprogramma van Amada”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 67 - 2 maart 1974) 12 en 13-14 en “Waarom neemt Amada deel aan de verkiezingen?”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 64 - 11 februari 1974) 3.

[10] “Amada-lijsten vertegenwoordigen de arbeidersklasse en haar revolutionaire strijd”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 66 - 25 februari 1974) 3-4.

[11] “Waarom neemt Amada deel aan de verkiezingen?”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 64 - 11 februari 1974) 1-2.

[12] AMSAB. Alle Macht Aan De Arbeiders en de Marxistisch-leninistische Beweging, De RAL en de verkiezingen, p. 1 en 7.

[13] “Amada-lijsten vertegenwoordigen de arbeidersklasse en haar revolutionaire strijd”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 66 - 25 februari 1974) 3-4. Voor de namen van de lijstdeelnemers zie het hier vermelde artikel.

[14] “Strijdprogramma van Amada”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 67 - 2 maart 1974) 1-11.

[15] Bij de ideologische uitwerking van deze maatschappijvorm richtte Amada zich, zo blijkt uit de tekst, nog steeds op het socialistische China, met rechtstreekse verwijzingen. “Strijdprogramma van Amada”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 67 - 2 maart 1974) 2.

[16] “Strijdprogramma van Amada”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 67 - 2 maart 1974) 14. Hierbij moet opgemerkt worden dat volgens Amada alleen privé-bezit waarmee andere mensen werden uitgebuit zou onteigend worden. Een televisie of auto diende niet hiertoe en zou dus ook niet onteigend worden.

[17] Ibidem, 16.

[18] DWTC, MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN, REKENCENTRUM VUB/ULB, VAKGROEP POLITIEKE WETENSCHAPPEN VUB De Belgische verkiezingen op het Web. Een gegevensbank met resultaten van partijen. Amada behaalde, zo vertelde ze zelf in haar krant, 19 784 stemmen (of 0,38 %) in de arrondissementen Antwerpen (waar 14 925 stemmen), Gent-Eeklo, Hasselt en Aalst waar ze opkwam. Dit cijfer is onvolledig en klopt niet met onze bevindingen.       “19 784 arbeiders en werkers stemden voor de vernietiging van het kapitalisme en voor de macht van de arbeiders”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 68 - 20 maart 1974) 1.

[19] Ibidem.

[20] VERSTEEGH, D’un mouvement étudiant à un parti Alle Macht Aan de Arbeiders 1970-1979, 111. Archief Rudi Van Doorslaer. Doos 1, Basiskern – toetredingsvoorwaarden tot een basiskern van Alle Macht Aan De Arbeiders, 1974, p. 1.

[21] De militanten moesten deze statuten bestuderen. Hiervoor gebruikte men de krant Alle Macht Aan De Arbeiders, waarin gedurende een aantal weken artikels verschenen onder de titel “De partijstatuten bestuderen en toepassen” met uitleg van en begeleiding in de studie van telkens een ander aspect uit de statuten. Zie bijvoorbeeld “Zorg voor de voorhoede-arbeiders: uiting van partijopbouw”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 134 - 14 januari 1976) 12. Hier werd uitleg gegeven over hoe men de wereldopvatting van de sympathisanten moest omvormen en hoe een bilan moest opgemaakt worden van de arbeiders die tot de partij wilde toetreden.

[22] DOCU-MARX. Map statuten 1974,  Alle Macht Aan De Arbeiders statuten goedgekeurd op de nationale conferentie over de organisatie-vraagstukken, 29 december 1974, p. 3.  

[23] Ibidem, p. 4-10 en 27-42. Hier worden een aantal ideologische principes verder uitgelegd.

[24] Ibidem, p. 11-17. Archief Rudi Van Doorslaer. Doos 1, Basiskern – toetredingsvoorwaarden tot een basiskern van Alle Macht Aan De Arbeiders 1974, p. 1-3.

[25] Dit principe werd al uitgelegd op p. 57. DOCU-MARX. Map statuten 1974, Alle Macht Aan De Arbeiders statuten goedgekeurd op de nationale conferentie over de organisatie-vraagstukken, 29 december 1974, p. 17.

[26] VERSTEEGH, D’un mouvement étudiant à un parti Alle Macht Aan de Arbeiders 1970-1979, 113-115.

[27] Belangrijk was volgens Amada wel dat dit soort leden steeds in minderheid was en dat ze aan hun eigen bedrijf de krant en pamfletten verspreidden, om zo arbeiders te winnen en zodoende de oprichting van een eigen cel mogelijk te maken. Als een bedrijf meerdere afdelingen had, moest indien mogelijk in elk deel een cel worden opgericht. Deze afdelingscellen waren niet onafhankelijk. Als het ging om een heel groot bedrijf, konden cellen wel zelfstandig worden en samen een cellengroep vormen. In geval van ploegenarbeid was het mogelijk per ploeg cellen op te richten, die dan ondergeschikt waren aan de centrale cel. Als een cel door omstandigheden moest verdwijnen, werden de leden van die oude cel verbonden met de naburige bedrijfscel of straatcel, om onder de leiding en controle van deze cel de actie in het eigen bedrijf te blijven verder zetten en de contacten met de sympathisanten te handhaven.  DOCU-MARX. Doos PTB/PVDA 1974, Instructies over struktuur en werking van fabrieks- en wijkcellen, p.1-2.  

[28] Ibidem, p. 1. DOCU-MARX. Doos PTB/PVDA 1974, Struktuur en werking van de kommunistische cel, p. 8-9.

[29] De verschillende functies binnen de celleiding en hun taken vatten we hier samen: secretaris (celleider, voorbereiden van bureauvergaderingen, waken over werkverdeling, algemene coördinatie, verslaggeving doen t.a.v hogere organen, contact met de jongerencel), de adjunct-secretaris (registreren van nieuwe leden en sympathisanten, bekijken in hoeverre leden zich aansluiten bij het syndicaat of de partij, controle op het bijwonen van vergaderingen en controle van de contacten, verantwoordelijke voor alle geldkwesties in het bedrijf, zorgen dat de ledenlijst niet in handen van tegenstanders valt, verantwoordelijke voor alle organisatie- en administratiewerk), leider van het syndicale werk (onderhouden van de contacten met de syndicale afdeling van de provinciale leiding, controle syndikering van leden, rekrutering van leden voor het syndicaat, richtlijnen voor syndicaal werk geven, begeleiden van communistische fractie in het bedrijfscomité, voorbereiden verkiezingen bedrijfscomité, ondersteunen van de leden die in verschillende syndicaten zitten in een bedrijf), agitatie- en propagandaleider (de syndicale leider helpen bij een aantal taken, propaganda en agitatie in bedrijf verzorgen), leider van het vrouwenwerk (dit was een man of vrouw die ondergeschikt was aan de propagandaleider en het werk van de vrouwen coördineerde), secretarissen van de werkplaatscellen (als de cel talrijk was konden de secretarissen deel uitmaken van het bureau, verantwoordelijke voor uitvoering werk in werkplaatsen), celmedewerkers (uitvoeren van taken die celleden moeilijk konden doen door “de terreur van de patroon”, meerbepaald het opstellen en verkopen van de bedrijfsbladen, uitdelen van pamfletten, organiseren van bijeenkomsten voor de fabriek, berichtendienst, bindingen met het comité). DOCU-MARX. Doos PTB/PVDA 1974, Struktuur en werking van de kommunistische cel, p. 22-43.  

[30] In het begin kon een cel niet al het hierboven beschreven werk doen. De reden(en) hiervoor werd(en) niet vermeld Waarschijnlijk had men tijd nodig om de celwerking uit te bouwen en zich in te werken. Volgens Amada was de belangrijkste taak systematisch en permanent te werken op het vlak van het syndicaat en het ondernemingscomité en te discussiëren over partijvraagstukken. DOCU-MARX. Doos PTB/PVDA 1974, Instructies over struktuur en werking van fabrieks- en wijkcellen, p. 3-10. Een zeer uitvoerige beschrijving van de taken is te vinden in DOCU-MARX. Doos PTB/PVDA 1974, Struktuur en werking van de kommunistische cel, p. 50-155.

[31] Ibidem, p. 14-15.

[32] Ibidem, p. 15-16.

[33] Over wat dit ‘comité de sous-rayon’ juist inhield, vonden we verder geen informatie in de richtlijnen.

[34] Ibidem, p. 16.

[35] Die taken hadden te maken met problemen of vragen over gemeentepolitiek, belastingen, prijzen en lonen, vragen van huurders, woningnood, school- en opvoedingsproblemen, vragen rond sociale politiek, enz. De wijkcel moest steeds weten of en welke fabrieken in de buurt gelegen waren en moest, in overleg met de provinciale leiding, die fabrieken van buiten uit “bewerken” om de arbeiders te beïnvloeden en er een cel uit te bouwen. In het takenpakket van de wijkcel namen de huisagitatie en de propaganda een belangrijke plaats in. Ieder lid kreeg een aantal huizen toegewezen om rond te werken. Zelfs bij de kapper, in de winkel, bij de tandarts moest het lid aan agitatie doen. Ook verenigingen aanwezig in een wijk moesten “bewerkt worden” en zelfs een doplokaal hoorde tot de bevoegdheid van de wijk. Kennis van de sympathisanten was belangrijk (waar ze woonden en werkten, welke krant ze lazen, bij welke organisaties ze waren). Deze sympathisanten konden dan ingeschakeld worden in de werking van de cel.  Daarnaast moest de wijkcel arbeiders uit hun gebied aanzetten om lid te worden van de fabriekscel in hun bedrijf, haven en station. Hierbij bleek volgens Amada de huisvrouw vaak een belangrijk obstakel te zijn. Zij kon immers haar man op andere dan de communistische gedachten brengen. De vrouwen moesten dus ook bereikt worden. Hierbij verwijzen we naar het hoofdstuk i.v.m het Vrouwenkomitee dat precies het doel had de vrouw “te bewerken”.  Als er meetings werden gehouden moest de wijkcel er voor zorgen dat de bewoners deelnamen. Ook had de wijkcel een belangrijke rol in het verspreiden en vermeerderen van de abonnementen en de literatuur in de wijk. Bovendien moest de wijk zelf een straatblad uitgeven, waarin de wijkproblemen besproken werden vanuit de politieke lijn. Voor de redactie van het straatblad was het belangrijk dat men kon rekenen op één of meerdere correspondenten uit de wijk. Als laatste was het ook belangrijk dat beambten van politieadministratie beïnvloed werden en dat de oppositieorganisaties en de werking van sommige elementen van de tegenstanders in de gaten werden gehouden. Ibidem, p. 22-25.

[36] Ibidem, p. 22-24.

[37] Ibidem, p. 24-25. Welke celsoort was voor Amada eigenlijk de belangrijkste? De fabrieks- of wijkcel? Deze vraag werd beantwoord vanuit 2 standpunten. Enerzijds werd gesteld dat er technisch en formeel geen verschil bestond tussen de twee soorten in de uitoefening van de rechten en plichten van partijleden van wijkcellen en fabriekscellen. Deze soorten waren gelijkberechtigde “primairorganisaties” van de partij. Anderzijds werd gesteld dat de grondslag bij de fabriekscellen lag, omwille van het feit dat de leden van die celsoort de arbeiders waren, die precies de grondkern vormden van de partij. De partij was er in de eerste plaats voor de industriearbeiders, zij waren immers degenen die de proletarische revolutie zouden leiden. Daarom moest de partij in de eerste plaats dit proletariaat op de werkplaatsen winnen, aan de hand van fabriekscellen. In wijkcellen richtte men zich op die bevolkingsgroepen die door het kapitalisme waren “geproletariseerd” (huisvrouwen, handwerkers, enz.) Deze groepen waren bondgenoten van de industriearbeiders in de strijd tegen de burgerij en dus moest ook aan hen aandacht besteed worden. Het gevolg van dit standpunt was dat de wijkcellen de fabriekscellen niet mochten benadelen en dat de rol en betekenis van de wijkcelen niet op hetzelfde niveau mocht geplaatst worden als die van fabriekscellen. Dus besloot Amada: “de partijleden van de fabrieks- en wijkcellen hebben dezelfde rechten en plichten. In de strijd voor het doel van de Communistische partij spelen de fabriekscellen, in vergelijking tot de wijkcellen, de grootste en belangrijkste rol in de partij. Daarom is de fabriekscel de basis van de communistische partijorganisatie”. Ibidem, p. 25-26. DOCU-MARX. Doos PTB/PVDA 1974, Struktuur en werking van de kommunistische cel, p. 5-6.

[38] Archief Rudi Van Doorslaer nr. 72. Doos 1, De uitbouw van het sympathisantenwerk, p. 1-2.

[39] Ibidem, p. 2-3. Archief Rudi Van Doorslaer nr. 72. Doos 1, Bouw mee aan het propagandistennet van Alle Macht Aan De Arbeiders, p. 1.

[40] De sympathisant stond in rechtstreeks contact met de celmilitant die hem bijstond bij vragen en de bespreking van taken. Ook organiseerde het cellid een vormingscursus voor de sympathisant. Deze cursus, die wekelijks en per provincie gedurende twee maanden werd georganiseerd, had de bedoeling sympathisanten voor te bereiden om lid te worden van de cel. Dit wilde men bereiken door de sympathisant inzicht te geven in de inhoud van de politieke lijn van de partij en van het marxisme-leninisme, in de werking van een communistische organisatie en in de verwachtingen ten overstaan van leden. Archief Rudi Van Doorslaer nr. 72. Doos 1, De uitbouw van het sympathisantenwerk, p. 3. Archief Rudi Van Doorslaer nr. 72.  Doos 1, Bouw mee aan het propagandistennet van Alle Macht Aan De Arbeiders, p. 2-4.

[41] “In 1975 het werk van de voorbereiding voor de stichting van de kommunistische arbeiderspartij stevig ter hand nemen”,  Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 100 - 21 mei 1975) 16. Voor het ontstaan van deze partij cf. Hoofdstuk 4 paragraaf 3.

[42] “Geen vrijheid voor fascistische terreurgroepen”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 95 -  4 april 1975) 2.

[43] Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 105 - 25 juni 1975) 8.

[44] “Regering wil wetsontwerp 430 doorvoeren”,  Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 92  - 20 februari 1975) 9. “Rijkswacht beschermt mini-betoging VMO-nazis”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 98 -  7 mei 1975) 9.

[45] Cyriel Verschaeve (1874-1949) was een Belgische (Vlaamse) schrijver en voorvechter van het Vlaams nationalisme. Tijdens WO I raakte hij verbitterd over de miskenning van de Belgische soldaten. Hij stelde zich nadien erg anti-Belgisch op en streefde naar een groot Nederlandstalig land met Vlaanderen als belangrijkste deel. Dit deed hem gedurende WO II voor het Duitse standpunt kiezen, waardoor hij kort voor de bevrijding moest vluchten en in 1946 bij verstek ter dood werd veroordeeld. Hij stierf als balling in Oostenrijk. Grote Spectrum Encyclopedie, “Verschaeve Cyriel”, 305.

[46] “Antifascistisch verzet breekt VMO-boycot van toneelstuk «Verschaeve»”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 82 - 4 oktober 1974) 14-15.

[47] “Schaarbeek: belgiese en vreemde buurtbewoners beschermen boekwinkel tegen VMO-TAK-aanval”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 111 - 6 augustus 1975) 11.

[48] “ 2.000 antifascisten gebruiken het massageweld tegen nazibenden VMO, Were Di, TAK en Nem-Club”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 121 - 15 oktober 1975) 2-4. “Neen, Leuven was geen gevecht tussen «twee extremistiese groepen»”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 122 -  22 oktober 1975) 8. “De UC-leiding en de anti-fascistiese strijd in Leuven”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 124 - 5 november 1975), 10.

[49] “2.500 betogers te Antwerpen: «apartheid neen, steun het verzet»”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 192 - 2 maart 1977) 14.

[50] VERSTEEGH, D’un mouvement étudiant à un parti Alle Macht Aan de Arbeiders 1970-1979, 120-121.

[51] Ibidem, 121-122.

[52] Ibidem, 121-123. Op p. 123 stelt Versteegh dat die houding van Amada niet klopte, de UCMLB stelde voor gesprekken te hebben rond de visie van de verschillende bewegingen over door hun uitgevoerde activiteiten.

[53] Ibidem, 123.

[54] “Extra nummer UCMLB Amada”, Alle Macht aan de Arbeiders  (16 september 1974) 1-14.

[55] Voor de houding van de UCMLB-leiding zie “De UC-leiding spuwt op de gewelddadige massa-actie tegen fascisten in Leuven”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 122 - 22 oktober 1975) 10. In dit nummer drukte Amada integraal de reactie af van de UCMLB-leiding op de gebeurtenissen in Leuven, waaruit duidelijk werd dat de die leiding het optreden van Amada in de betoging volledig afkeurde. Amada reageerde door de uitspraken van de UCMLB-leiding als “laster” af te doen, “die nergens op sloeg”.

[56] VERSTEEGH, D’un mouvement étudiant à un parti Alle Macht Aan de Arbeiders 1970-1979, 124.

[57] Ibidem, 125-126.

[58] “Meeting UCMLB 29 februari toont aan”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 143 - 17 maart 1976) 6.

[59] “De anti-partijgroep die de UC leidt vervalst het wezen van de theorie van de dictatuur van het proletariaat”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 144 - 24 maart 1976) 6-7.

[60] VERSTEEGH, D’un mouvement étudiant à un parti Alle Macht Aan de Arbeiders 1970-1979, 126.

[61] Ibidem, 128. Die bewering klopt niet met onze eigen analyse van de resultaten van de verkiezing van ’77. Die zal immers duidelijk maken dat Amada er in 1977 op achteruit ging! Cf. hoofdstuk 4 paragraaf 2.

[62] “Jan Bundervoet over Amada en de vakbonden”, BPA-bulletin (jg. 5 nr. 199 - 2 november 1979) 35.

[63] VERSTEEGH, D’un mouvement étudiant à un parti Alle Macht Aan de Arbeiders 1970-1979, 128.

[64] Ibidem, 129.

[65] “Eén miljoen voor weekblad arbeiders. Uw inzet is beslissend”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 92 - 20 februari 1975) 1.

[66] “Eén miljoen voor weekblad”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 91 - 6 februari 1975) 1. Eén miljoen voor weekblad arbeiders. Uw inzet is beslissend”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 92 - 20 februari 1975) 1. VERSTEEGH, D’un mouvement étudiant à un parti Alle Macht Aan de Arbeiders 1970-1979, 118.

[67] VERSTEEGH, D’un mouvement étudiant à un parti Alle Macht Aan de Arbeiders 1970-1979, 118-119.

[68] Volgens Versteegh had men op 18 april al 904 532 BEF bij elkaar gehaald, maar dit klopt niet met het cijfer dat de krant zelf gaf op 18 april, nl. 552 900, 5 BEF. “ 1 miljoen voor een weekblad”, Zie Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 96 - 18 april 1975) 11.

[69] 2 000 mensen namen deel aan het feest, 800 mensen daarvan bezochten de drukkerij. Activiteiten op het feest waren: een tentoonstelling over Amada, een revolutionaire zanggroep, een toespraak van militante Lieve Gabriëls en getuigenissen van arbeiders. “Kampagne weekblad Amada werd een succes door inzet van voorhoede-arbeiders”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 106 - 2 juli 1975) 8.

[70] Ook hier werd een campagne voor gevoerd met als doel 750 000 BEF bijeen te krijgen. “Ook TPO wordt een weekblad”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 285 - 3 januari 1979) 15.

[71] “21 200 bewuste stemmen tegen krisispolitiek en oorlogsdreiging”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 172 - 13 oktober 1976) 3.

[72] “Het sektarisme uitroeien om de massa voor ons programma te winnen”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 162 - 4 augustus 1976) 8-9.

[73] “Tegen de Russische en Amerikaanse oorlogsdreiging”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 155 - 9 juni 1976) 16. “Verkiezingsprogramma voor de gemeenteraadsverkiezingen”,  Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 157 - 23 juni 1976) 12.

[74]  “Verkiezingsprogramma voor de gemeenteraadsverkiezingen”,  Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 157 - 23 juni 1976) 12.

 “Voor een volksdemocratie”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 165 - 25 augustus 1976) 6.

[75] “De kandidaten van Amada”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 169 - 22 september 1976) 9-10. “Amada-lijsten: arbeiderslijsten en strijdlijsten”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 170 - 25 september 1976) 11.

[76] “In de gemeenten waar Amada niet opkomt”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 170 - 25 september 1976) 4-5.

[77] DWTC, MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN, REKENCENTRUM VUB/ULB, VAKGROEP POLITIEKE WETENSCHAPPEN VUB, De Belgische verkiezingen op het Web. Een gegevensbank met resultaten van partijen.  Amada verklaarde in haar krant dat ze een totaal van 21 200 stemmen behaalde over de verschillende lijsten. De partij leek hiermee tevreden te zijn. Men haalde in Antwerpen immers praktisch evenveel stemmen als de KP (8 099 stemmen voor Amada waar de KP 8 294 stemmen haalde), men zag in Genk zelfs een verdriedubbeling van de stemmen in vergelijking met de parlementsverkiezingen van 1974 (493 stemmen nu of 1,8 %) en men merkte hoe in Luik een goede start genomen met 835 stemmen of 1,2%. Dit klopt niet met de resultaten die wij vonden. In de beoordeling van de resultaten valt op hoe men zich steeds vergelijkt met de resultaten van de KP. Dit vond men belangrijk, de “valse” KP moest immers via deze electorale weg bestreden worden, zodat er maar één echt communistische arbeiderspartij overbleef. “21 200 bewuste stemmen tegen krisispolitiek en oorlogsdreiging”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 172  - 13 oktober 1976) 3.

[78] “Over de hele wereld is het kapitalisties systeem in toenemend verval”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 67 - 1 april 1974) 2. “Grootkapitaal drijft winsten op en organiseert levensduurte”, Alle Macht Aan De Arbeiders  (nr. 73 - 29 mei 1974) 12.

[79] LUYKX en PLATEL, Politieke geschiedenis van België. 2: van 1944 tot 1985, 679. Zie voor de staking van Glaverbel-Mol bijvoorbeeld “Glaverbel-Mol, een voorbeeld voor alle arbeiders”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 75 - 26 juni 1974) 6-7. Voor de steun aan de boeren tegen de landbouwcrisis zie onder meer “samen tegen groot-kapitaal, staat en eeg”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 77 - 12 augustus 1974) 1-3.  De slechte economische situatie had voor Amada twee oorzaken: de inflatie die veroorzaakt werd door de prijsverhogingen die de patroons doorvoerden en de verspilling van het geld door de overheden. Voorbeeld van dat laatste waren het contract van de Belgische overheid met Bell-Telephone of de Programmawet die de belastingen fors deed stijgen. Al de regeringsdaden kostten veel geld, maar dienden alleen maar de verrijking van het kapitaal. Het volk moest inleveren, zonder dat ze iets terug kreeg (zo voerde de overheid onder meer een spaarcampagne, waarin bijvoorbeeld de lichten op de autostrades ’s nachts werden uitgedaan). Was er hiervoor volgens Amada een oplossing? Ja, de socialistische revolutie die de kapitalistische staat vernietigde en de macht van de arbeiders, die een einde maakte aan de bestaande verspillingen. In de plaats zou een socialistische maatschappij komen die de noden van de arbeidersklasse, en niet de kapitalisten, op de voorgrond stelde. Ten tweede zorgde het kapitalisme voor massawerkloosheid. In de verschillende kapitalistische landen lieten de patroons massaal hun mensen gaan als gevolg van modernisering van productiemiddelen en inkrimping van de wereldmarkt. De monopolies geraakten hun producten niet meer kwijt aan een volk dat ze al helemaal hadden leeggezogen. Om ervoor de zorgen dat het volk hiertegen niet in opstand kwam en verdeeld bleef, gebruikte de patroons volgens Amada het systeem van de gouden handdruk en sluitingspremies. Amada kloeg niet dit alleen aan, maar stelde ook veranderingen voor. Dit deed ze bijvoorbeeld in de haar CAO-programma voor 1975. “Kollektieve arbeidsovereenkomsten (KAO). Vooruit in de revolutionaire arbeidersstrijd tegen de levensduurte, de werkloosheid en de afbraak van onze rechten”, Alle Macht Aan De Arbeiders (extra nummer 1975) 2-3.

[80] Zie onder meer “Achtergrond campagne tegen lonen-index”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 97 - 1 mei 1975) 9. “Lonen-index”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 103 - 11 juni 1975) 5.

[81] “Herstelplan van de regering = anti-arbeidersplan”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 119 - 1 oktober 1975) 1-2 en 11. Amada eiste onder meer: “grote loonsverhoging tegen de stijgende levensduurte, behoud van de automatische index en maandelijkse aanpassing van de lonen, RMZ volledig door de patroons betaald.”

LUYKX en PLATEL, Politieke geschiedenis van België. 2: van 1944 tot 1985, 679-680.

[82] Volgens Ludo Martens hing de agressiviteit van een grootmacht onder meer af van de economische concentratie in een land. Hoe geconcentreerder de economische macht, hoe agressiever de grootmacht was. In Rusland was dit het geval in de jaren ‘70. GEERTS, Amada: de rode missionarissen, 16.

[83] “Rusland, Amerika, troepen uit Europa weg!”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 90 - 23 januari 1975) 8. “Het russies sociaal-imperialisme is de gevaarlijkste en meest agressieve vijand geworden”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 135 - 21 januari 1976) 4. “Verklaring van het nationaal bureau van Amada. Een derde wereldoorlog en de positie van Amerika en de NATO”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 147 - 14 april 1976) 6-7. “Rusland en Amerika vechten om de wereldheerschappij”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 216 - 31 augustus 1977) 8-9.

[84] “Rusland, Amerika, oorlogsstokers, halt!”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 101 - 28 mei 1975) 16. “NATO-top: Europese burgerij doet knieval voor Amerikaanse overheersers”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 103 - 11 juni 1975) 13. “De russen zijn in een aanvallende positie tegenover de westeuropese volkeren”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 123 - 29 oktober 1975) 5.  “Europese defensie: geen waarborg voor vrede en onafhankelijkheid”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 104 - 18 juni 1975) 8. Volgens Ludo Martens was deze situatie te vergelijken met de gebeurtenissen in Tsjecho-Slowakije in 1968, toen Rusland praatte over vrede met de Tsjechen maar hen ondertussen toch militair onderdrukte. Wat toen met Tsjecho-Slowakije gebeurde kon nu met Europa gebeuren volgens Martens.  GEERTS, Amada: de rode missionarissen, 16.

[85] GEERTS, Amada: de rode missionarissen, 20.

[86] VANSANT, Monografie van het weekblad Amada, 205. Volgens Vansant betekende dit eenheidsfront dat Amada steeds meer ging vertrouwen op de steun van een deel van de burgerij, dat ze met haar politieke ideeën evolueerde in de richting van Amada, om de strijd te voeren voor de Belgische onafhankelijkheid ten aanzien van de supermachten. Maar die samenwerking betekende wel dat de verkeerde punten van het politieke programma van de burgerij moesten bekritiseerd worden. De toenadering betekende niet dat de klassenstrijd ophield te bestaan. Deze bleef voortbestaan. VANSANT, Monografie van het weekblad Amada, 208-209. “Arbeiders en werkers, bereid een weerstandsoorlog voor om de onafhankelijkheid te verdedigen”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 142 - 10 maart 1976) 16. 

[87] GEERTS, Amada: de rode missionarissen, 19. In een artikel uit 1977 verklaarde Ludo Martens dat Amada helemaal geen angst had van de atoommacht van de twee grootmachten. Ze hielden elkaar op dat vlak in evenwicht, ze zouden elkaar nooit bestoken. Alleen een conventionele oorlog kon volgens Martens uitbreken. “Het moeilijke Amada-denken”, Knack magazine (jg. 7 nr. 14 - 6 april 1977) 23. In een ander artikel stelt Knack dat de toenadering van China tot niet-socialistische landen wel gevolgen had voor houding ten overstaan van China. Door die toenadering ging Amada zich meer richten op Albanië, als hét socialistische voorbeeld. CNOP, “De linkse droomstrijd, of de jongens zonder glimlach”, Knack magazine (jg. 5 nr. 19 – mei 1975) 57.

[88] “Wat Tindemans zal zien… maar ons niet zal komen vertellen. Voor het Chinese volk: geen belastingen op de inkomens, maar loonsverhogingen en prijsdalingen”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 95 - 4 april 1975) 8. Deze artikelsreeks toont mooi hoe Amada nog steeds dweepte met hét voorbeeld bij uitstek China. Het hele leven was er beter: de lonen, de prijzen van de producten, de werkzekerheid, enz. . Zie voor de andere artikels Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 96 - 18 april 1975) 8 en (nr. 97 - 25 april 1975) 23.

[89] “Jos Van Velpen, advocaat van Amada”, BPA-bulletin (jg. 5 nr. 199 - 2 november 1979) 11-12.

[90] “Marcel Deneckere (Links)”, BPA-bulletin (jg. 5 nr. 199 - 2 november 1979) 24.

[91] “Overstromingen”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 134 - 14 januari 1796) 2. “Bij de overstromingen van Ruisbroek: vooruit naar de vernietiging van het kapitalisme, bron van alle ellende”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 136 - 28 januari 1975) 10.

[92] “Chemie-staking gebroken door nationale vakbondsleiding, maar voorhoede leert veel”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 143 - 17 maart 1976) 3. Voor een andere voorbeeld waar het ACV “openlijke stakingsbreker” werd genoemd, zie “Sidmar sep en ucb zetten chemiestaking door”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 154 - 2 juni 1976) 4.

[93] “Onrustwekkende versterking en toename aktiviteit van rijkswacht”, Alle Macht Aan De Arbeiders (nr. 128 - 3 december 1975) 7.

[94] GEERTS, Amada: de rode missionarissen, 3.