3. De Kommunistische Jeugdbond

 

Amada wilde zich in haar opbouw van een communistische partij ook richten naar de jeugd. Daarom kwam ze tot de oprichting van een Kommunistische Jeugdbond (KJb). Van deze bond bekijken we in de eerste plaats het ontstaan en de evolutie. Vervolgens nemen we achtereenvolgens de organisatie, krant en vorming en het programma onder de loep. Als laatste zien we op welke terreinen de KJb actief was.

 

Het ontstaan, de groei en ondergang van de KJb

 

De eerste berichten over het oprichten van een communistische jeugdbond situeren zich in september 1971. Er waren volgens de oprichters genoeg redenen voor de oprichting van een KJb. Een KJb bleek noodzakelijk om nieuwe partijleden te vormen en zo een einde te stellen aan de situatie van onvoorbereide militanten.[1] Die vorming zorgde er, naast praktijkervaring bij de arbeidersklasse en aan de universiteit, eveneens voor dat de intellectuelen de noodzakelijke versmelting van de marxistisch-leninistische theorie met de avant-gardearbeiders tot stand brachten. Ook was de oprichting van een KJb een noodzaak omdat de meerderheid van de studenten en scholieren “soms nog bedreigd werd door de burgerlijke ideologie”. Men wist niet zeker of de jeugd zou kiezen voor communisme of burgerlijkheid, dus was het nodig te zorgen voor een sturende hand. In de verschillende scholen en universiteiten liepen echter soms ook al communistische ‘volgelingen’school, die samen moesten kunnen komen. Een KJb zou daarvoor ideaal zijn. Ook bleek dat intellectuelen heel wat invloed hadden op andere groepen ( in het kader van hun beroepspraktijk of in het kader van allerlei burgerlijke verenigingen zoals Davidsfonds), dus moesten die goed opgevoed worden en ingelijfd in een KJb. Een laatste reden voor de oprichting van een KJb had te maken met de idee dat jongeren op hun eigen manier een steentje konden bijdragen voor de strijd aan de Derde Wereld en de strijd van de arbeiders. De vraag was wel of jongeren in die strijd zogenaamde materiële dingen zouden gaan verdedigen (studiebeurzen, werkloosheidsproblematiek) en men hen dus effectief moest laten meestrijden of hen alleen ideologische ondersteuning moest laten doen.[2]

De KJb werd door Amada voorgesteld als “een jeugdafdeling van de Partij voor scholieren, studenten en arbeidersjongeren die moest steunen op een proletarische wereldvisie en de politiek van de partij moest uitvoeren”.[3] Men focuste zich dus in de KJb op de jongeren (rond de leeftijd 15 –18 jaar) die openstonden voor het linkse gedachtegoed en geschikt waren om mee “de strijd van het volk te voeren tegen het kapitalisme en imperialisme en voor de socialistische maatschappij”. Het doel van de KJb was die jongeren, liefst zoveel mogelijk in aantal, voorbereiden op de deelname aan de revolutionaire partij Amada. [4]

Uit documenten van 1973 leren we dat de KJb zichzelf nodig achtte als uitlaatklep voor een jeugd die zag hoe uitzichtloos de toekomst was en daarvan een bevrijding zocht. Meest revolutionair waren de scholieren van de technische school en de op dat moment ook toegetreden jonge arbeiders. De jeugd was veel minder conservatief in haar denken, was nog niet opgesloten in een bepaalde rol, was vrij en wilde kennis opdoen. De jongeren kwam spontaan in het verzet tegen onrechtvaardigheid en wilden zich volledig inzetten. Ze waren volgens de KJb licht ontvlambaar en moeilijk te blussen. Om ervoor de zorgen dat de revolutionaire krachten van de jeugd tot uiting zouden komen en niet verwoest werden door de burgerlijke ideeën (via drugs, popmuziek of reformisme) was het volgens Amada nodig die jeugd te verenigen onder de KJb en er een massavereniging van te maken door de verbinding met het marxisme-leninisme.[5]  Zo kon de jeugd “onder leiding van de communistische partij naar de revolutie en het socialisme geleid worden”. Iedere jongere zag wat het kapitalisme deed, hoe vernietigend het was en dus moest de jeugd meewerken aan de oprichting van een echte communistische partij “die het kapitalisme zou verslaan en het socialisme installeren”.[6] De landen Albanië en China hadden volgens de KJb aangetoond dat dit mogelijk was.[7]

In de hierboven gegeven omschrijving van de KJb werd ook gesproken over de arbeidersjeugd. Maar dit segment van de jeugd was er niet vanaf het begin bij als doelgroep van de KJb. Vanaf ’73 kreeg de KJb pas volwaardig aandacht voor de arbeidersjongeren. Waar voordien de focus lag op de scholieren en studenten, bleek de jongere die in de fabriek werkte ook steeds meer op de voorgrond te komen als doelgroep van de KJb. Dit zorgde binnen de KJb voor een aantal veranderingen. In de eerste plaats moest de beweging organisatorisch aangepast worden. Dit betekende de splitsing van de organisatie, ten eerste omdat jonge arbeiders en scholieren andere problemen, vragen, ideeën en een ander werkterrein hadden en ten tweede omdat jonge arbeiders op de celvergaderingen tot dan toe overdonderd werden door de scholieren die het niveau en het werkterrein bepaalden. Een tweede verandering hield in dat er via enquêtes onderzoek moest gedaan worden naar de problemen van de jonge arbeiders, naar wat hen tegen hield om toe te treden tot de jeugdbond en tot de revolutie, naar de moeilijkheden bij het organiseren van jonge arbeiders en naar wat de jonge arbeiders vonden en verwachtten van een regelmatige nationale communistische krant van jonge arbeiders.[8] 

 

Lid worden van de KJb betekende dat je moest voldoen aan een aantal voorwaarden. Ten eerste moest een lid zich verder willen scholen in het communisme.Ten tweede moest men het op voorhand eens zijn met de gewapende revolutie en de noodzaak van de KJb. Bovendien was men verplicht ingeschakeld te zijn in een basisorganisatie van de KJb en deel te nemen aan haar acties. Als laatste voorwaarde werd gesteld dat men de KJb en Amada naar buiten uit moest verdedigen en lidgeld betalen. Ook werd duidelijk vermeld dat er geen mensen aanvaard werden die drugs namen, evenmin als alcoholisten en zatlappen.[9] Aantallen plakken op de hoeveelheid jongeren die aangesloten waren, is nogal moeilijk. Voor Antwerpen waren het er in de periode 1973-1975 een paar honderd voor de grote manifestaties of voor de nationale georganiseerde zomerkampen.[10]

Gedurende haar bestaan werd de KJb ondermeer geconfronteerd met “provincialisme en kringengedoe”, een vorming die nog niet op punt stond en een onvermogen om de beweging uit te breiden tot andere universiteiten en hogescholen.[11]  Daarnaast ontbrak binnen de KJb een goed werkend centrum, voldoende voeling met de jongerenmassa en voldoende duidelijkheid over het ledenstatuut. De oplossing voor de aangeduide problemen was een KJb volgens een democratisch centralisme waartoe leden maar toegang toe zouden krijgen als ze voldeden aan bepaalde voorwaarden.[12]  Vanaf het moment dat in Amada een tekst werd uitgebracht over de organisatie van de communistische cel, die de organisatie en werking van Amada uitlegde, werd deze als voorbeeld genomen en strikt gevolgd, om de KJb te organiseren en een betere werking op te zetten.[13]

Maar toch bleek dit niet te volstaan. Rond het einde van 1975, begin 1976 werd de KJb na een grondige evaluatie ontbonden omdat men het gevoel had dat men geen massaorganisatie meer was. De organisatie was bijna een sekte geworden, ze was strenger geworden dan Amada, had hogere normen en voerde de discussies heviger dan binnen Amada gebeurde. Tussen basis en leiding werden de meningsverschillen ook steeds groter over wat de nadruk moest krijgen, over wat er leefde onder de mensen. Vanaf 1977 gingen een aantal leden van de ontbonden KJb experimenteel verder met een groep in Antwerpen, die meer de nadruk legde op de ontspanning en het jongere-zijn (aandacht voor een kameraadschappelijke band, fuiven kunnen organiseren), naast de actie en vorming. Uit die groep ontwikkelde zich tijdens het grote congres van Amada in 1979 een nieuwe communistische jeugdgroep voor heel Amada, onder de naam “Rode Jeugd”, en met een nieuw en op de jeugd toegespitst tijdschrift.[14]

 

Organisatie

 

Wanneer we kijken naar de organisatie van de KJb moet opgemerkt worden dat deze globaal genomen dezelfde was als de organisatie van Amada. Dit had te maken met het feit dat de KJb zich baseerde op de documenten Instructies over structuur en werking van de fabrieks- en wijkcellen (1974) en Structuur en werking van de communistische cel (1975), die gebruikt werden binnen Amada.[15] De top van de structuur binnen de KJb werd uitgemaakt door het nationale bureau. Dat diende verkozen te worden door de militanten, die deze leiding moesten steunen en bekritiseren opdat het zijn werk goed zou uitvoeren. Deze opdrachten behelsden in de eerste plaats een aantal hoofdtaken. Een eerste bezigheid was het voeren van de strijd rond de richtlijnen en het uitschrijven van de basistekst. Ten tweede moest de leiding de kadervorming en kadergroep leiden, moeilijkheden in de provincies aanpakken en de gezamenlijke studie van het marxisme-leninisme en de politieke lijn begeleiden (dit betekende ondermeer marxistisch-leninistische literatuur en studienota’s over een aantal onderwerpen - bijvoorbeeld over Stalin, het socialisme in China of buitenlands politiek van China - bij de jeugd verspreiden).[16] De nationale leiding had weinig infrastructuur om mee te werken. Men huurde in Antwerpen gewoon een appartement met een aantal leden van de KJb, waar dan heel eenvoudig een secretariaat werd ingericht. Een tijdje was het secretariaat van de KJb gelegen in hetzelfde gebouw als dat van Amada in de Augustijnerstraat in Antwerpen.[17]

Ten tweede was er het provinciale bureau. De leden van dit bureau werden niet gekozen. Wie klaar was kon de stap zetten.[18] Het provinciale bureau was het hoogste leidinggevende orgaan voor het werk in de provincie. Het diende de volle verantwoordelijkheid te dragen voor het doorvoeren van de politiek in de provincie. Dat dit niet altijd even goed lukte, bleek uit commentaren op de provincies Limburg en Antwerpen. De taken van het provinciale bureau bestonden ondermeer uit het organiseren van de leiding van de cellen, het vorming geven aan celleiders, de gezamenlijke studie organiseren van de richtlijnen en van opgegeven studieteksten rond het marxisme-leninisme.[19]

Ten derde waren er de cellen. De belangrijkste waren volgens de KJb de technische schoolcellen en de bedrijfscellen. Voor Antwerpen waren er bijvoorbeeld cellen in Turnhout, Lier, Antwerpen-stad, Ekeren en Merksem.[20] Eveneens belangrijk, naast de leden, waren de sympathisanten, die gevonden werden door contacten met de leden van de cellen. Zij moesten gevormd worden tot nieuwe militanten voor de cel. De sympathisanten vormden niet de ruggengraat van de organisatie maar moesten wel ingeschakeld worden in de cel, die de organisatie van de sympathisanten leidde en regelde. Het werkterrein van de KJb-cellen bestond uit drie delen: de fabrieken, de technische scholen en de proletarische wijken (waar men zich richtte op jeugdclubs, jeugdcafés, sportterreinen, omdat men organisaties van de proletarische jeugd wilde bereiken). Op die verschillende terreinen werden cellen opgericht omdat daar de klassenstrijd zich het sterkst manifesteerde (de uitbuiting was er het grootst en de jeugd was er het makkelijkst te mobiliseren). Fabriekscellen ontstonden daar waar nog geen sterke Amada-werking aanwezig was.[21] De werking van de schoolcellen hield in dat elke cel één school als vast werkterrein had, waarop de hoofdaandacht gericht was en waarin alle taken uitgevoerd werden. Als de cel stabiel en sterk genoeg was kon de werking uitgebreid worden naar een tweede school, die best in buurt lag en regelmatige propaganda en sympathisantenwerking op poten zette. Als dat goed opgebouwd was, kon het geheel opgesplitst worden in twee aparte cellen. Naast de fabrieks- en schoolcellen waren er ook nog wijkcellen, bestemd voor alle jongeren die niet in een school- of fabriekscel konden opgenomen worden, en stadscellen, die een ander werkterrein hadden en volgens bronnen van de KJb niet in staat waren de strijd ernstig te voeren. Wel waren ze nodig als acties moesten opgezet worden voor een stad waarin verschillende schoolcellen aanwezig waren.[22]

De taken van de cel waren zeer divers. Voor elke taak was er een verantwoordelijke. Ten eerste was er een takenpakket in verband met de organisatie en celleiding, dat vergelijkbaar is met de taken van de Amada-cellen. Een tweede takengroep had te maken met agitatie, propaganda en het dagelijkse werk in de scholen en fabrieken. Dit betekende het leiden van de campagnes en agitatiewerk, inpikken op alle belangrijke gebeurtenissen in de school of de fabriek en de massa’s errond opvoeden en organiseren, leiding geven bij het schrijven van pamfletten en artikels in de schoolkrant of nieuwe agitatievormen zoeken en opsporen. Ten derde waren er taken uit te voeren in verband met het vormingswerk via de partijkrant en de KJb-krant. Zo moest men de interne KJb-teksten, de belangrijkste partijteksten, de marxistisch-leninistische basiswerken en teksten bestuderen of een celbibliotheek organiseren. Een vierde takenpakket was dat van de financieel en technisch afgevaardigde (FTA), die zich moest bezig houden met het innen van de bijdragen, de boekhouding van de cel of het doorgeven van de speciale bijdrage aan de provinciale en nationale leiding.[23]

Een cel werd steeds geleid door een aantal celleiders. Voor de kleine cellen was het aantal vastgelegd op twee (celleider en hulpcelleider) terwijl voor de grote cellen dit een bureau was van drie personen (de verantwoordelijke voor organisatie, voor agitatie en voor vorming). Een uitbreiding van de celleiding moest steeds voorgelegd worden aan het provinciale bureau, te veel leiders leidde immers tot bureaucratisering en activisme. Via een aantal documenten krijgen we ook zicht op de wekelijkse celvergadering. Op de agenda stond in de eerste plaats de studie van de nieuwe richtlijnen van het nationale en provinciale bureau en de evaluatie van het in praktijk zetten van de vorige richtlijnen. Een tweede agendapunt was de vorming, die verliep aan de hand van hoofdartikels van elk partijblad en belangrijke artikels van de KJb-krant. De vorming moest steeds afgesteld zijn op de praktijk. Ten derde moest op de vergadering het sympathisantensysteem geëvalueerd worden. Dit betekende dat het fichesysteem bekeken werd en contacten met sympathisanten beoordeeld werden. Ten vierde moest de agenda van volgende celvergadering en de taken voor komende week vastgelegd worden.[24]

Organisatorisch stond de KJb onafhankelijk ten opzichte van de partij en dit omwille van twee redenen. Ten eerste had de KJb een eigen, specifieke doelgroep en dus een andere werking dan de partij (die zich richtte op arbeiders). Afhankelijkheid zou de creativiteit afremmen. Ten tweede zouden mogelijk aanwezige burgerlijke opvattingen bij de KJb (want ook leden waren soms nog kleinburgerlijk) ook Amada verwoesten als er afhankelijkheid was. Wel was de KJb ondergeschikt aan Amada want de partij bepaalde de communistische politieke lijn. Wilde men communistisch zijn, moest men die lijn en dus de Partij volgen. Maar door de hierboven beschreven noodzaak van onafhankelijkheid was de KJb geen partijorgaan. Het volgen van de juiste politieke lijn was mogelijk via een nauwe samenwerking tussen de KJb en Amada betreffende de scholing in het marxisme-leninisme (de militanten van de KJb werden geschoold in de Partijschool) en de opleiding in het partijwerk onder de arbeidersklasse.[25]

Het democratisch centralisme dat centraal stond in de organisatie en werking van de KJB werd versterkt door het gebruik van een driewekelijks rapportensysteem.[26] De inhoud van de rapporten moest concreet gaan over de activiteiten en de toepassing van de richtlijnen in de afgelopen 3 weken, over de problemen die hierbij waren opgedoken, de tendensen die opgedoken waren in de activiteiten en in de toepassing van de richtlijnen. Ook werden een aantal maatregelen opgesteld: het rapport moest 10 dagen voor de nationale vergadering binnen zijn, men moest ook een verslag schrijven in uitzonderlijke omstandigheden en redenen voor vertraging of vervroeging van de evaluatie moesten steeds meegedeeld worden.[27]

Een uniform had de KJb aanvankelijk niet. De beweging had alleen rode vlaggen met daarop de naam KJb in een gele ster. Dat logo werd ook gebruikt op het latere tijdschrift (Stem van de revolutionaire jeugd). Daarnaast gebruikte de KJB op haar tijdschrift ook een logo met een figuur met een vlag en een helm aan de gordel, dat vanaf een bepaald moment ook werd gezeefdrukt op T-shirts. Die deden dan dienst als een soort van uniform.[28]

 

Krant en vorming in de KJb

 

De krant bleek, zoals hierboven al gesteld, een belangrijk hulpmiddel voor bijvoorbeeld de eenmaking en opbouw van de KJb, de verspreiding van het communisme en de politieke lijn van Amada in het scholierenmilieu (waar dan ook de voorhoedescholieren werden samengebracht en de verkeerde opvattingen werden bestreden) en de verspreiding van de communistische politiek in de arbeidersklasse. Men moest zich verzetten tegen de opvatting die de krant alleen zag als een opvoedingsmiddel van de eigen cel, maar die zich voor de rest niets aantrok van de communistische beweging. Het was toegestaan dat er plaatselijke scholenkranten gemaakt werden, maar dan wel ten dienste van het communisme en niet, zoals nog veel gebeurde tot dan toe, ten dienste van de burgerlijke opvattingen. Ook waarschuwde de KJb dat het niet gebruiken van de krant kon leiden tot minachting van de massa’s, de weg van de minste moeite en de minste strijd en individualisme. Het gebruik van de nationale krant was dus nodig, er moest voor gestreden worden.[29]

De vorming, waarvan de krant een hulpmiddel was, moest nauw verbonden zijn met de praktijk zodat men die ook leerde kennen. Met die praktijk bedoelde men ook de wereldsituatie. Zo werden bijvoorbeeld de dictatoriale ontwikkelingen in Griekenland (staatsgreep van de kolonels), Spanje (regime van Franco) of Portugal (regime van Salasar) als een ontwikkeling van fascisme geduid en verduidelijkt aan de hand van Eenheid tegen het fascisme van Dimitrof. Een ander boek dat bestudeerd werd was Staat en revolutie van Lenin om zo een uitleg te hebben rond het door de ordediensten gebruikte geweld.[30] Daarnaast waren partijrapporten belangrijk in de vorming.[31]  Deze gaven immers een inzicht in de werking en haar gebreken. Vanaf het einde van 1972 werd beslist twee methodes te gebruiken voor de scholing, enerzijds een algemene provinciale scholingsvergadering voor alle celleden en anderzijds een kaderscholing voor de politiek verst gevorderden. In de beginfase werd steeds alleen de eerste scholingsmethode toegepast. Maar ze bleek niet effectief te zijn omwille van een te verschillend politiek niveau van de deelnemers. Daarom werd ook met de methode van de kaderscholing begonnen.[32] Naast de vergaderingen werden ook vormingsweekends gehouden, met bijvoorbeeld als thema “jongeren en maatschappij”. Opmerkelijk was dat de documenten met de aankondiging van het weekend werden uitgegeven onder de schuilnaam “Vereniging Van Vlaamse Studenten-Werkgroep School en Maatschappij”. Volgens bijbehorende documenten was de reden hiervoor dat bepaalde ouders hun kinderen wilden beschermen tegen de KJb en hen dus niet aan zo ‘n weekend lieten meedoen als ze wisten dat het door de KJb werd georganiseerd. Een schuilnaam was een mooie oplossing om dat probleem te omzeilen en alle kinderen een kans te geven deel te nemen aan de KJb.[33]      

 

Het KJb-programma

 

Het programma van de KJb was een tweepoot, bestaande uit het programma van Amada, dat men moest bestuderen en bespreken, en een eigen programma dat nauw zou aansluiten bij het eigen werkterrein.[34]  Met het programma van de gemeenteraadsverkiezingen van 1976 krijgen we een beeld van een aantal concrete eisen van KJb. De in dit programma geformuleerde eisen hadden in de eerste plaats betrekking op de jeugdspecifieke problemen die volgens de KJb aanwezig waren in de maatschappij: jeugdwerkloosheid, onderbetaling, te weinig vormingskansen voor jonge arbeiders, politieke dossiers op school, enz. Daarnaast hadden een aantal eisen betrekking op de vrede, op nationale onafhankelijkheid en op de strijd tegen de Russische oorlogsdreiging, de Amerikaanse inmenging en het kapitalisme.[35] In 1976 verscheen in het KJb-tijdschrift een specifiek programma in verband met schoolaangelegenheden. Ook hier waren de eisen duidelijk: neen aan de overbevolkte klassen, gratis sport en ontspanning op school, geen numerus clausus, geen verhoging van het inschrijvingsgeld en kostgeld voor rijksinternaten, behoud van de A-2 diploma’s, enz.[36]

 

Actieterrein

 

De KJB, waarvan we hier ondermeer kijken naar de situatie in Antwerpen, was zoals hierboven al duidelijk bleek op veel terreinen actief. Hieronder zullen we bekijken hoe de KJb in de scholen, op plaatsen waar veel arbeidersjongeren samenkwamen voor ontspanning (meerbepaald jeugdhuizen en cafés), in fabrieken en tijdens acties van Amada haar steentje bijdroeg in de strijd tegen het kapitaal.

In de eerste plaats was er de werking op de scholen. In de Antwerpse scholen werd bijvoorbeeld in het jaar 1973 in Antwerpen actie gevoerd rond de plannen van Van Den Boeynants met stakingen en betogingen (nationaal en plaatselijk) of rond de dokstaking waar de KJb mee betoogde en voedselinzamelingen organiseerde. Daarnaast werd de krant van Amada (uitgebracht rond een aantal thema’s) verkocht op school.[37] Tijdens de petroleumcrisis en gekaderd in de invoering van de autoloze zondagen (die vanaf november 1973 door de overheid werden ingevoerd) maakten scholieren en leerlingen uit het Antwerpse een lied op de tonen van het nummer Land van Maas en Waal van de zanger Boudewijn de Groot om aan de mensen uit te leggen hoe de crisis echt in elkaar zat (niet de Arabieren maar de multinationals waren de schuldigen!).[38]

Een tweede actieterrein waren de ontspanningsgelegenheden waar veel jonge arbeiders samenkwamen. In de eerste plaats betekende dit de jeugdhuizen, waar werd samengewerkt met de KAJ en de KJb soms zelfs de volledige leiding in handen had. Hier wilde de KJb aandacht hebben voor andere dingen dan de plannen van Van Den Boeynants. De werk- en leefsituatie werd besproken en geduid vanuit een communistisch perspectief in vormende activiteiten (sketches, discussies, enz.). Naast de jeugdhuizen richtte de KJb zich op de cafés. In die cafés organiseerde men bijvoorbeeld voetbaltornooien voor de jonge arbeiders. Een derde actieterrein was dat van de fabrieken waar KJb-leden werkten. Rond die fabrieken werd actie gevoerd voor verbetering van de werksituatie, voor verhoging van het loon of tegen maatregelen die de werknemer had genomen. De KJb voerde bijvoorbeeld strijd rond de Lee-fabriek.[39] 

 

De KJb participeerde ook in de protestacties van Amada, een vierde actieterrein. Zo deed de jeugdbeweging mee aan de campagne tegen de VDB-Cudell plannen (waarover we al spraken in hoofdstuk twee) in maart 1974 door mee op te stappen in de nationale betoging van 30 maart.[40] Een ander voorbeeld van zulk een actie was de staking tegen het voorstel 430 in mei 1973.[41] Ook de strijd rond de gerechtelijke vervolging van de communistische dokter Merckx werd gesteund door de KJb aan de hand van een voettocht. De voettocht had plaats op 13 en 14 maart 1976 en liep van Antwerpen via Breendonk naar Brussel. De centrale ordewoorden voor de campagne, waarvan deze voettocht deel uitmaakte, waren “vrijspraak voor Kris Merckx”, “halt aan het gebruik van psychiatrie tegen politieke militanten zoals in sociaalfascistisch Rusland” en “strijd tegen het toenemende gevaar voor een derde wereldoorlog van Rusland en Amerika”. Waarom koos de KJb voor een voettocht? Dit was volgens de KJb iets wat de jongeren aansprak en enthousiasmeerde. Het was de gewoonte van jongeren om regelmatig voettochten te ondernemen. De jeugd was volgens de KJb de meest dynamische laag van de bevolking. Deze voettocht sloot aan bij die jeugdige dynamiek en stuwde ze volgens de KJb “in de richting van de strijd tegen de oorlogsvoorbereiding en voor het socialisme”.[42]

In mei 1974 had in deze sfeer de China-campagne plaats. Deze campagne was een opvoedingscampagne met een dubbel doel. Ten eerste wilde men de belangrijkste vragen rond het socialisme aanpakken. Ten tweede diende de campagne voor het bevorderen van de strijd van de KJb, specifiek tegen de plannen van VDB en rond de kredieturen voor jonge arbeiders. Ook was het volgens de KJb belangrijk op te letten voor de rechtse elementen (die alleen praatten over economische aspecten van de campagne) en linkse ontwikkelingen (die alleen aandacht hadden voor de intellectuele discussie en de praktijk verwaarloosden) binnen de KJb als men deze campagne uitvoerde. De China-campagne diende in de eerste plaats om het enthousiasme van de jongeren voor het socialisme door de vorming over China (en het socialisme en de dictatuur van het proletariaat) om te zetten in een strijdwil om in België het socialisme te vestigen. Ten tweede zorgde een gecentraliseerde campagne er ook voor dat iedereen hetzelfde deed in de actie (dit als strijd tegen het sektarisme in de KJb bij een aantal kaders). De provinciale leiding kreeg de taak deze richtlijnen te verwerken en ingang te doen vinden in de verschillende cellen van zijn provincie. De propaganda voor de campagne bestond uit een China-brochure, een brochure over het volksleger, de nationale krant en pamfletten. [43]

In de eerste week van de campagne wilde de KJb op twee vlakken actief zijn. Naar buiten toe wilde de massaorganisatie enerzijds de sympathisanten en de afgevallen militanten binnenhalen en hen actief betrekken en anderzijds een nationaal pamflet uitdelen en de China-brochure verkopen. Naar binnen toe moesten regionale vormingsvergaderingen gehouden worden, een brief voor de sympathisanten, inkomkaarten en stickers gemaakt worden en filmmateriaal besteld worden. In de tweede week hield de KJb zich bezig met het werken aan het regionale pamflet of celpamflet, een sympathisantenvergadering en het verspreiden van de voorvisie van de film en propaganda aan de scholen aan de hand van pamfletten, speeches, borden en stickers. In een derde campagneweek stonden agitatie aan de scholen en fabrieken, voorlichting voor de niet-sympathisanten over de film, de film zelf en een meeting op het programma.

 

Bij een aantal van deze activiteiten werden door de KJb steeds lijvige thematijdschriften uitgebracht. Zo werd bijvoorbeeld over de 30 miljard-campagne een tijdschrift uitgebracht waarin zeer uitgebreid uitgelegd werd waar de strijd over ging, wat de achtergrond en de context van de campagne waren (39 pagina’s). Andere thematijdschriften gingen over de strijd tegen het plan-VDB en de wet 430 (58 pagina’s) of over de strijd van het Griekse volk en hoe die te steunen (22 pagina’s).[45]

Aparte aandacht dient ook gegeven te worden aan de zomerkampen die door de KJb elke zomervakantie vanuit de nationale leiding georganiseerd werden. Die kampen werden steeds aan de kust gehouden, omdat men hier steeds veel volk kon bereiken voor propaganda voor de KJb en Amada.[46] We schetsen hier een beeld op basis van een paar kampen waarover informatie gevonden werd.

 

Een eerste is dat van 12-27 juli 1975 in De Panne. In de voorbereiding ervan, toen men de aanvraag van het kampterrein wilde doen, bleek de burgemeester van De Panne tegen het kamp te zijn. Hij verbood het kamp te laten doorgaan op het scoutsterrein. De KJb probeerde dan contact te krijgen met scouts of Chiro zodat men eventueel toch op dit terrein zou kunnen kamperen. Dit lukte uiteindelijk. De organisatoren van het kamp stelden drie doelstellingen voorop. Ten eerste de arbeiders en jongeren mobiliseren tegen het oorlogsgevaar en hen mee in de activiteiten van het kamp betrekken. Een tweede doelstelling was de politiek van Amada en de KJb bekend maken onder de arbeiders en de jongeren aan de kust. Contacten leggen en adressen verzamelen van strijdbare arbeiders en jongeren die aan de kust verbleven, was de derde en laatste doelstelling. Gedurende het kamp werden de activiteiten uitgevoerd in wat men “werkgroepen” noemde. Voor die werkgroepen waren er een aantal aparte doelstellingen: toewerken naar één of ander agitatiemiddel dat op het kampfeest naar voren werd gebracht of dat bruikbaar was in de agitatie aan de kust, richting geven aan hoe de vorming en de actie aan elkaar moesten worden gekoppeld in de actiegroepen en het vormen van nieuwe kaders die hierin verantwoordelijkheid opnamen.[47]

Volgens de KJb-organisatie was het belangrijk dat het kamp een politieke inhoud had. De jongeren moesten er gevormd worden in het communisme en politieke thema’s moesten aangesneden worden (zoals de strijd tegen de oorlogsvoorbereidingen, tegen het fascisme en voor de revolutie) aan de hand van actie, discussie, vorming en spel. Ook werd gesteld dat het kamp de basis moest leggen voor de werking van volgend jaar. Op een kamp konden sympathisanten aangetrokken worden om zo de cellen uit te breiden. Er werd ook een sterke nadruk gelegd op het feit dat wie mee wilde gaan zich schriftelijk moest inschrijven en dan ook daadwerkelijk meegaan. Het was ook belangrijk dat iedereen benaderd werd om mee te gaan op kamp, men moest op alle scholen propaganda maken voor het kamp om het een massaal karakter te geven.[48]

Tijdens de voorbereiding van het kamp werd gezegd te zoeken naar goedkope of gratis voedingswaren, enz. De KJb bleek niets zelf te hebben (geen tenten, geen tafels en stoelen, geen eetgerei, geen elektrische apparaten en bedrading), alles moest van ergens anders komen. Tijdens het kamp werden ook de banden aangehaald met andere marxistisch-leninistische organisaties zoals de KJV, jeugdorganisatie van de KPD (Duitsland). Ook werden een aantal activiteiten georganiseerd waaraan ook niet-deelnemers aan het kamp konden deelnemen: op 19 juli waren er de “Spartacusspelen” (dag van de revolutionaire sport waarvoor extra gemobiliseerd werd bij sportclubs van jeugdclubs en jeugdcafés en andere clubs), op 20 juli werd een kampfeest gehouden en op 26 juli vond een betoging plaats rond het centrale thema van het kamp. De prijs van het kamp bedroeg 1.500 BEF. Per dag meegaan kon ook, dit koste 100 BEF per dag.[49]

Een tweede kamp was dat van 12-21 juli (het jaartal ontbreekt). Hiervan weten we het thema: “neen aan de Russische en Amerikaanse oorlogsvoorbereidingen, neen aan het opkomende fascisme, voor de socialistische revolutie”. Volgens de brochure van het kamp betekende vakantie niet luilakken en niets doen. Deze verkeerde voorstelling werd door de burgerij ingepompt via tv en andere media. De KJb integendeel wist dat “geen strijdbare jongere zo een vakantie wil”. Een zomerkamp betekende ontspanning, actie en vorming om zo “te leren uit voormalige acties en om een beter perspectief te hebben voor de toekomstige strijd”. De burgerij probeerde via jeugdverenigingen zoals Scouts en Chiro binnen te dringen bij de jeugd en hen het burgerlijke ideeëngoed in te pompen. Het centrale idee van die burgerij was dat de sterkste groep, de kapitalisten, zouden overleven. Het zomerkamp was een alternatief hiervoor. Op dit kamp wilde de KJB regelmatig duidelijk maken wat collectiviteit was of welke de principes waren van het socialisme en hoe die opgebouwd werden. Via samenwerken wilde de KJb de krachten bundelen voor de verwezenlijking van éénzelfde doel, de verdediging van onze nationale onafhankelijkheid en de vestiging van het socialisme. Het programma bestond op de eerste dag uit twee delen. Overdag bouwde men het kamp en deed men een streekverkenning, ’s avonds werden de verschillende buitenlandse delegaties verwelkomd en werd uitleg gegeven over het doel en de werking van het kamp. De volgende dag startten de werkgroepen rond verschillende onderwerpen: het Midden-Oosten, Indochina, de NATO en het Warschaupact (instrumenten van de 2 supermogendheden), de jaren ’30, Portugal, het socialisme in Albanië, arbeidersstrijd in België, de fascisering, de strijd tegen de oorlogsvoorbereidingen en de buitenlandse politiek van Amada.[50]

Elke werkgroep diepte één onderwerp uit doorheen het kamp. Het kamp had de bedoeling de buitenstaanders bij het kampgebeuren te betrekken door hen ideeën uit te leggen of uit te nodigen voor activiteiten. Daarnaast werden ervaringen uitgewisseld met buitenlandse marxistisch-leninistische organisaties uit Nederland, Duitsland, Portugal, Zweden, Frankrijk, Zwitserland en Griekenland. Op het kamp was naast het werken in groepen plaats voor zang en ontspanning (revolutionaire liedjes zingen en spelen of duin- en strandspelen). Ook ging men tijdens het kamp op bezoek in een aantal textielwijken en in een aantal fabrieken en kreeg men op kamp uitleg van textielarbeiders over hun strijdervaringen.[51] Op het einde van het kamp werd een groot slotfeest gehouden met kampvuur en optredens van eigen en buitenlandse muziek- en toneelgroepen. De prijs om deel te nemen aan het kamp was 1 000 BEF, voor wie maar enkele dagen kon komen was de prijs 100 BEF per dag.[52]

De verhouding van de buitenstaanders ten overstaan van de KJb was verschillend. Ouders waren gekant tegen de deelname van hun zoon of dochter aan de KJb, want deelname betekende voor hen einde van de studies en carrière. In de scholen of op andere plaatsen werd men beter ontvangen. Er was steun omdat de KJb opkwam voor de problemen van de rest. In scholen waren er bijvoorbeeld progressieve leerkrachten die sympathie hadden voor de KJb en de beweging aansprak voor literatuur (bijvoorbeeld het Rode Boekje van Mao). Men was akkoord met de grond van de zaak waar de KJb voor streed, in tegenstelling tot de radicaliteit en gebruikte middelen, waar men het dan weer veel minder mee eens was.[53]

Jongeren stonden niet altijd positief ten overstaan van de KJb. Acties, die over de hoofden van de jeugd heen gingen, konden op weinig sympathie rekenen. Maar in acties rond gekende problemen deden andere jongeren zeker mee. De houding van de arbeiders, waarmee men in contact kwam tijdens acties aan de fabrieken, was er meestal één van onbegrip. Men snapte niet hoe een student zijn toekomst kon verknoeien, hij moest studeren en een goede baan vinden. Echte tegenkanting kwam er van het staatsapparaat (de ordediensten) dat de KJb in de gaten hield en ermee in confrontatie kwam tijdens stakingen en betogingen.[54] Veel tegenkanting was er ook van de VMO, die regelmatig in conflict - soms zelfs op een gewelddadige manier - kwam met de KJb.[55]  

 

Het financiële plaatje, waarbij we ons baseren op de situatie in Antwerpen, om de KJb te laten werken, was weinig fraai. Er was weinig geld voor eten en er werden in de winkels regelmatig schulden gemaakt om aan materiaal te komen. Iedereen die wat geld had (spaargeld, geld van verkochte kranten) bracht het binnen om de werking te kunnen verder zetten. Zelf had men niet veel materiaal, af en toe werd iets geleend van Amada. Ook kreeg men materiaal (bijvoorbeeld papier om stencils op te drukken) gratis van mensen die sympathie hadden voor de KJb.[56]    

 

Besluit

 

Als we het hele plaatje van de KJb bekijken is het verwonderlijk om te zien welk karakter deze jeugdorganisatie had. De nadruk lag niet op spel, ontspanning en samen zijn en dus lijkt het woord jeugdbeweging ongepast voor deze groep. Vanaf de leeftijd van ongeveer 15 jaar kregen de jongeren al, zij het dan wel aangepast aan hun niveau, ideologische inhouden ingepompt. Spel en sport werden volledig ten dienste van die prille politieke vorming, het eigenlijke doel, geplaatst. Op die manier wilde men de jongere voorbereiden op het politieke werk binnen de MLB en Amada.

Of men daarin geslaagd is, is een vraag die we hier niet beantwoorden. Daarvoor is de onderzoeksopzet te klein. Dat de KJb bestond maakt alleszins duidelijk dat Amada ook aan de toekomst van haar partij dacht en steeds nieuwe marxisten-leninisten wilde klaarstomen voor een leven in het teken van Mao en Marx.


[1] Volgens Lucien Materne was de afkorting voor de Kommunistische Jeugdbond “KJb”, met een kleine b voor bond. Dit is dus geen typefout. In de documenten over de KJb werd in het begin gesproken van de “KJ” in plaats van de “KJb”. Maar volgens Materne werd de afkorting “KJ” nooit gebruikt en sprak men vanaf het begin van de “KJb”. We hebben Materne gevolgd en steeds gesproken van de KJb. Schriftelijke mededeling van Lucien Materne, 31 maart 2004.

[2] Archief Rudi Van Doorslaer. Doos 2 AII 1, Voorstel tot het oprichten van een kommunistische jeugdbond (september 1971), p. 3-6.

[3] Ibidem

[4] De aangegeven leeftijden waren geldig voor de provincie Antwerpen. Het is mogelijk dat op andere plaatsen jongeren van een lagere leeftijd meededen. Ook was het zo dat in Antwerpen de leden vanaf 18 jaar, als ze naar de universiteit gingen, overstapten naar de MLB. Wie ging werken in een fabriek of ging studeren aan een hogeschool bleef meestal bij de KJb.  Interview met Paul Lever, 12 maart 2004.

[5] Archief Rudi Van Doorslaer. Doos 2 AII 1, De kommunistische jeugdbond, jeugdorganisatie van Amada (februari 1973), p.1-2. In de zoektocht kwam ook een document naar boven dat waarschijnlijk als vertrekpunt werd gebruikt ter verantwoordingen van de oprichting van een KJB. Zie Archief Rudi Van Doorslaer. Doos 10, De noodzaak en taak van de communistische jeugdbond, uit het programma van de communistiche jeugdinternationale 1928 Amada 04/’74.

[6] “Wordt lid van de KJB”, De stem van de revolutionaire jeugd (jg. 2 nr. 5 - januari 1976 ) 11.

[7] “Waarom is de KJB nodig?”, De stem van de revolutionaire jeugd (jg. 3 nr. 3 - november 1976) 20.

[8] Archief Rudi Van Doorslaer. Doos 2 AII3, De organisatorische opbouw van de jeugdbond (augustus 73), p. 6.

Zo ging men zich in Antwerpen bijvoorbeeld bezig houden met de jonge postbodes: wat waren hun problemen en zorgen en hoe konden die aangepakt worden. Interview met Paul Lever, 12 maart 2004.

[9]Archief Rudi Van Doorslaer. Doos 2 AII 4, Richtlijnen betreffende de organisatie van de KJB en de toetredingsvoorwaarden NB-KJB 13 september 1974, p. 4. “Wordt lid van de KJB”, De stem van de revolutionaire jeugd (jg. 2 nr. 5 - januari 1976) 11. Uit een document bleek dat in 1975 men er alleen in te slaagde mensen op te nemen die al communist waren. “De rest was sympathisant en bleef dit ook”, stelde de ontwerptekst in verband met de organisatiestructuur van de KJb maart-april 1975 op p. 2. Archief Rudi Van Doorslaer. Doos 2 AII 5en6, Ontwerptekst organisatiestructuur van de KJB maart-april 1975, p. 2.

[10] Interview met Paul Lever, 12 maart 2004.

[11] “Kringengedoe” was de situatie waarin de cellen van de KJb zich niets aantrokken van de nationale leiding. Elke provincie beperkte zijn verbondenheid met de nationale leiding. Het niet erkennen van de leiding van Amada en het zich willen postuleren als onafhankelijke organisatie, waren kenmerkend voor het “kringengedoe”.  Dit deed men omdat men de eigen baas wilde zijn, schrik had voor kritiek en gezichtverlies.

[12] Archief Rudi Van Doorslaer. Doos 2 AII 1, Voorstel tot het oprichten van een kommunistische jeugdbond (september 1971), p. 5. In de laatste maanden van 1972 werden hier rond een aantal nationale vergaderingen georganiseerd met besprekingen, voorstellen, richtlijnen. Dit leidde tot de oprichting van een nationaal bureau, de vorming van provinciale leiding in het democratisch centralisme en het opstellen van een basistekst. De tekst moest beschrijven welke de verschillende spontane massabewegingen waren van scholieren en hoe de KJb hiermee moest samenwerken, hoe de kadervorming zou verbeterd worden, welke massabewegingen van de arbeidersklasse gepropageerd diende te worden op de scholen en welke acties hierbij hoorden, welke acties moesten ondernomen worden in verband met de universiteit, welke de anti-imperialistische kampanjes hoorden te zijn en hoe het zat met de houding ten opzichte van de leerkrachten, spreekbeurten, projectonderwijs en de leerlingenraad. In de tekst moest ook in grote mate aandacht besteed worden aan de krant als belangrijk hulpmiddel om de organisatie en werking van de KJb te verbeteren. Archief Rudi Van Doorslaer. Doos 2 AII 2, Verslag van de nationale vergadering van de jeugdbond op 4-6 1972, p. 2-4.  

[13] Interview met Paul Lever, 12 maart 2004.

[14] Ibidem.

[15] Deze documenten worden besproken in hoofdstuk 3 van het chronologische stuk over Amada. Het is wel zo dat pas vanaf 1974 de KJb zich hierop kon baseren. We bestuderen in dit stuk dus alleen de organisatorische fase vanaf 1974. Hoe de KJb ervoor georganiseerd was, hebben we niet bestudeerd.

[16] Andere taken van de nationale leiding: de actualiteit die belangrijk is voor de jeugd volgen en nota’s uitgeven rond die gebeurtenissen, het blad bestuderen in functie van de jeugd, de strijd voeren in het nationale bureau van Amada rond de politieke lijn en voorhoede-ervaringen opdoen en nieuwe methodes testen, vorming geven in de provincies, rapporten van de provincies eisen en bestuderen (om de 14 dagen moest de provinciale leiding een rapport afleveren bij de nationale leiding) en kritiek en zelfkritiek op het nationaal bureau organiseren. Archief Rudi Van Doorslaer. Doos 2 AII 3, NB-KJB 23 augustus 1973 voorlopige teksten. Tekst 2 organisatieschema / taken van de verschillende leidinggevende organen, de controlemogelijkheid, de problemen bij de opbouw, p. 15.

[17] Interview met Paul Lever, 12 maart 2004.

[18] Dit was in de beginjaren het geval. Vanaf ongeveer 1974 begon men meer te discussiëren over wie wel en wie niet leider kon worden. Dit was het gevolg van een toevloed van nieuwe mensen van buiten de partij, waarvan men zeker wilde zijn dat ze zouden voldoen. Ibidem.

[19] Andere taken van de provinciale leiding waren: elke 14 dagen de rapporten van de cellen opvragen, de probleemcellen en celoverschrijdende problemen aanpakken, celleidervergaderingen en provinciale vormingsvergaderingen en meetings organiseren, de propaganda van de cellen verzamelen, de nationale propaganda en krant en teksten verspreiden, de provinciale kas inrichten (door aan de militanten te vragen een vaste bijdrage van 500 à 10 000 BEF per maand te betalen voor het nationaal secretariaat), zelf om de 14 dagen een rapport schrijven over het werk op het terrein in de provincie en de contacten met Amada leggen.  Archief Rudi Van Doorslaer. Doos 2 AII 3, NB-KJB 23 augustus 1973 voorlopige teksten. Tekst 2 organisatieschema / taken van de verschillende leidinggevende organen; de controlemogelijkheid, de problemen bij de opbouw, p. 15-16. 

In dit document werd ook aangegeven welke teksten gebruikt moesten worden om aan te leren hoe men een cel moest leiden: “Het leiderschap van het partijcomité”en “Vasthouden aan het collectief leidersschap” (vertaling uit Péking Info. 72/3), “Enkele problemen in verband met de methodes van leiding geven” (Mao Tse Tung).

[20] Interview met Paul Lever, 12 maart 2004.

[21] Archief Rudi Van Doorslaer. Doos 2 AII 4, Richtlijnen betreffende de organisatie van de KJB en de toetredingsvoorwaarden NB-KJB 13 september 1974, p. 3-4. Bij bepaalde van die fabriekscellen bleek dat er in 1974 een tendens bezig was waarin men de werking van de cel wilde opgeven. Dit was het gevolg van het niet zien van resultaten en het geven van weinig richting. Een cel zomaar opgeven mocht echter niet. Men moest van de nationale leiding rond de fabriek blijven werken. Een oplossing van het bestaande probleem lag in het opsporen van de oorzaken van het feit dat er geen resultaten waren om dan een balans van de werkwijze op te stellen en een rapport te maken met argumentatie voor de redenen van vertrek. Dat rapport zou dan besproken worden door de provinciale en nationale leiding, eerder mocht men niet wegtrekken.

[22] Ibidem.

[23] Het takenpakket van de celleiding bestond uit het rekruteren van nieuwe militanten, sympathisantenwerk organiseren, controle doen op de uitvoering van de besluiten, werken in de hulporganisatie, samenstelling en verandering van de cel doorgeven en de clandestiniteit bewaren. Andere taken van de agitatieploeg waren: propaganda en agitatie aan de poorten leiden, de werking in de scholierenorganisaties (de scholierencomités en school- en leerlingenraden) regelen, optreden in de school zelf en in de jeugdclubs, een analyse van de school maken, enz. Andere taken voor de vormingsverantwoordelijke: studie van de KJB- en partijkrant, massaverkoop van de communistische kranten, onderhouden van de abonnementen en het koeriersnet, de artikels doorsturen naar de krant en het correspondentennet op poten zetten. Archief Rudi Van Doorslaer. Doos 2 AII 4, Richtlijnen betreffende de organisatie van de KJB en de toetredingsvoorwaarden NB-KJB 13 september 1974, p. 6.  In de eenheid van Lever werden de celvergaderingen om de twee weken georganiseerd. Interview met Paul Lever, 12 maart 2004.

[24] Ibidem.

[25] Archief Rudi Van Doorslaer. Doos 2 AII 1, Voorstel tot het oprichten van een kommunistische jeugdbond (september 1971), p. 3-4.

[26] Het doel hiervan was viervoudig: verkeerde opvattingen en toepassingen van de politieke richtlijnen bestrijden met behulp van het marxisme-leninisme en de juiste opvattingen verdedigen om zo de ideologische klassenstrijd te kunnen voeren, vasthouden aan de richtlijnen, fouten maken vermijden en verminderen, discussiëren over de richtlijnen, verkeerde tendensen bestrijden in het toepassen van het democratisch centralisme en een globaal overzicht krijgen van de toestand binnen de KJB. Archief Rudi Van Doorslaer. Doos 2 AII 2, Richtlijnen bij de instelling van het systeem van de 3-wekelijkse rapporten in de jeugdbond (30-11-72), p. 4.

[27] Ibidem.

[28] Interview met Paul Lever, 12 maart 2004. Wanneer het tijdschrift De stem van de revolutionaire jeugd voor het eerst werd uitgebracht is voor Lucien Materne niet meteen duidelijk. Ten vroegste situeert hij het in oktober 1973, maar hij is helemaal niet zeker en stelt dat ook in het voorjaar 1974 kan zijn geweest. Schriftelijke mededeling van Lucien Materne, 31 maart 2004.

[29] Archief Rudi Van Doorslaer. Doos 2 AII 2, Richtlijnen voor de politieke consolidatie van de jeugdbond in de campagne rond de nationale krant (16/12/72), p. 2.

[30] Andere boeken zijn: Het Rode Boekje en De Filosofische essays van Mao of literatuur van Engels. Interview met Paul Lever, 12 maart 2004.

31 Archief Rudi Van Doorslaer. Doos 2 AII 1, Aanvulling en verduidelijking van de tekst: voorstel tot het oprichten van een KJ. (na september 71), p. 2.

[32] Archief Rudi Van Doorslaer. Doos 2 AII 2, Provinciale vergadering 26/12/72, hoe de opbouw van de partij verstevigen? Waarom kaderscholing in de KJB?, p. 1.

[33] Archief Rudi Van Doorslaer. Doos 2 AII 2, Uitnodiging van de Vereniging Van Vlaamse Studenten-Werkgroep School en Maatschappij, p. 1.

[34] Archief Rudi Van Doorslaer. Doos 2 AII 1, Voorstel tot het oprichten van een kommunistische jeugdbond (september 1971), p. 4-5.

[35] Programma van de KJB voor de verkiezingen van 1976. Een programma uit 1975 toont dezelfde eisen. “Programma”, De stem van de revolutionaire jeugd (jg. 2 nr. 1 - september 1975) 8.

[36] “Eisenprogramma. Onderwijs in dienst van het volk”, De stem van de revolutionaire jeugd (jg. 3 nr. 3 - november 1976) 6.

[37] Volgens Lever was dit tijdschrift qua inhoud en taal niet aangepast aan de jeugd en dus vaak moeilijk verkoopbaar. Interview met Paul Lever, 12 maart 2004.

[38] Schriftelijke mededeling van Paul Lever, 12 april 2004.

[39] Interview met Paul Lever, 12 maart 2004.

[40] Archief Rudi Van Doorslaer. Doos 2 AII 4, NB/KJB richtlijnen voor de scholieren voor de mobilisatie voor de nationale betoging van 30 maart tegen het plan VDB-Cudell (1974), p. 1-2.

[41] Archief Rudi Van Doorslaer. Doos 2 AII 3, NB KJB (ML) 15/06/73, p. 3.

[42] Archief Rudi Van Doorslaer. Doos 8, Document over voettocht KJB, p. 1-4.

[43] Archief Rudi Van Doorslaer. Doos 2 AII 4, Richtlijnen KJB/ML over de China-campagne van mei ’74, p. 1-5.

[44] Ibidem.

[45] Archief Rudi Van Doorslaer. Doos 8, map brochures IV, “Geen 30 miljard voor oorlogsindustrie” (s.d.), “Strijd tot het intrekken van het hele plan VDB en het CVP-BSP wetsvoorstel nr. 430 Vranckx” (s.d.) en “Steun de strijd van het Griekse volk!” (s.d.).

[46] Interview met Paul Lever, 12 maart 2004.

[47] Archief Rudi Van Doorslaer. Doos 2 AII 5en6, KJB kamp 17 juni 1975,  p.1.

[48] Ibidem, p. 2.  Sport (volleybal, voetbal, atletiek en hindernissenkoers) nam op kamp een belangrijke plaats in en kreeg vorm onder de naam Spartacusspelen. Volgens de brochure was deze naam een verwijzing naar de Griekse slaaf Spartacus die als held de grote opstand organiseerde tegen de decadente Griekse koningen. In die zin organiseerde men spelen waarin kameraadschappelijkheid en sportiviteit steeds vooraan werden geplaatst en “de egoïstische winnaarmentaliteit van de West- en Oost-Europese revisionistische landen (die alleen maar gericht was op het eigen succes en gekenmerkt werd door corruptie, omkoping en doping) werd bestreden”. Sport was trouwens noodzakelijk voor het opbouwen van een goede fysieke conditie. Die conditie was nodig om zich “in de komende gevechten tegen de fascistische oorlogsstokers en hun stoottroepen te kunnen weren”. Voor de KJb was deelnemen aan sport belangrijker dan winnen, men moest de sport op een proletarische manier beoefenen en de massasport ontwikkelen.

[49] Archief Rudi Van Doorslaer. Doos 2 AII 5en6, KJB kamp 17 juni 1975, p. 3-4.

[50] Archief Rudi Van Doorslaer. Doos 3, Programmabrochure zomerkamp KJB (s.d.), p. 2-3.

[51] Archief Rudi Van Doorslaer. Doos 3, Pamflet over het zomerkamp van 12-27 juli (s.d), p. 1.

[52] Archief Rudi Van Doorslaer. Doos 3, Programmabrochure zomerkamp KJB (s.d.), p. 4-7.

[53] Interview met Paul Lever, 12 maart 2004.

[54] Betreffende controle van de ordediensten vertelde Lever dat ooit een lid van KJb werd ontmaskerd als spion van de politie. Men had een jonge delinquent in ruil voor strafvermindering de opdracht gegeven te infiltreren in de KJb om zo informatie over de beweging te verzamelen. Ibidem.

[55] Zo vertelde Lever dat tijdens één van de zomerkampen zelfs tenten van KJB werden vernield door VMO-ers. Ibidem.

[56] Ibidem.