Inhoud  Print (24p)

Cuba en de internationale solidarireit,
een weinig bekend verhaal, april 2005, 

Brochure opgemaakt door Liekens Roger
en te verkrijgen bij Acco en Oxfam Leuven/Gent/Antwerpen
en bij de auteur 016/  , 2€ + verzendkosten.

 

Inhoud

Inleiding

Deel I (1959-1990)

Het begin
Cuba en Afrika in de jaren '60
Latijns-Amerika in de jaren '60-70
Humanitaire hulp
Vietnam
Cuba in het Midden-Oosten
Angola
Centraal-Amerika in de jaren '80

Deel 2 (1990-2005)

Tsjernobyl
Landbouw
Studeren in Cuba
Medische bijstand aan andere landen
Venezuela
Strijd tegen de kapitalistische globalisering

Enkele conclusies
Bijlagen

Bijlage 1: Cuba: Democratie of dictatuur?
Bijlage 2: De Amerikaanse economische blokkade tegen Cuba
Bijlage 3: Enkel interessante websites over Cuba
Bijlage 4: Cuba in cijfers

Achterflap
Over de auteur

  

Inleiding

Cuba krijgt de steun van heel wat mensen die hopen en strijden voor een betere wereld, en dit om verschillende redenen.

Eén van die minder bekende redenen is de internationale solidariteit die de Cubaanse revolutie van bij haar overwinning in 1959 tot op vandaag in de praktijk brengt. De massale omvang hiervan is nog nooit gezien in het verleden of in een ander land en is werkelijk uniek. Toch is hierover nog maar weinig geschreven.

Deze brochure probeert deze leemte op te vullen. Uiteraard bevat deze brochure maar een korte schets van het omvangrijke Cubaanse internationalisme. Heel wat aspecten komen niet of maar zeer beknopt aan bod. Alleen al over de rol van Cuba in Angola bijvoorbeeld zou men een lijvig boek kunnen schrijven.

Deze brochure heeft tot doel een beknopt en algemeen overzicht te geven over dit onderwerp, zodat de lezers een beter inzicht hebben in één van de belangrijkste aspecten van die toch wel zeer unieke Cubaanse revolutie.

Deze brochure sluit af met enkele korte bijlagen over Cuba. De bijlage over "Cuba : democratie of dictatuur" is een licht herwerkte versie van een vrije tribune die ik eind 2003 voor VETO, het Leuvense studentenblad, schreef.

Tot slot wil ik alle mensen die bijdroegen tot het tot stand komen van deze brochure danken. Zonder hun hulp zou ze veel moeilijker, of misschien zelfs helemaal niet, tot stand gekomen zijn.

Voor de volledige inhoud, en voor eventuele fouten, blijf ik echter verantwoordelijk.

Roger Liekens 
Leuven, 15 april 2005

 

Deel I (1959-1990)

Het begin

Hoewel de Cubaanse revolutie eigenlijk ook een nationalistische revolutie is, gericht tegen de overheersing en uitbuiting van Cuba door het V.S.-imperialisme, heeft ze toch vanaf het begin een internationalistisch karakter. Zo is bv. een Spaanse generaal uit de vroegere Spaanse republiek mee verantwoordelijk voor de opleiding van het rebellenleger in 1956 in Mexico. En eind 1955 heeft ook de Argentijn Ernesto "Che" Guevara, die spoedig één van de leiders van de guerrilla zou worden, zich bij Fidel en de zijnen aangesloten.

Van in het begin van de revolutie wordt duidelijk dat de Cubanen hun revolutie beschouwen als een onderdeel van een wereldwijde strijd tegen het imperialisme : in de eerste plaats in Latijns-Amerika, maar al vlug in heel de derde wereld.

Vanaf 1961 wordt Cubaanse hulp (financieel, logistiek, militaire training) gegeven aan diverse Latijns-Amerikaanse guerrillabewegingen (Argentinië, Guatemala, Peru, Venezuela). Tussen 1961 en 1964 krijgen tussen de 1500 en 2000 Latijns-Amerikanen een militaire en/of politieke opleiding in Cuba. Deze guerrillabewegingen lijden echter al snel een nederlaag.

Cuba en Afrika in de jaren '60

Zeer vlug komt er ook aandacht voor Afrika.

In oktober 1961 komen 15 studenten van Guinea aan Cubaanse universiteiten en technische scholen studeren. Cuba betaalt alle kosten, het studieloon van de studenten inbegrepen. Dit zijn de eerste studenten van de tienduizenden buitenlandse studenten die in Cuba sindsdien gratis kunnen komen studeren.

In januari 1962 krijgt het Algerijnse verzet, dat voor onafhankelijkheid strijdt tegen de Franse koloniale bezetter, wapens van Cuba. 76 gewonde verzetsstrijders en 20 kinderen uit vluchtelingenkampen gaan naar Cuba.

In mei 1963 gaan dan de eerste Cubaanse dokters en technici naar het pas onafhankelijk geworden Algerije.  Het is het begin van een massaal uitsturen van dokters, technici en leraars naar talrijke derdewereldlanden.

Tussen 1966 en 1974 vervoegen heel wat Cubaanse militaire instructeurs en dokters de onafhankelijkheidsstrijders in Guiné-Bissau, waar zij een beslissende rol spelen in de strijd tegen de Portugese kolonisator. Cubaanse internationalisten spelen niet alleen een belangrijke rol in de onafhankelijkheidsstrijd tegen de Portugezen, ook na de onafhankelijkheid blijven Cubaanse internationalisten hulp bieden aan het onafhankelijk geworden Guiné-Bissau. Cubaanse gezondheidswerkers hebben er de eerste medische statistieken uit de geschiedenis van dat land opgesteld, voor het eerst een nationale anti-poliocampagne georganiseerd voor kinderen onder de 14 jaar en een nationaal plan tegen lepra opgesteld.

In december 1964 vertrekt Ché Guevara voor een bijna 3 maanden durende trip naar Afrika waarbij hij contacten legt met linkse Afrikaanse regeringen, zoals die van Algerije, Egypte en Tanzania, en met Afrikaanse bevrijdings­bewegingen, waaronder het Angolese MPLA (zie later). In de gesprekken die Ché met de leiders van de bevrijdingsbewegingen heeft, probeert hij hun, met weinig succes, duidelijk te maken dat ze hun strijd niet eng nationaal maar internationaal moeten bekijken. Ché : "Het gaat niet om de bevrijding van één land, maar om de gemeenschappelijke strijd tegen een gemeenschappelijke vijand".

Het zwaartepunt in de Afrikaanse strijd tegen het imperialisme ligt volgens Ché in 1964 en 1965 in Congo. Daarom moet alles gericht zijn op de steun aan de Congolese opstandelingen (de "Simba's") tegen het neo-kolonialistische regime in Congo. Tussen april 1965 en november 1965 sluit Ché zich via Tanzania met ongeveer 150 Cubaanse vrijwilligers (van wie er 6 zul!en sneuvelen) aan bij de Congolese opstandelingen.

De stnjd van Ché in Congo is geen actie op eigen houtje van Ché, die uit Cuba zou vertrokken zijn omdat hij het zogezegd niet eens was met de richting die de revolutie uitging. De strijd van Ché in Congo is voorbereid in Cuba en krijgt actieve steun van de hoogste leiding van de Cubaanse revolutie ondanks de slechte communicatie is er toch een directe betrokkenheid van Castro. Fernandez Padilla, toenmalig vice-minister van Buitenlandse Zaken in Cuba, verblijft een groot deel van die periode in het buurland Tanzania en zorgt van daaruit voor logistiek en communicatie. Machado Ventura, toenmalig minister van Volksgezondheid, gaat ook naar Tanzania en heeft contact met de Cubanen in Congo. Hij zorgt vooral voor het sturen van Cubaanse dokters.

Deze missie naar Congo is, zoals Ché achteraf zelf schrijft, een mislukking. Deze mislukking heeft verschillende oorzaken. Zo maken de Cubanen een aantal fouten. Er is het gebrek aan discipline en vechtlust bij de Congolezen, en er is het laakbaar gedrag van de meeste Congolese opstandelingenleiders die liever in het buitenland zitten dan bij hun manschappen op het terrein.

Ook het gegeven dat er geen contacten tot stand komen tussen de opstandelingen in het oosten van Congo en de guerrillabeweging van Pierre Mulele, die duidelijk beter georganiseerd is en op een hoger ideologisch niveau staat, draagt bij tot de nederlaag.

De belangrijkste oorzaak van het mislukken van de Cubaanse missie in Congo is echter het feit dat bij de aankomst van de Cubanen in Congo de opstand al ver over zijn hoogtepunt is, al beslissende slagen heeft gekregen (o.a. door Belgische soldaten en huurlingen in Stanleyville einde '64) en reeds min of meer doodgebloed is.

Latijns-Amerika in de jaren '60-70

Na de aanvankelijke mislukking van de eerste pro-Cubaanse guerrillabewegingen begin jaren ' 60 in Latijns-Amerika besluit Cuba tot "een nieuw revolutionair initiatief" in Latijns-Amerika.

Het hoogtepunt hiervan vormt natuurlijk het vertrek van Ché met een aantal andere Cubanen naar Bolivië om daar een guerrillabeweging uit te bouwen. Er zijn verschillende redenen om Bolivië te nemen : het land ligt in het hart van Latijns-Amerika, zijn topografie is geschikt voor guerrillastrijd, door zijn relatief gemakkelijk te overschrijden grenzen naar 5 andere Latijns-Amerikaanse landen kon het het centrum worden van een continentale guerrillastrijd. Bovendien is Bolivië een land met een chronische politieke en economische instabiliteit en met een strijdbare arbeidersbeweging.

Zoals iedereen weet loopt de guerrillastrijd in Bolivië op een mislukking uit, waarbij ook Ché om het leven komt.

Over de oorzaken van de mislukking is al veel inkt gevloeid : een verkeerde plaats en tijdstip om de guerrilla op te starten ? Verraad ? Te weinig steun van de linkse krachten in Bolivië, meer bepaald van de plaatselijke Kp. ? Worden de guerrillero's gedwongen te vroeg de strijd aan te gaan ? De bliksemsnelle en massale machtsontplooiing van de CIA en Amerikaanse legeradviseurs in Bolivië, die direct "geroken" hebben dat de kwestie Bolivië gevaarlijk is voor hun controle over het Latijns-Amerikaans continent, droeg ook zeker bij tot de nederlaag van de guerrillabeweging van Ché Guevara. Ché is overigens vermoord op bevel van de CIA-agent Felix Ramos, een anti-Castro Cubaan.

Eén mythe wil ik hier ontkrachten, nl. dat Ché door Fidel naar Bolivië gestuurd is om van hem af te zijn en dat Ché en de zijnen daar maar zichzelf moesten redden. Het was Ché zelf die, in nauwe samenspraak met de Cubaanse leiding, voor Bolivië koos omwille van hierboven genoemde redenen. Voor Ché is Bolivië de achterdeur van zijn geboorteland Argentinië. Chés vertrek naar Bolivië is niet het wanhopige gebaar van een eenzame avonturier, maar een vitaal onderdeel van de meest ambitieuze poging van de Cubaanse revolutionairen om de gewapende strijd tegen het imperialisme in Latijns-Amerika te bevorderen.

Deze hernieuwde nadruk op de gewapende strijd in Latijns-Amerika zorgt trouwens voor spanningen met Moskou, dat in die periode zijn commerciële en diplomatieke banden met Latijns-Amerikaanse regeringen poogt uit te breiden. Het gaat hierbij om dezelfde regeringen die de Cubaanse revolutionairen via gewapende strijd willen omverwerpen.

Ché's plan is om uiteindelijk naar Argentinië te gaan en de keuze van Bolivië staat o.a. in functie van dat doel. Zowel bij de voorbereiding als tijdens zijn verblijf in Bolivië krijgen Ché en zijn manschappen alle mogelijke steun van de Cubaanse overheid. De dood van Ché, en het daarmee samenhangende mislukken van het "revolutionaire offensief" op het Latijns-Amerikaans continent, wordt in Cuba als een groot verlies beschouwd.

De strategie van guerrillastrijd wordt dan ook, voorlopig, op een laag pitje gezet maar niet helemaal opgeborgen. Zo blijven bv. de Sandinistische Guerrillastrijders van Nicaragua steun krijgen, net als de Tupamaros in Uruguay en de linkse gewapende vleugel van de Peronntische beweging (de toekomstige Monteneros) in Argentinië.

Wanneer de linkse Allende in 1970 in Chili tot president verkozen wordt, krijgt hij onmiddellijk veel steun van Cuba. Fidel brengt trouwens een opgemerkt bezoek aan dat land tijdens Allende's presidentschap. Naar aanleiding van de verkiezing van Allende zegt Fidel bovendien dat het ook mogelijk is om via verkiezingen het socialisme te bereiken. Doch terzelfdertijd vindt Fidel dat de linkse partijen in Chili zich moeten bewapenen tegen een eventuele rechtse staatsgreep en verklaart dat Cuba hun die wapens wil leveren. Daar gaat Allende maar net voor de staatsgreep, te laat dus, op in. Na de bloedige staatsgreep vinden trouwens duizenden Chilenen een veilig onderkomen in Cuba.

Humanitaire hulp

Ondertussen gaat Cuba ook massaal door met het uitsturen van dokters, leraars en technici naar heel wat derdewereldlanden, terwijl heel wat studenten uit die landen in Cuba een gratis opleiding kunnen volgen. Er bevinden zich tienduizenden Cubaanse experten in Afrikaanse landen zoals Congo-Brazzaville, Tanzanië, Mali, Guiné-Bissau, Mozambique (na de onafhankelijkheid), Benin, Ethiopië, Kaapverdische Eilanden, enz      

De aangeboden hulp is, zoals gewoonlijk, gratis.

In Tindouf, in het zuidwesten van Algerije, helpen Cubaanse dokters tienduizenden vluchtelingen die de Westelijke Sahara ontvlucht zijn na de bezetting door Marokko.

In 1988 bereikt het aantal Afrikaanse studenten zijn piek met maar liefst 18.075 studenten die op kosten van de Cubaanse overheid in Cuba studeren.

De meeste buitenlandse studenten die in Cuba studeren, doen dat in de internationale scholen op het Eiland van de Jeugd, een smal eilandje ten zuiden van de provincie Havanna

Het idee van de internationale scholen ontstaat in juni 1977, wanneer Cuba aan het pas bevrijde Angola 4 scholen aanbiedt op het Eiland van de Jeugd, met plaats voor 600 Angolezen in elke school. De eerste studenten aldaar zijn dan ook studenten uit Angola, Namibië en Mozambique. Ze krijgen gedeeltelijk in hun eigen moedertaal les in geschiedenis en aardrijkskunde door leraars van hun eigen nationaliteit en worden aangemoedigd om hun eigen cultuur en leefgewoontes te ontwikkelen. Een hele infrastructuur van gezondheidszorgen en diensten voor de buitenlandse studenten worden op het Eiland van de Jeugd uitgebouwd. De studenten worden gekleed, gehuisvest en van voedsel voorzien door de Cubaanse overheid. De meeste studenten studeren er geneeskunde, landbouw, economie, onderwijs en techniek.

Vietnam

Uiteraard is Cuba solidair met de strijd van het Vietnamese volk tegen de Amerikaanse agressie, niet alleen in woorden maar ook in daden. De Cubanen verwijten de Russen en de Chinezen dat ze veel te weinig doen om de strijd tegen de Amerikaanse bezetter te ondersteunen. Zelf sturen de Cubanen heel wat personeel naar Noord-Vietnam, waaronder veel dokters. Cubaanse ingenieurs bieden ook doorslaggevende hulp bij de bouw van de "Ho Chi Min"-route : de route dwars door de jungle, langs de Vietnamese grens, die vanuit Noord-Vietnam het verzet in het zuiden bevoorraadt en levensnoodzakelijk is om de strijd tegen de Amerikanen te winnen.

Cuba beschouwt het als zijn morele plicht om Noord-Vietnam en de Vietcong zoveel mogelijk te helpen. Het beseft maar al te goed dat de Amerikanen, doordat ze zo massaal verwikkeld zijn in Vietnam, Cuba min of meer met rust zullen laten, althans op militair vlak. De VS kunnen zich immers geen 2 "Vietnams" veroorloven.

Ook revolutionairen uit de VS zelf, zoals zwarten van de "Black Panthers", worden in Cuba verwelkomd. Ze verblijven o.a. aan het strand van Jibacoa, ten oosten van Havanna, waar ze bv. revolutionaire kameraden zoals bezoekers van de Vietcong kunnen ontmoeten. Heel wat jonge Amerikanen die de leiders worden van de protesten tegen de Vietnamoorlog en de studentenprotesten, verblijven in de jaren '60 kortere of langere tijd in Cuba.

Cuba in het Midden-Oosten

Hoewel Cuba tegen elke vorm en uiting van antisemitisme is, zijn de Cubaanse revolutionairen toch altijd solidair geweest met de Palestijnse bevrijdingsstrijd en klagen ze, tot op de dag van vandaag, regelmatig de agressie en de onderdrukking van Israël tegenover de Palestijnen aan.

Op 28 oktober 1973 komen 110 Cubaanse soldaten in Syrië aan, dat, in de net afgelopen Yom Kippoeroorlog, verslagen is door Israël. De Syrische president heeft aan Castro een tankbemanning gevraagd om zijn verliezen in de afgelopen oorlog te compenseren.

Midden november zijn er in Syrië ongeveer 1.000 Cubanen, genoeg om 3 tankbataljons te bemannen. Van november 1973 tot mei 1974 vechten Israël en Syrië een uitputtingsoorlog uit op de Golanhoogte. Ook kleine Cubaanse tankeenheden geraken daarbij slaags met het Israëlische leger. In de lente van 1973 stuurt Cuba eveneens zo'n 100 instructeurs naar Zuid-Jemen voor de training van de militie van het toenmalige pro-communistische regime.

Angola

Enkele maanden na de contacten die Ché begin 1965 met de leiders van de linkse bevrijdingsbeweging MPLA had, vervoegen de eerste Cubanen de MPLA-strijders in hun strijd tegen Portugal. Vooral in 1966 en 1967 zijn er tientallen Cubanen bij de MPLA actief. Daarna vermindert dit.

Vanaf het voorjaar van 1975 zijn er opnieuw nauwe contacten met het MPLA en krijgt het meer hulp (instructeurs, wapens, geld, uitrusting). Het wordt immers duidelijk dat meer rechtstreekse inmenging in Angola komt van Zaïre en Zuid-Afrika. Vanaf juli 1975 staan op de achtergrond de VS, die onder andere via Zaïre en Zuid-Afrika, Angola in het Westerse kamp willen houden.

Castro laat in augustus 1975 aan de Sovjet-Unie weten dat hij van plan is uitgebreide militaire steun aan het MPLA te geven, het sturen van Cubaanse troepen inbegrepen. Hij vraagt aan de Sovjet-Unie hulp om die troepen te verplaatsen. Van deze Sovjet-hulp komt aanvankelijk niet veel in huis. Die Sovjet-Unie is immers bezorgd over het optreden van de Cubanen in Zuidelijk Afrika. Dat zou de ontspanning ("détente") met het Westen die toen op haar hoogtepunt was, en haar goede relaties met een aantal Afrikaanse landen in gevaar kunnen brengen.

In het najaar van 1975 wordt Angola dan onafhankelijk en dreigt het MPLA, dat door het Westen als een bedreiging voor zijn belangen in die regio gezien wordt, aan de macht te komen. Door de onafhankelijkheid van Angola en Mozambique wordt ook het apartheidssysteem in Zuidelijk Afrika nog meer geïsoleerd. Twee concurrerende en door het Westen gesteunde guerrillabewegingen proberen het linkse MPLA van de macht te houden terwijl in oktober 1975 het Zuid-Afrikaanse leger een massale inval in Angola doet. Op 25 oktober dringen de geregelde troepen van Zuid-Afrika Angola binnen vanuit Namibië en tegen het einde van hun eerste week zijn ze reeds 700 km in het land doorgedrongen.

De Cubaanse leiding beslist zonder aarzelen op 5 november om op zo kort mogelijke tijd massaal troepen naar Angola te sturen, onder de naam "Operatie Carlotta". In zeer korte tijd worden 30.000 Cubaanse soldaten, van wie er een kleine 200 zullen sneuvelen, naar Angola gestuurd om het pas onafhankelijk geworden land te verdedigen tegen de Zuid-Afrikaanse inval en de aanvallen van de pro-Westerse rebellen.

In tegenstelling met wat soms beweerd wordt, is deze beslissing een onafhankelijke, soevereine daad van Cuba, en pas nadat zij genomen is, en niet ervoor, licht Cuba de Sovjet-Unie in. Aanvankelijk worden de Cubaanse troepen en het Cubaanse materiaal vooral verplaatst met Cubaanse boten en vliegtuigen. Pas vanaf januari 1976 worden een groot deel van de Cubaanse soldaten en Cubaans materiaal verplaatst met Russische hulp.

Het zijn uitsluitend vrijwilligers die naar Angola gestuurd worden. De procedure die gebruikt wordt om de eenheden te organiseren is een oproep die privé gedaan wordt aan de leden van de eerste reserve-eenheden, waaronder alle mannen tussen 17 en 25 jaar oud en diegenen die al gediend heb ben in het leger. Zij worden telegrafisch opgeroepen om zich te melden bij hun normale militaire commissies.

Omdat het aantal vrijwilligers groter is dan nodig is er een strikte selectie. Sommige Cubanen doen al het mogelijke om toch maar door de selectie te geraken. Er zijn gevangenisboeven die ook vragen om te mogen gaan, maar dat wordt geweigerd.

Omdat niemand, ook na de selectie, gedwongen wordt om naar Angola te gaan, moet vóór het vertrek iedereen een vrijwilligersverklaring tekenen. Er zijn er die nog weigeren te gaan nadat ze geselecteerd zijn en dezen worden wel publiekelijk uitgelachen en privé veracht. De Cubanen gaan om heel wat verschillende redenen naar Angola, maar er bestaat geen twijfel over dat de overgrote meerderheid naar Angola gaat met de volledige overtuiging dat dit een daad van politieke en internationale solidariteit is.

Tot het einde van "Operatie Carlotta" worden er 101 vluchten gemaakt in dikwijls zeer moeilijke en ongelooflijke omstandigheden. Gedurende de 6 maanden oorlog worden er ook 42 trips met schepen gemaakt. De Cubaanse schepen zijn in die periode het doelwit van allerlei provocaties door VS-torpedojagers, die hen dagenlang bestoken, en door VS-oorlogsvliegtuigen die foto's van hen nemen en op lage hoogte over hen heen vliegen. Fidel Castro houdt zich persoonlijk bezig met zelfs de kleinste details van die oorlog. Hij doet alle schepen uitgeleide en geeft vóór het vertrek van elke boot een opwekkende speech voor de soldaten in het " La Habana Theater ". Er is geen plaats op de kaart van Angola die hij niet kan identificeren. Hij is zo intens geconcentreerd op de oorlog en zo precies, dat hij alle cijfers over Angola kan citeren alsof het om Cuba zelf gaat en hij spreekt over Angolese steden, gewoontes en volkeren alsof hij daar zijn hele leven heeft gewoond.

De Cubanen brengen de snelle Zuid-Afrikaanse opmars tot staan, brengen zware verliezen aan het Zuid-Afrikaanse leger toe en eind maart 1976 worden de laatste Zuid-Afrikaanse troepen over de Angolese grens gedreven. Ook het noordelijke front wordt bevrijd doordat het pro-westerse FNLA en het Brits-Amerikaanse huurlingenleger, dat op het laatste moment in een wanhopige poging door de CIA nog gerecruteerd was, verslagen worden.

Deze historische gebeurtenis heeft een grote invloed in heel Afrika.

Angolese en zwarte Cubaanse troepen (al vanaf de jaren '60 bestaat het Cubaanse personeel in Afrika overwegend uit zwarten) hebben een blank leger verslagen.

Dit geeft ook een enorme opkikker aan het anti-apartheidsverzet in Zuid-Afrika zelf. Angola bewijst dat het Zuid-Afrikaanse leger niet onoverwinnelijk is. Het hoofd van een zwarte school in Soweto zegt tegen een reporter van "The New York Times" eind februari 1976 : "Angola zit zeer sterk in de geest van mijn studenten... het geeft hun hoop". Drie maanden later begint de schoolopstand tegen het apartheidsregime in Soweto.

Vanaf de overwinning van Cuba en Angola tegen Zuid-Afrika begint ook de Namibische bevrijdingsbeweging SWAPO, die strijdt tegen de bezetting van Namibië door het Apartheidsregime, voor Zuid-Afrika een last te worden. De vrees voor een nieuw Angola en voor een verdere invloed van Cuba in Zuidelijk-Afrika zorgt er ook voor dat de VS hun steun aan het blanke minderheidsregime in Rodesië (nu Zimbabwe) sterk verminderen en aansturen op een vreedzame en onderhandelde overdracht van de politieke macht (echter niet de economische hefbomen !) aan de zwarte meerderheid, wat dan ook gebeurt in 1980.

Naast een aantal Cubaanse troepen die in Angola blijven, stuurt Cuba ook honderden dokters en technici naar Angola. Die werken inentingscampagnes uit tegen polio, difterie, tbc, cholera en tetanus. De door de Portugezen verlaten medische apparatuur gebruiken de Cubanen nu niet meer alleen voor de bezittende klasse, maar voor heel de bevolking.

In Ethiopië zijn bij de machtsovername in 1974 precies 125 dokters voor 35 miljoen inwoners. In 1977 en 1978 wordt dit aantal in één klap meer dan verdubbeld door het sturen van 140 Cubaanse dokters.

In het voorjaar van 1988 is er opnieuw een groot offensief van Zuid-Afrika tegen Angola. De Cubanen sturen nog duizenden soldaten extra en verschepen, zelfs ten koste van hun eigen defensie, de meest moderne wapens naar Angola. In grote mate dankzij deze Cubaanse inbreng, wordt het Zuid-Afnkaanse leger een complete nederlaag toegebracht in Cuito Cuanavale, wat de machtsverhoudingen in heel Zuidelijk Afrika onomkeerbaar wijzigt: UNITA, de door het Westen en Zuid-Afrika gesteunde rebellenbeweging, wordt een zware slag toegebracht.

Zuid-Afrika wordt gedwongen een einde te maken aan de bezetting van Namibië, dat een paar jaar later dan ook eindelijk onafhankelijk wordt.

Deze opdoffer die Zuid-Afrika van Cuba krijgt is ook het begin van het einde van het apartheidssysteem in Zuid-Afrika zelf. Cuba heeft bovendien vanaf het begin de strijd tegen het apartheidssysteem actief  gesteund. Zo trainen Cubaanse militaire instructeurs strijders van het ANC en kunnen ANC-leden gratis studeren in Cuba.

Tussen 1975 en eind jaren '80 zijn er minstens 300.000 (driehonderdduizend !) Cubaanse internationalisten, zowel burgerlijke als militaire, in Angola actief geweest, en veel meer hadden zich opgegeven als vrijwilliger om ook te gaan.

Tot slot van dit lange hoofdstuk enkele citaten uit de toespraak die Nelson Mandela bij zijn bezoek aan Cuba hield op 26 juli 1991 : "Vandaag is dit het revolutionaire Cuba, het internationalistische Cuba, het land dat zoveel gedaan heeft voor de volkeren van Afrika. [...] Het Cubaanse volk heeft een speciale plaats in het hart van het volk van Afrika. De Cubaanse internationalisten hebben een bijdrage aan de Afrikaanse onafhankelijkheid, vrijheid en  rechtvaardigheid geleverd, die ongeëvenaard is door zijn principieel en onbaatzuchtig karakter. Vanaf zijn eerste dagen was de Cubaanse revolutie op zichzelf een bron van inspiratie voor alle vrijheidslievende mensen. [...]

Uw consistente toewijding aan de systematische uitroeiing van racisme is ongeëvenaard. [...] De beslissende nederlaag van het apartheidsleger was een inspiratie voor het strijdende volk binnen Zuid-Afrika. Zonder de nederlaag in Cuito Cuanavale zou onze organisatie (het ANC) niet uit de illegaliteit gekomen zijn, en zou het niet mogelijk voor mij geweest zijn om hier vandaag te zijn.

Cuito Cuanavale was een keerpunt in de strijd om ons continent en ons land van de gesel van de apartheid te bevrijden. [...] Hoeveel landen in de wereld genieten van Cubaanse gezondheidswerkers en onderwijzers ? Hoeveel landen onder bedreiging van imperialisme en strijdend voor natio­nale bevrijding kunnen een beroep doen op Cuba ?" En inderdaad : er kan gesteld worden dat er geen enkele authentieke Afrikaanse bevrijdingsbeweging of linkse, anti-imperialistische regering is geweest die niet op de één of andere manier solidariteit en hulp van Cuba heeft ontvangen.

Centraal-Amerika in de jaren '80

De Sandinisten in Nicaragua hadden bij hun strijd tegen de Somoza-dictatuur al actieve steun van Cuba gekregen. Na de overwinning van de Sandinisten in juli 1979 stuurt Cuba massaal medisch personeel, leraars, technici, militaire instructeurs en materiële hulp naar Nicaragua voor de wederopbouw van het land.

Op 19 juli 1979, 6 dagen na de omverwerping van de pro-Westerse dictator Somoza in Nicaragua, zijn al 40 Cubaanse artsen in de hoofdstad Managua langskomen, de voorbode van een bijzonder uitgebreide Cubaanse hulpverlening.

Bij de grootscheepse alfabetiseringscampagne die de Sandinisten in 1980 beginnen, inspireren zij zich op het Cubaanse voorbeeld van 1961 en krijgen hierbij dan ook heel wat Cubaanse steun. Een aantal Cubaanse leraars moeten hun inzet voor het Nicaraguaanse volk met de dood bekopen. Zij worden vermoord door de met VS -steun opererende  "contra's".

Cubaanse leerkrachten hebben niet alleen massaal meegeholpen aan de Nicaraguaanse alfabetiseringscampagne in 1980, er zijn ook duizenden internationalisten die voor langere tijd in Nicaragua hun normale beroepsactiviteiten hebben uitgeoefend als lesgever in - vooral middelbare - scholen en universiteiten. Na een eerste oproep voor vrijwilligers om les te leven in Nicaragua, eind juli 1979, melden zich bijna 30.000 kandidaten voor 1.200 betrekkingen in Nicaragua.

Toen door de VS gesteunde contrarevolutionairen enkele Cubaanse leraars vermoordden, boden er zich 100.000 vrijwilligers aan.

Bij de VS-invasie op het piepkleine eiland Grenada in oktober '83 komt het tot een treffen met de daar aanwezige Cubanen. Daarbij sneuvelen 24 onder hen, vooral bouwvakkers. Castro overweegt om, bij een eventuele Amerikaanse invasie in Nicaragua, onmiddellijk Cubaanse troepen naar Nicaragua te sturen. Het hoofd van de Cubaanse militaire missie in Nicaragua helpt om het Sandinistische leger te reorganiseren met het oog op een eventuele VS-inval.

In oktober 1988 verwoest de orkaan Joan in een deel van Nicaragua hele steden. Cuba zendt o.a. 367 bouwvakkers, onder wie 58 vrouwen, die er bijna 200 huizen, 2 schoolgebouwtjes, 2 hospitalen, wegen en sportinfrastructuur optrekken en/of herstellen. Cuba zendt ook een brigade medici en technici met medicijnen, plasma, vaccins, eerstehulpmateriaal en voedsel. Deze Cubaanse brigade is de eerste hulp die Nicaragua uit het buitenland ontvangt en de eerste van een reeks Cubaanse hulpteams met voedsel, medicijnen en gespecialiseerd personeel.

Ondertussen zijn ook in andere Centraal-Amerikaanse landen linkse bevrijdingsbewegingen actief. Alleen door massale bloedbaden aan te richten en de mensenrechten op ongelooflijk grote schaal te schenden, kunnen de door de VS gesteunde regimes deze linkse bevrijdingsbewegingen van de overwinning houden.

Over de steun die Cuba in de jaren '80 verleent aan de linkse verzetsbewegingen in Centraal-Amerika, is weinig geweten en de Cubanen zijn op dit vlak schaars met informatie.

De opstanden in Centraal-Amerika, de achtertuin van de VS, worden door de VS gebrandmerkt als "het werk van Havanna". Het is dus begrijpelijk dat de Cubanen met hun steun aan de linkse krachten in Centraal-Amerika zeker niet te koop lopen. Ze willen immers de Amerikanen geen bijkomende munitie geven om nog meer agressie tegen hun land te plegen en Cuba nog meer te isoleren. Dat het linkse verzet op verschillende manieren steun krijgt van Cuba en haar leiding goede contacten met Havanna heeft, is vrijwel zeker.

Bij mijn eerste bezoek aan Cuba in 1983 woonde ik in Havanna een 2-daagse conferentie bij met leiders van verschillende bevrijdingsbewegingen uit diverse Centraal-Amerikaanse landen. De Belgische priester Roger Ponseele, die in de jaren '80 bij de guerrilla in El Salvador werkte, zei me dat het verzet in El Salvador veel hulp kreeg uit Cuba. Zo kwamen bv. zwaargewonde guerrillastrijders in Cuba terecht, waar zij gratis de nodige medische behandeling kregen.

De Cubaanse revolutie is ongetwijfeld ook een inspiratie- en lichtbaken voor het linkse verzet in hun strijd voor een meer rechtvaardige maatschappij.

Rond 1990 verandert het wereldbeeld drastisch door de val van de Berlijnse muur en het verdwijnen van de S.U. Voor de Cubaanse economie betekent dit een catastrofe. Het land komt in een zeer zware crisis terecht en moet de buikriem drastisch aansnoeren. Zou dit het einde betekenen van de massale hulp van Cuba aan andere volkeren en zou hiermee de rol van Cuba als steunpilaar in de strijd voor onafhankelijkheid en socialisme uitgespeeld zijn ?

 

Deel 2 (1990-2005)

De eerste helft van de jaren '90 zijn voor Cuba een uiterst moeilijke perio­de. De financiële middelen van de Cubaanse overheid zijn zeer beperkt. Daardoor wordt begin jaren '90 het verstrekken van internationale hulp op een lager pitje gedraaid, maar toch ook niet volledig stopgezet. Vanaf de tweede helft van de jaren '90 wordt de internationale solidariteit weer uit­gebreid en is Cuba stilaan het centrum aan het worden van het wereldwij­de verzet tegen de neo-liberale globalisering, vooral dan wat Latijns-Amerika betreft.

Aan zijn anti-imperialistische en internationalistische principes heeft Cuba, zelfs in zijn moeilijkste momenten, steeds vastgehouden. Dit blijkt al in de tweede helft van 1990.

Toen was Cuba één van de 10 wisselende leden van de Veiligheidsraad van de VN. En hoewel het de Iraakse inval in Koeweit op 2 augustus '90 ver­oordeelt, stemt de Cubaanse afgevaardigde steeds, en soms als enige, tegen elke resolutie die de VS een vrijgeleide geeft om een oorlog te starten in Irak, en tegen elke resolutie die het Iraakse volk een moordend embargo oplegt, en dit ondanks enorme Amerikaanse druk.

Tsjernobyl

Begin jaren '90 start Cuba een grootschalig project op om kinderen die het slachtoffer zijn van de nucleaire ramp in Tsjernobyl, alle mogelijke medi­sche zorgen en nazorgen te geven, inbegrepen een verblijf aan de Cubaanse stranden.

Een Cubaanse equipe van 5 artsen, een vertaler en een coördinator instal­leert zich eind ' 89 in Kiev, de hoofdstad van Oekraïne. Zij leveren er een eerste diagnose af, groeperen de kinderen en hun begeleiders en sturen hen met vliegtuigen vol naarTarara, het vakantiekamp zo'n 20 km van Havanna, dat gedeeltelijk omgebouwd werd tot medisch opvangcentrum. In het opvangcentrum strijkt een heel team Cubaanse medische specialis­ten, psychologen, vertalers, verplegend personeel en zelfs leraars Russisch neer.

De zwaarst besmette kinderen verblijven 6 maanden tot 1 jaar in Cuba en ondergaan alle nodige medische ingrepen en behandelingen. Daarna gaan ze terug naar huis en worden daar door Cubaanse artsen gevolgd. Ze komen terug naar Cuba als ze klaar zijn voor een eventuele volgende ingreep. De meeste van deze kinderen zouden, zonder de medische zorgen van Cuba, één van de volgende jaren zeker aan hun besmetting overleden zijn. Minder zwaar zieke kinderen blijven gemiddeld 3 maanden en krijgen ook de nodige hospitalisering en ambulante verzorging. Een derde groep Tsjernobyl-kinderen die in Cuba verblijft, plusminus 10%, is reeds genezen, maar krijgt in Cuba nog een medische check-up gekoppeld aan een vakantie.

De kinderen worden meestal vergezeld door één van de ouders of grootou­ders. Noch de kinderen noch hun (groot-)ouders moeten voor hun behandeling en verblijf in Cuba  betalen.

Alle kosten worden betaald door het Cubaanse ministerie van volksgezond­heid, bijgestaan door een lokale NGO.

Tussen het opstarten van dit programma en 2001 worden 19.754 radio­actief besmette patiënten, van wie 85% kinderen, geholpen. Dat is meer dan de hulp die door de G-7 (7 rijkste landen) tezamen aan de slachtoffers van Tsjernobyl verleend wordt. En dit in een periode dat het kleine Cuba zelt maar amper het hoofd boven water kan houden !

Landbouw

Weqens het gebrek aan brandstoffen, pesticiden, machineonderdelen, enz.... schakelt Cuba begin jaren ' 90 in grote mate over op biologische landbouw en probeert het sindsdien zoveel mogelijk in zijn eigen voedsel te voorzien.

Van de nood werd ondertussen een deugd gemaakt en men deelt de opge­dane kennis over deze nieuwe landbouwtechnieken met andere landen. In   2004   zijn   Cubaanse   landbouwdeskundigen   actief  in   6   Latijns-Amerikaanse en Caraïbische landen als onderdeel van een overeenkomst om de eigen voedselvoorziening van die landen te ontwikkelen. Het betreft Antigua, Barbados, St. Vincent, Mexico, Venezuela en Colombia. Ook komen vertegenwoordigers van Latijns-Amerikaanse boerenorganisaties naar Cuba om de biologische landbouw aldaar te bestuderen. Er zijn ook zeer goede contacten tussen het Braziliaanse MST (beweging voor landloze boeren, de belangrijkste linkse boerenorganisatie van Latijns-Amerika) en Cuba.

Studeren in Cuba

Ook de laatste 10 jaar hebben nog tienduizenden studenten uit andere lan­den in Cuba gestudeerd. In totaal studeren er begin 2004 meer dan 41.000 jongeren uit 123 landen aan diverse Cubaanse onderwijsinstellingen. Zo worden bv. in het academiejaar 2003-2004 aan de Cubaanse universiteit 13.945 studenten uit 113 andere landen verwelkomd.

Die vreemde studenten hebben in Cuba dezelfde rechten als Cubaanse stu­denten : hun studies zijn gratis, ze kunnen aansluiten bij de Cubaanse stu­dentenorganisaties en deelnemen aan sportieve en culturele activiteiten. Belangrijk om te vermelden is dat alle buitenlanders die in Cuba studeren na hun studies moeten terugkeren naar hun land van herkomst om de in Cuba opgedane kennis ten dienste te stellen van hun eigen bevolking. Op die manier wil Cuba een "braindrain" vermijden.

Dit geldt ook voor de buitenlandse studenten geneeskunde die aan de "Latijns-Amerikaanse school voor medische wetenschappen" studeren. Reeds van in het begin van de revolutie studeren veel buitenlandse studen­ten in Cuba voor dokter. Om dit op een meer gecoördineerde manier aan te pakken wordt deze onderwijsinstelling in 1999 opgericht. Ondertussen studeren al meer dan 5.000 jongeren uit andere landen er geneeskunde. De directe aanleiding om deze school op te richten waren de orkanen George en Mitch, die eind 1998 in Centraal-Amerika grote schade aanrichtten, en meer dan 30.000 mensen dood of vermist achterlieten en grote schade aan­richtten aan de gezondheidsstystemen in de getroffen landen.

Het gaat hier vooral om jongeren uit de armere en inheemse bevolkings­groepen uit Latijns-Amerika, maar ook om Afrikanen en zelfs een aantal studenten uit de VS die, wegens het arme milieu waaruit ze komen, in de VS zelf geen schijn van kans maken om voor dokter te studeren. Zo stude­ren er begin 2005 75 studenten uit de VS aan deze school, vooral zwarte en latinovrouwen.

Eens afgestudeerd moeten die jongeren naar hun eigen land om vooral de geneeskunde te beoefenen waar die nu niet uitgebouwd is of het werk over­nemen van Cubaanse artsen die tijdelijk naar daar trokken.

Medische bijstand aan andere landen

Het masaal uitsturen van medisch personeel sinds het begin .van de revo­lutie is vanaf 1998 ook meer gesystematiseerd en gestructureerd door het opzetten van het "Programma van integrale medische dienstverlening voor Latijns-Amerika, de Caraïben en Afrika".

Ook hier is de directe oorzaak de catastrofe van de orkaan Mitch in Centraal-Amerika. Cuba stuurt onmiddellijk en massaal dokters en medi­sche hulp naar de zwaargetroffen gebieden.

Naast veel jonge huisartsen uit alle Cubaanse provincies werken specialis­ten, professoren en onderzoekers met jarenlange ervaring in o.a. neurolo­gie, chirurgie, gynaecologie, epidemiologie, pediatrie, enz. mee aan dit programma.

Al deze hulp wordt aan de desbetreffende landen gratis aangeboden. et ontvangende land moet alleen instaan voor de kosten van vliegtuigrei zen en betaalt de artsen maandelijks een bedrag van 100 dollar (ongeveer 80 euro) als "extraatje", naast het verzekeren van logement en voeding.

In verscheidene Afrikaanse landen helpen Cubaanse medici lokale medische faculteiten versterken en opstarten. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft dit initiatief gesteund met 35.000 dollar voor de aankoop van boeken en computers.

Tussen het opstarten van dit programma eind 1998 en begin 2005 hebben alleen al de Cubaanse gezondheidswerkers die in dit programma werkzaam zijn, aan meer dan 5 miljoen patiënten in Afrika, Azië en Latijns-Amerika medische zorgen aangeboden en, volgens betrouwbare schattingen, al ten minste 620.000 mensenlevens gered.

In februari 2005 zijn er 23.909 Cubaanse gezondheidswerkers actief in 67 landen, vooral in Latijns-Amerika en Afrika. Eind 2004 zijn 3.100 daarvan werkzaam in "Het programma van integrale medische dienstverlening". De meeste andere medici zijn werkzaam in Venezuela.

Volgens de beschikbare informatie en statistieken zouden in totaal, sinds het begin van de revolutie tot 31 mei 2002, Cubaanse medici aan 14.601.596 mensen medische zorgen verstrekt hebben, waarvan 3.903.019 kinderen jonger dan 1 jaar. Ze hebben 151.101 chirurgische ingrepen uit­gevoerd, 95.746 bevallingen begeleid en vaccinaties toegediend aan 2.911.389 personen.

Sinds de revolutie zijn al meer dan 70.000 Cubaanse gezondheidswerkers in andere landen werkzaam geweest. Het is onmogelijk om in deze brochure al het werk van de Cubaanse dokters in andere landen gedurende de laat­ste jaren te vermelden.

Ik zal me beperken tot een buurland van Cuba, nl. Haïti.

In 98 stuurt Cuba enkele honderden dokters en andere gezondheidswerkers

naar Haïti, waar ze met hun medische zorgen 75% van de bevolking van

aïti bereiken. Ze werken er in coördinatie met de Panamerikaanse gezondheidsorganisatie, het internationale Rode Kruis en sinds kort ook Oxfam.

Het Franse  ministerie van ontwikkelingssamenwerking steunt financieel het project, o.a. door de aankoop van medisch materiaal en medicijnen. De Cubanen hebben o.a. een massale inentingscampagne opgestart tegen 6 kinderziektes, waarbij 800.000 Haïtiaanse kinderen werden ingeënt. Volgens betrouwbare statistieken hebben de Cubanen tussen '98 en 2003 ten minste 86.000 Haïtiaanse levens gered en daalde de kindersterfte in Haïti in dezelfde periode van 80/1000 tot 28/1000.

In alle streken waar Cubaans medisch personeel werkzaam is, is er trouwens sprake van een sterke daling van de kindersterfte. Officiële statistieken tonen aan dat, vooral door de inbreng van Cubaanse medici, de kinder­sterfte in Equatoriaal Guinea daalde van 131 naar 35,5 doden per 1.000 geboortes; in Honduras van 80,3 naar 39,9/1.000 en in Venezuela van 17,6 naar 11,5/1.000.

Dat de gezondheidssituatie in de regio's waar de Cubanen werkzaam zijn, er sterk op vooruitgaat, is echter niet alleen aan het curatief-medisch ingrij­pen te danken. De Cubanen geven ook les, helpen mee medische facultei­ten en nieuwe hospitaalafdelingen (al meer dan 200 !) uit de startblokken, leiden lokaal personeel op en doen aan preventie- en gezondheidsopvoe­ding (eind 2004 al 12 miljoen educatieve activiteiten !).

Hoeveel mensenlevens de Cubaanse dokters in andere landen in totaal al gered hebben, is moeilijk exact te berekenen. Gedurende het grootste deel van de revolutie moeten het er jaarlijks vele tienduizenden geweest zijn.

De hierboven vernoemde cijfers, en vooral de realiteit die er achter schuil­gaat, zouden iedereen tot nadenken moeten stemmen; vooral dan diegenen die beweren het beste met de mensheid voor te hebben, maar tegelijkertijd niets liever willen dan dat het Cubaanse socialistische/communistische sys­teem zou opgedoekt worden.

Want wat de talrijke Cubaanse dokters in andere landen aantonen is vooral dat een andere aanpak van de gezondheidszorg mogelijk is ; een humanis­tische aanpak waar de mens centraal staat en geld totaal geen rol speelt.

Zoals professor emeritus Frangois Houtart van de katholieke universiteit van Louvain La Neuve stelt: "De Cubanen tonen aan hoe belangrijk het is om parameters te gebruiken die niet die van de markt zijn, om het leven cen traal te stellen en niet de markt.

7e hebben ook een cultuur om verder te kijken dan hun eigen grenzen, een cultuur van internationale solidariteit. En het is duidelijk dat een socialis­tisch systeem de beste structurele mogelijkheden biedt, de beste garantie, om goede resultaten neer te zetten op het vlak van gezondheid. Want daar telt een collectieve aanpak en niet het 'ieder voor zich'."

Of zoals Dr. Rabell, Cuba's nationale verantwoordelijke voor de Cubaanse medische projecten in het buitenland, het kernachtig samenvatte op een conferentie van "Ché Presente", een jaarlijkse solidariteitsdag met Cuba, op 30 oktober 2004 : "Voor ons, Cubanen, is het heel simpel: alle mensen ter wereld hebben recht op gezondheid, en daar willen wij toe bijdragen".

Cuba kan ook zeer goede resultaten voorleggen wat betreft de bestrijding van aids en helpt ook aan de bestrijding van aids in andere landen.   In Botswana, dat het hoogst aantal mensen met aids heeft in de wereld, wer­ken Cubaanse dokters in verschillende hospitalen om aidspatiënten te behandelen. Ze werken eveneens mee aan campagnes van aidspreventie. In 2004 heeft de Cubaanse regering ook gezondheidswerkers aan andere Caraïbische landen aangeboden om de aidsepidemie te bestrijden. Verder heeft Cuba deze landen beloofd hun medicijnen tegen aids aan te bieden voor een prijs die veel lager is dan de marktprijs. Het duurde niet lang voor ook andere Latijns-Amerikaanse en Afrikaanse landen om deze medicijnen vroegen.

Cuba biedt ook medische hulp aan aan de Aziatische landen die zwaar getroffen zijn door de tsunami van 26 december 2004. Zo is er een Cubaanse medische brigade aan het werk in Banda Atjeh, de zwaargetroffen hoofdstad van de Indonesische provincie Atjeh. Een andere Cubaanse medische brigade is werkzaam in een getroffen pro­vincie van Sri Lanka.  Daar slaagt zij erin om het uitbreken van een epide­mie tengevolge van de tsunami te verhinderen.

4 Cubaanse medische specialisten staan de bewoners bij van een 10 vier­kante kilometer groot grondgebied in de provincie Koggala, waar ze eind januari 2005 reeds 5.000 mensen behandelden en aan preventie doen, en °it huis per huis.

Venezuela

Sinds de linkse president Hugo Chavez eind jaren ' 90 in Venezuela aan de macht kwam, zijn er zeer hartelijke contacten tussen Cuba en Venezuela. Chavez steekt zijn sympathie voor Fidel Castro niet onder stoelen of ban­ken. Onder zijn presidentschap vaart Venezuela een anti-imperialistische koers en worden er heel wat sociale maatregelen genomen ten voordele van de armere bevolkingsgroepen, dit tot grote woede van de VS en de plaat­selijke rijke elite.

Venezuela en Cuba werken op heel wat vlakken nauw samen. Zo levert Venezuela tegen voordelige prijzen olie aan Cuba en krijgt het op heel wat terreinen hulp uit Cuba.   Een greep uit deze massale Cubaanse hulp :

Tussen 2000 en 2003 voorziet Cuba het ministerie van gezondheid in Venezuela van medicijnen ter waarde van 40 miljoen dollar.  Cuba verstrekt technisch advies en stuurt massaal leraars voor de alfabeti- seringscampagne van plusminus 1.200.000 ongeletterden.

Begin 2004 waren er maar liefst 10.169 Cubaanse dokters in Venezuela die er vooral in de meest afgelegen armoedige streken werken.  Ondertussen is dit aantal begin 2005 opgelopen tot ongeveer 13.000 dokters. Venezolaanse patiënten  gaan massaal naar Cuba om gratis geopereerd of behandeld te worden.

Sinds het presidentschap van Chavez zijn er ook elk jaar plusminus 350 Venezolanen die in Cuba medicijnen en sporttraining studeren.   Zoals ook voor de andere buitenlandse studenten geldt, zijn hun studies, accomoda- tie en voedsel gratis.

In totaal verblijven ongeveer 15.000 jongeren uit Venezuela in Cuba om een gratis opleiding te krijgen, om daarna aan het werk te gaan in allerlei  sociale projecten in Venezuela.

Daarnaast zijn er heel wat samenwerkingsverdragen op commercieel en industrieel gebied afgesloten.

Strijd tegen de kapitalistische globalisering

Het internationalisme van Cuba beperkt zich niet tot het louter humanitaire aspect. Meer dan ooit staat Cuba de laatste jaren aan de spits in de strijd tegen het imperialisme en de neo-liberale globalisering. Het speelt daarbij vooral een belangrijke rol in de strijd tegen de toekomstige Amerikaanse vrijhandelszone (de ALCA).

De ALCA zou een neo-liberale vrijhandelszone zijn voor heel het Amerikaanse continent (uitgezonderd revolutionair Cuba), waarbij alle nationale belemmeringen voor de Noord-Amerikaanse multinationale bedrij­ven zouden afgeschaft worden.

De weinige sociale voorzieningen die er in sommige landen op het Amerikaanse continent zijn en de wetten die sommige landen hebben om hun eigen industrie, landbouw en milieu te beschermen, zouden voor de bijl gaan.

Latijns-Amerika zou nog meer dan voordien één groot jachtgebied worden voor Noord-Amerikaanse bedrijven en onder de hegemonie van de VS komen. Dit alles wordt beslist zonder inspraak van de plaatselijke bevol­king. "Democratie" op z'n westers dus.

ba blijft in Latijns-Amerika bewegingen steunen die strijden tegen het iperialisme en de huidige globalisering, zoals bijvoorbeeld de MST in . azilïe. Ook de massale steun aan Venezuela mag men niet louter huma-tair bekijken. Hij kadert ook in de opbouw van een links, anti-imperialis-ïch front dat zich verzet tegen de kapitalistische globalisering en de hegemonie van de VS ("De as van het goede", zoals Hugo Chavez dit noemt).

Venezuela en Cuba creëerden een alternatief voor de neo-liberale Amerikaanse vrijhandelszone, nl. Het "Latijns-Amerikaans Bolivariaans congres van de volkeren", gebaseerd op inheemse en sociale rechten, vrouwenrechten, anti-imperialisme en participatieve democratie. Aan deze bewe­ging nemen honderden Latijns-Amerikaanse bewegingen deel.

Er zijn in Cuba reeds verscheidene internationale bijeenkomsten geweest -m het verzet tegen de ALCA te organiseren en te coördineren. <-° heeft in januari 2004 in Havanna nog een grote conferentie plaats tegen je Amerikaanse vrijhandelszone met delegaties uit heel latijns-Amerika. Cuba beschouwt de strijd tegen de ALCA duidelijk als een onderdeel van de wereldwijd toenemende strijd tegen de kapitalistische globalisering.

Cuba is door de omstandigheden natuurlijk gedwongen handel te drijven op de kapitalistische wereldmarkt en samen te werken met Westerse bedrijven, maar maakt herhaaldelijk duidelijk dat het zich niet wil neerleggen bij het huidige wereldsysteem en blijft strijden voor een andere, betere en recht­vaardiger wereld.

Cuba verzet zich ook met alle mogelijke middelen tegen de oorlogen van de VS in Kosovo, Afghanistan en Irak.

Cuba is al 46 jaar lang slachtoffer van aanslagen, o.a. door terroristen die in de VS vrij en onbelemmerd kunnen rondlopen. Terecht klaagt Cuba her­haaldelijk het misbruik aan dat de VS maken van "de strijd tegen het ter­rorisme" om hun hegemonie en economische belangen aan andere landen op te leggen.

Cuba neemt deel aan heel wat internationale conferenties tegen de oorlog, het imperialisme en de kapitalistische globalisering. Op de sociale forums, die door de andersglobaliseringsbeweging georgani­seerd worden, is Cuba meestal sterk aanwezig. Zo nam Cuba, o.a. in de per­soon van Aleida Guevara, dochter van Ché, een prominente plaats in op het Europese sociale forum te Londen in oktober 2004.

De Turkse communistische partij organiseerde op 28 februari 2004 een internationale conferentie met als thema : "De strijd tegen de Navo : drin­gende taken". Daaraan nam, naast een aantal vooral Europese communis­tische partijen, ook de communistische partij van Cuba deel.

Ook wanneer Cuba de kans krijgt zich te laten horen op andere internatio­nale bijeenkomsten, klaagt het de huidige onrechtvaardige wereldorde aan. Dat deed bv. Felipe Perez Roque, minister van Buitenlandse Betrekkingen, nog op de 59ste gewone zitting van de Algemene Vergadering van de VN te New York, op 24 september 2004.

Ter illustratie enkele citaten uit deze toespraak : "We weten dat we op zekere dag de sociale rechtvaardigheid en ontwikkeling zullen tot stand brengen. Maar, we weten ook dat men ons dit niet cadeau zal doen. We weten dat onze volkeren dit zullen moeten afdwingen van diegenen die ons van­daag deze rechtvaardigheid weigeren"[...] De Noord-Amerikaanse troepen moeten teruggtrokken worden uit Irak. [...] Wij zijn optimistisch omdat we revolutionairen zijn. We geloven in de strijd van de volkeren en we zijn ervan overtuigd een nieuwe wereldorde tot stand te brengen die gebaseerd  op het respect voor ieders rechten. [...] " Als besluit wil ik (P. Roque) isteren wat president Fidel Castro op deze plek 25 jaar geleden verklaard heeft: "Het geluid van wapens, van dreigende taal, van de arrogantie op de internationale scène moet stoppen. Begraaf de illusie dat de wereldpro­blemen kunnen geregeld worden door het gebruik van kernwapens. Bommen kunnen wel hongerigen vermoorden en zieken en analfabeten, maar ze kunnen niet de honger doden, noch de ziektes of onwetendheid. En ze kunnen ook niet de gewettigde opstand van de volkeren vermoor­den."!.-]"

Cubaanse delegaties, die door buitenlandse organisaties uitgenodigd wor-jen, brengen soms ook een bezoek aan groepen en mensen die op dat noment in dat land actie voeren, om hun solidariteit te betuigen. '.o brengen bv. enkele Cubanen, die in oktober 2003 in België uitgenodigd [fjn door de organisatoren van de Cuba-solidariteitsdag "Ché Presente", een >olidariteitsbezoek aan de stakende arbeiders van Ford-Genk, die op dat noment actie voeren tegen het hoge aantal ontslagen.

)e steun van Cuba voor de wereldwijde strijd tegen het kapitalisme bestaat liet zozeer meer in het helpen van gewapende guerrillabewegingen, omdat 'e huidige strijd tegen de kapitalistische wereldorde andere vormen aan-eemt. Toch blijft Cuba, tot op de dag van vandaag, de wereldwijde strijd egen dit onrechtvaardige systeem actief steunen.

n tot slot: louter en alleen al het bestaan van een revolutionair en socialistisch Cuba, waarop het Amerikaanse imperialisme nu al 45 jaar zijn tan­en stuk bijt, betekent al een enorme steun en stimulans voor zeer veel nkse bewegingen in hun strijd tegen imperialisme en kapitalisme, 'aarom alleen al zouden alle mensen die strijden voor een meer rechtvaar-ige wereld, ondanks alle kritieken die men op Cuba kan hebben, op hun eurt de Cubaanse revolutie moeten steunen.

Enkele conclusies

Tussen het begin van de revolutie in  1959 en  2004 hebben 156.253 Cubaanse burgrs in meer dan 160 landen internationalistische missies uitgevoerd.

Het gaat vooral om hulp aan andere ontwikkelingslanden, maar ook om hulp aan enkele ontwikkelde landen. De sectoren waarin Cubaanse inter­nationalisten werkzaam waren en zijn, zijn vooral gezondheid, onderwijs, sport, woningbouw, landbouw, de suikerindustrie, de visvangst en cultuur.

Als men hierbij de militaire internationalisten telt, bedraagt het aantal Cubanen die internationalistische hulp aan andere volkeren boden en nog bieden, meer dan een half miljoen. Bij het vervullen van deze internatio­nalistische missies zijn ongeveer 2.000 Cubanen om het leven gekomen, vooral in Angola.

- De Cubaanse internationalisten in het buitenland waren en zijn bijna uit­sluitend vrijwilligers. Dit geldt ook voor de militairen die in de jaren '70 naar Angola gingen, hoewel er soms misschien een zekere sociale druk aanwezig was. Het gebeurde regelmatig dat er meer vrijwilligers waren dan men nodig had. Het principe dat meestal gehanteerd wordt, is dat de Cubanen in het buitenland kost en inwoon van het gastland krijgen en dat het loon dat ze in Cuba voor hun werk ontvangen wordt doorbetaald op een Cubaanse rekening.

Sinds de legalisering van de dollar zijn er ook Cubaanse vrijwilligers in het buitenland die gedeeltelijk in dollars betaald worden. De aanzienlijke stijging in koopkracht die dit teweegbrengt in Cuba zal voor sommi­gen zeker een bijkomende reden zijn om een tijdje naar het buitenland te gaan.

Toch mag men hieruit niet concluderen  dat financiële voordelen de belangrijkste reden zijn voor de vele internationalistische vrijwilligers. Ten eerste gingen vele tienduizenden in het verleden zonder die financi­ële voordelen naar het buitenland. Ten tweede moeten de vrijwilligers in het buitenland dikwijls in primitieve en moeilijke omstandigheden wer­ken en leven, met soms gevaar voor eigen leven, zoals in Angola en Nicaragua, waar een aantal Cubanen het leven lieten. Zo leven in Venezuela bv. de ongeveer 13.000 Cubaanse artsen met 6 tot zelfs 10 personen in één kamertje en slapen er in stapelbedden.

- Het internationalisme van Cuba is een combinatie van idealisme en het uitdragen van humanistische principes met een vorm van zelfverdediging. De Cubaanse revolutionairen beseffen van in het begin zeer goed dat ze alleen en geïsoleerd zeer zwak staan en dat het steunen en helpen tot stand komen van revoluties en linkse regeringen in andere landen, voor-a[ dan in Latijns-Amerika, tegelijkertijd een versterking van de Cubaanse revolutie betekent. De massale steun aan Venezuela is hiervan momen­teel het beste voorbeeld . Volgens mij zal het al of niet bestaan van link­se en pro-Cuba regeringen in andere, vooral Latijns-Amerikaanse landen, een veel grotere impact hebben op het voortbestaan van de Cubaanse revolutie dan het overlijden van Fidel Castro.

- Cuba is nooit een huurling van de Sovjet-Unie geweest. De Cubanen heb­ben zelf steeds onafhankelijk hun buitenlandse politiek gehad en bepaald welke landen en bewegingen ze zouden steunen. Dit leidde geregeld tot wrijvingen met de Sovjet-Unie, die zich meer dan eens ergerde aan het eigengereide en, volgens hen, roekeloze gedrag van de Cubanen. De Sovjet-Unie werd maar op de hoogte gebracht van "Operatie Carlotta" toen Cuba al beslist had om massaal troepen naar Angola te sturen. Pas daarna heeft men de Russen om logistieke steun gevraagd. Toen de Cubaanse soldaten al volop op weg waren naar Angola, zat Raul Castro, minister van defensie, op een vliegtuig op weg naar Moskou. Daar aangekomen ontmoette hij de leiders van de Sovjet-Unie die zo woedend waren over Cuba's beslissing om massaal troepen naar Angola te sturen, dat Raul twee dagen nodig had om de Russen te kalmeren. De Cubanen waren er wel - terecht zoals later bleek - van uitgegaan dat de Sovjet-Unie, ondanks hun woede en bezwaren, niet anders zouden kun­nen of durven als de Cubanen achteraf materiële ondersteuning geven. Alleen de Cubaanse militaire tussenkomst in Ethiopië eind '77 gebeurde in nauwe coördinatie met de Sovjet-Unie.

- Wanneer Cuba moet kiezen tussen internationale solidariteit en zijn enge staatsbelangen, kiest het bijna altijd voor zijn internationalistische principes. De belangrijkste uitzondering hierop is, tot enkele jaren geleden, zijn vriendschappelijke relatie met het repressieve en corrupte Mexicaanse regime, het enige land in Latijns-Amerika dat zich in de jaren '60 niet achter de Amerikaanse boycot tegen Cuba wilde scharen.

Hier slechts enkele van de vele bewijzen dat Cuba consequent voor zijn internationalistische principes kiest.   Zo steunde en erkende Cuba begin jaren '60 de Algerijnse regering in ballingschap die tegen de Fransen vocht, hoewel Frankrijk één van de weinige landen was dat, tegen de VS-druk in, normale relaties wou met Cuba.

In het midden van de jaren 70 verbeterden de betrekkingen tussen Cuba en de VS en was er zelfs sprake van het opheffen of ten minste verzachten van het economische embargo tegen Cuba. De VS maakten wel duidelijk dat Cuba dan niet mocht tussenkomen in andere landen. Toch stuurde Cuba massaal troepen naar Angola en Ethiopië, waardoor er van betere betrekkingen met de VS of het opheffen van het embargo niets meer in huis kwam.

In de tweede helft van '90, net wanneer er voor Cuba een zeer moeilijke periode aanbreekt, stemt Cuba in de UNO-veiligheidsraad consequent tegen elke VS-resolutie in de aanloop naar de Golfoorlog. De Amerikanen oefenden op elk land in de Veiligheidsraad druk uit om niet tegen te stemmen. Ontwikkelingslanden die met de Amerikanen meestem­den, zouden royaal beloond worden. Ondanks het feit dat Cuba op dat moment zeker toezeggingen had kunnen krijgen van de VS voor hulp, bete­re relaties en het eventueel verlichten van de economische blokkade, heeft het geen enkele keer aan die Amerikaanse druk toegegeven en bleef het consequent vasthouden aan zijn anti-oorlogs- en anti-imperialistische principes.

Samengevat kan men besluiten dat wat Cuba gepresteerd heeft op het vlak van internationale solidariteit het hoogste is dat de mensheid op dit vlak ooit gepresteerd heeft. Voor mij betekent dit één van de belangrijkste pij­lers en verwezenlijkingen van de revolutie. Dit internationalisme bewijst dat het verdwijnen van de Cubaanse revolutie, met al haar tekortkomingen, fouten en terechte kritieken die men erop kan hebben, niet alleen een ramp voor de Cubanen zelf, maar voor heel de mensheid zou zijn

 
Bijlage 1: Cuba: Democratie of dictatuur?

Toen in november 1989 de Berlijnse muur viel en 2 jaar later de Sovjet-Unie werd opgedoekt, voorspelde iedereen binnen de kortste keren het einde van de Cubaanse revolutie.

U jaar later staat de Cubaanse revolutie nog altijd overeind. Uiteraard kende de Cubaanse revolutie enkele zeer moeilijke jaren. Hoe zou het ook anders kunnen wanneer in een paar jaar tijd 85% van je buitenlandse han­del volledig verdwijnt ?

In 1993 werkte de Cubaanse industrie maar op 15% van haar capaciteit en begin 1994 was de invoer nog slechts een kwart van die van 1989. Er was een tekort aan zowat alles en de levensstandaard, die in de jaren '80 op een uitzonderlijk hoog niveau lag voor een derdewereldland, daalde zeer sterk.

Daarbovenop kwam nog de verscherping van het Amerikaanse economische Bmbargo en de negatieve erfenis van enkele beleidsfouten uit het verleden.

Sinds midden jaren '90 gaat het opnieuw beter met de Cubaanse economie ;n het levensniveau van de Cubaan.   Toch hebben vooral de Cubanen die liet over vreemde deviezen beschikken het materieel niet breed. )e vele verworvenheden van de revolutie bleven echter min of meer over-?ind of werden zelfs nog uitgebreid.

'o heeft Cuba één leraar per 20 scholieren. Na Denemarken is dit het hoogste aantal per inwoner.

Op cultureel en sportief vlak scheert Cuba hoge toppen, terwijl het op vlak >an geneeskunde en biotechnologie aan de wereldtop staat. Jet voor de revolutie was de kindersterfte 60 per duizend kinderen, nu is lat teruggevallen tot 5,8 op 1000 (in de VS 7/1000). De levensverwach-ing is bijna even hoog als in België. Het sociale zekerheidsstelsel is één 'an ds beste en meest uitgebreide van heel de wereld.

)at de revolutie ondanks alle problemen, de blijvende schaarste aan som-nige producten en de niet altijd gemakkelijke levenssituatie van de door­snee Cubaan, toch niet in elkaar stortte, heeft veel te maken met het demo­cratisch gehalte van die revolutie.

Hoewel Cuba in de jaren '70 de weg leek op te gaan van het Oostblok is er toch nooit een echte kloof geweest tussen de Cubaanse leiding en de bevol-<lrig-   De laatste 18 jaar wordt de bevolking meer actief bij het beleid betrokken en is er meer vrijheid. Vele wetten worden eerst door de bevol­king op duizenden vergaderingen besproken, net als de meeste economi­sche hervormingsmaatregelen van de jaren '90. Zo werd bv. een oorspron­kelijk regeringsvoorstel van belastingshervorming op deze vergaderingen massaal door de bevolking afgewezen en dan ook door de regering afgevoerd.

Hoewel Castro over een grote overtuigingskracht beschikt zijn er geduren­de de hele revolutie toch herhaaldelijk beslissingen genomen (waaronder enkele zeer belangrijke) waar Castro het persoonlijk niet mee eens was. Zijn woord is dus niet automatisch wet.

In Cuba zijn er vrije verkiezingen voor de gemeenteraden, provincieraden en het nationale parlement. Het is niet de partij maar wel de bevolking zelf (op wijkvergaderingen) en de massa-organisaties die de lijsten samen­stellen. Elke kandidaat krijgt evenveel kansen. Eens verkozen moeten deze politici tweemaal per jaar in hun kiesdistrict verantwoording voor hun beleid afleggen en kunnen ze zelfs, wat soms gebeurt, vroegtijdig door de bevolking afgezet worden.

Een kennis van mij die zo'n "rekenschapsbijeenkomst" meemaakte kon met eigen ogen zien dat de betrokken politicus serieus onder vuur lag en zijn kiezers geen blad voor de mond namen. Trouwens, in Cuba wordt er van hoog tot laag veel gediscussieerd.

Dat sommigen in het Westen het verkeerde beeld hebben dat veel Cubanen tegen de revolutie zijn, komt o.a. door het feit dat Cubanen tegenover Westerse journalisten en camera's openlijk hun mening durven geven, ook als dat niet over de hele lijn vleiend is voor de overheid. Mij valt het ook op hoe gemakkelijk Westerse politici en journalisten contacten kunnen leg­gen met Cubaanse tegenstanders van de revolutie, die openlijk bekend zijn. In geen enkele dictatuur zouden buitenlandse journalisten de vrijheid en mogelijkheden hebben die ze in Cuba hebben. En in welke dictatuur zou er een film kunnen verschijnen waar de vertegenwoordiger van de overheid eerder als de "slechterik" wordt voorgesteld, zoals in de razend populaire Cubaanse film "Fresa y chocolate"?

Ook d.m.v. massa-organisaties als de vakbonden en de wijkcomités worden de Cubanen actief bij het beleid betrokken. En hoewel er maar één partij 's, is d,e sterk ingebed in de bevolking. Men kan alleen lid worden van de party op voordracht van de werkcollega's en/of buren.   De voorbereidende documenten van de laatste partijcongressen worden door zeer grote delen van de bevolking (ook niet-partijleden) besproken.

Hoe is deze democratie echter te rijmen met bv. het feit dat in maart 2003 vijfenzeventig zogenaamde dissidenten tot zware gevangenisstraffen ver­oordeeld werden ? (van wie er eind 2004 al 14 zijn vrijgelaten).   Dit heeft alles te maken met de vijandige houding van de VS tegenover de revolutie. De Amerikaanse zaakgelastigde in Cuba houdt zich vooral bezig met het uit­bouwen van de binnenlandse oppositie. Gedurende maanden doorkruist hij Cuba op zoek naar opposanten. Hij is aanwezig op bijeenkomsten van "dis­sidenten" en ontvangt ze op zijn kantoor en bij hem thuis.   Het is allang geweten dat een groot deel van de "dissidenten" in de praktijk een vijfde kolonne zijn van de VS, diezelfde VS die met alle mogelijke manieren (ter­rorisme, economische blokkade, biologische oorlogsvoering, propaganda, enz...) de revolutie wil vernietigen.   De Cubaanse opposanten krijgen van de VS laptops, gsm's en hopen geld.  Ook bedreigen ze (mogelijke) buiten­landse investeerders in Cuba door hen er nadrukkelijk op te wijzen dat ze in de VS straffen zouden krijgen en al hun bezittingen in Cuba zouden geconfisceerd worden.

Dit is slechts één van de vormen van economische sabotage, waarvoor je ook in België problemen met het gerecht kan krijgen. Zeker nu de huidige Amerikaanse regering meer en meer bedreigingen tegen Cuba uit en zich steeds vijandiger opstelt, kan Cuba zich geen vijfde kolonne in dienst van de vijand veroorloven. Tijdens WO II zaten de Amerikaanse en Engelse medestanders van Hitler ook in de gevangenis. Ik wil niet ontkennen dat er misschien enkele gevangenen onterecht het etiket "buitenlandse agent" kregen. De Cubaanse democratie is zeker niet perfect : er zou nog meer ruimte kunnen komen voor een onafhankelijker pers, voor meer politiek pluralisme en voor een uitbreiding van de vrijheid van vereniging. Doch het is juist de agressieve houding van de VS die dit verhindert. De Cubaanse overheid vreest dat sommige van die vrijheden zullen misbruikt worden door de VS om de revolutie ten gronde te richten. En zoals andere landen in Latijns-Amerika reeds bewezen, is dit een terechte vrees.

Het Westen heeft nooit problemen gehad om de meest medogenloze dic-aturen te steunen en democratische regeringen te vervangen door dictatu­ren, zolang die maar trouw de belangen van het Westen en de vrije markt lenden.  Denk bv. aan de staatsgreep tegen AUende in Chili of de betrokkenheid van België bij de uitschakeling van de wettelijk verkozen premier Lumumbo in congo. Cuba hoeft dus van het Westen zeker geen lesjes in democratie te krijgen.

Om met de woorden van de Braziliaanse priester Frei Bette te eindigen : «Jaarlijks sterven in Latijns-Amerika 1 miljoen kinderen tussen 0 en 5 jaar. Welk moreel qezag hebben diegenen die dit veroorzaken om te klagen over de schending van mensenrechten in Cuba, dat land misdadig te boycotten en het ons model van democratie op te dringen ? Bedoelen ze met men­senrechten soms het recht op jaarlijks 30 miljard dollar uit Latijns-Amerika weg te slepen in naam van de vrije markt ? De Cubanen moeten zelf over de toekomst van hun eiland kunnen beslissen. Wij moeten hun niet zeg­gen hoe ze moeten leven en nog minder welke vorm van democratie ze moeten invoeren".

 
Bijlage 2: De Amerikaanse economische blokkade tegen Cuba

Reeds meer dan 45 jaar is Cuba het slachtoffer van een moordende econo­mische blokkade van de VS.

De vijandigheid van de VS tegenover de Cubaanse revolutie dateert al vanaf de zomer van 1959, nog voor de Cubanen goede maatjes waren met de Sovjet-Unie, maar toen het al wel duidelijk werd dat de Cubaanse revoluti­onairen hun beloften zouden nakomen, wat onvermijdelijk een aantasting van de Amerikaanse economische belangen in Cuba zou betekenen. In de jaren '90, als de Koude Oorlog voorbij is, wordt de blokkade nog aan­gescherpt.

Deze economische blokkade is zo verregaand en bevat zoveel onderdelen dat het onmogelijk is om hier uitgebreid op in te gaan. Slechts enkele van de vele voorbeelden:

Buitenlandse schepen die in Cubaanse havens aanmeren mogen het eerste halfjaar niet meer aanmeren in Amerikaanse havens. Geen enkel Amerikaans bedrijf of met een Amerikaans bedrijf verbonden firma mag handel drijven met Cuba; buitenlandse bedrijven worden onder druk gezet en gechanteerd om geen zaken met Cuba te doen.

Er mogen geen Cubaanse goederen verkocht worden op de Amerikaanse

markt en Cuba kan geen aankopen doen in de VS, ook niet als het om levensreddende medicijnen gaat. Daardoor moet Cuba veel van zijn buiten­landse aankopen doen in het verre Europa, Japan en Canada. Door de hoge vervoerskosten worden de meeste van de ingevoerde goederen uit die lan­den twee a driemaal duurder dan wanneer Cuba ze zou kunnen invoeren uit de VS. Andere landen mogen aan Cuba geen producten leveren waarin Amerikaanse onderdelen zitten. De VS willen geen buitenlandse producten invoeren die Cubaanse onderdelen bevatten, zelfs al is het maar 1 gram Cubaans nikkel.

Eén concreet voorbeeld : De Spaanse vliegtuigmaatschappij "Iberia" had in 2000, bij een landing in de VS, 480 kg Cubaanse sigaren bij. Hiervoor eiste het Amerikaanse ministerie van financiën oorspronkelijk een boete van 55.000 dollar. Uiteindelijk bepaalde een uitspraak van een Amerikaanse rechtbank op 4 juni 2004 dat Iberia een boete van 8.200 dollar moest beta­len.

Van elke 10 commerciële joint-ventures die Cuba wil aangaan met buiten­landse bedrijven, en waarover met die bedrijven gediscussieerd wordt, lei­den er 9 tot niets als gevolg van Amerikaanse druk op die bedrijven.

Waar de echte prioriteiten voor de VS liggen blijkt begin mei 2004 uit kran­tenartikels waarin staat dat het "Bureau voor de controle van Buitenlandse Tegoeden" (OFAC) 21 agenten in dienst heeft, die voortdurend in de gaten houden of en door wie het Amerikaanse embargo tegen Cuba geschonden wordt, terwijl er maar vier 4 (!) agenten zijn, die de financiële steun aan Osama Bin Laden nagaan. OFAC opende tussen 1990 en 2003 slechts 93 onderzoeken in verband met terrorisme. Daartegen werden in dezelfde peri­ode liefst 10.683 onderzoeken geopend naar mogelijke inbreuken op het VS-embargo tegen Cuba.

Op het eerste gezicht een verbijsterende vaststelling, maar bij nadere over­weging een logisch feit. Osama Bin Laden mag dan al een gevaar zijn voor de Amerikaanse bevolking, de Cubaanse revolutie betekent een gevaar, niet voor de Amerikaanse bevolking (integendeel !) maar wel voor het Amerikaanse economische systeem, dat zich alleen maar kan handhaven door de uitbuiting en plundering van andere landen, in de eerste plaats Latijns-Amerika en landen met belangrijke grondstoffen zoals olie. Vooral de voorbeeldfunctie die de Cubaanse revolutie kan hebben voor die lan­den, veroorzaakt de blijvende vijandigheid van de VS tegen Cuba. Om dat

te illustreren laat ik de VS, zelf «»> het woort^

S^S      d      "C

S^S president Kennedy : "Cuba is de sleutel van heel ?atiins-Amerika. Als Cuba succesvol is met zijn revolutie kunnen we ver­wachten dat het grootste deel van Latijns-Amerika valt. Fen rapport geschreven door het Amerikaanse "State Department Policy planning Counsel" begin 1964 vermeldt : "Het belangrijkste probleem dat we hebben met Castro, is de impact van het louter bestaan van zijn regime op de linkse beweging in veel Latijns-Amerikaanse landen". En naar aanleiding van de militaire staatsgreep tegen Allende, de linkse president van Chili in 1973, en die mee door de CIA georganiseerd was, zei de toenmalige CIA-baas: "Het probleem met Chili was niet Allende, het was Fidel Castro".

Citaten die, gezien het toenemend prestige dat Cuba geniet bij steeds meer Latijns-Amerikanen en bij mensen en bewegingen die strijden voor een andere maatschappij, nog niets van hun actualiteit verloren hebben.

Bijlage 3: Enkel interessante websites over Cuba

cubamigos.be   cubanismo.net

ratb.org.uk        cubanow.net

cuba-solidarity.org.uk    ain.cubaweb.cu

cubasi.cu          cubapr0ject.com

cubasocialista.cubaweb.cu        che-lives.com

CUBAHORA.CO.CU      LESAMISDECUBA.COM (Frankrijk)

EL-COMANDANTE.COM           CUBAVSBLOQUEO.CU

ANTITERRORISTASXU

Op de meeste sites zijn er links naar nog andere interessante Cuba-sites.

Bijlage 4: Cuba in cijfers

Volgens het Unicef-rapport "De toestand van de kinderen in de wereld 2005" bedroeg de kindersterfte van kinderen jonger dan 1 jaar in Cuba 5,8 op 1000 in 2001. Ter vergelijking : de kindersterfte bij de zwarten in de VS is 4x groter dan in Cuba. Gemiddelde voor de rest van Latijns-Amerika : 32 op 1000. Indien de rest van Latijns-Amerika dezelfde score als Cuba zou

halen, zouden er daar per jaar 285.000 kinderen kunnen gered worden. De kindersterfte ligt in Cuba ongeveer de helft lager dan in Washington DC. Analfabetisme in Cuba : 0,2% - Latijns-Amerika : 11,7%. 99,7% jongeren volgen in Cuba secundair onderwijs, terwijl in de rest van Latijns-Amerika gemiddeld 52% van de jongeren secundair onderwijs vol­gen.

Levensverwachting in Cuba : 76,5 jaar - Latijns-Amerika : 70 jaar. In 1959 waren er in Cuba 154.000 gepensioneerden.   In 2002 waren er 1.410.000 gepensioneerden. Cubaanse mannen gaan op 60 jaar op betaald pensioen en vrouwen op 55 jaar.

Hoewel vooral Cubanen die niet over vreemde deviezen beschikken, het materieel niet breed hebben, leeft in Cuba niemand in absolute armoede, terwijl het aantal absolute armen in de rest van Latijns-Amerika 102 mil­joen mensen bedraagt. Het laatste ontwikkelingsrapport van de VN schat het aantal Cubanen onder de "menselijke armoededrempel" op 5%.

Ondanks de slechte staat van de woningen op sommige plaatsen, zoals bv. in Centraal Havanna, worden er sinds het begin van de revolutie geduren­de de meeste jaren tussen de 35.000 en 40.000 nieuwe woningen per jaar gebouwd. De laatste 10 jaar worden er, vooral in de steden, jaarlijks dui­zenden woningen gerenoveerd.

In 1958 was er 1 dokter voor 1.076 inwoners. In 2004 is er 1 dokter per 165 inwoners. De eerste 2 jaren van de revolutie emigreerde de helft van het kleine aantal dokters naar de VS. Daardoor waren er in 1961 slechts 3.000 dokters. Er was ook maar één medische school. In 2004 zijn er ".155 dokters en zijn er 22 medische scholen.

angere vrouwen hebben sinds 2001 een volledig jaar betaald zwanger-hapsverlof met de zekerheid van behoud van hun vroegere baan.

mtal Cubanen die over drinkwater beschikken in 2003 : 95,2%.

intal Cubanen die over sanitaire voorzieningen beschikken in 2003 :

;,i%.

et gebruik van chemische meststoffen is in Cuba tussen 1989 en 2003 llx irrmnderd en het gebruik van chemische pesticiden in dezelfde periode is 2* verminderd. Momenteel zijn er in Cuba drie industriële fabrieken en ƒ0 reproductiecentra die bio-pesticiden zoals bepaalde bacteriën, padde-■"elen. insecten, enz. produceren.

7iin slechts ongeveer 75% van de kinderen ingeënt tegen Op wereldniveau z,j? en kinderziektes zoals mazelen. In SlO« van Tieren gratis ingeënt tegen 13 infectieziektes.

. ., kinc|eren in de wereld is veroordeeld tot de ergste vorm van kWe°rarbeid, zoals slavernij, gevaarlijk werk of werk in de seksindustrie. lp Cuba is ^t voor geen enkel kind het geval. Daar gaan alle kinderen gratis naar school.

In Cuba zijn er in 2002 631,6 ziekenhuisbedden per 100.000 inwoners. In de rest van Latijns-Amerika zijn er maar 220 ziekenhuisbedden per 100.000 inwoners.

Op wereldvlak bedraagt in 2002 het aantal vrouwen in het parlement 10%, in Latijns-Amerika : 14,3%, en in Cuba : 35,9%.

Na de zeer zware economische problemen van de eerste helft van de jaren '90, bedroeg de werkloosheid in Cuba in 1995 8%, net zoals in de rest van Latijns-Amerika. In maart 2005 is die in Cuba gedaald tot 1,9 % terwijl die in de rest van Latijns-Amerika gestegen is tot 11%, waarbij 58% van de tewerkstelling in de rest van Latijns-Amerika behoort tot de "informele" sector. In Cuba heeft elke inwoner toegang tot de sociale zekerheid, ter­wijl in de rest van Latijns-Amerika tussen de 55 en 65% van diegenen die "werk" hebben niet van  sociale zekerheid kunnen gemeten.

In de rest van Latijns-Amerika zijn er 6x meer gevallen van tuberculose en is er 7x zoveel HlV-besmetting dan in Cuba.

Bij de Olympische Spelen in 2004 haalde Cuba (11 miljoen inwoners) bijna evenveel medailles als de rest van Latijns-Amerika samen (520 miljoen inwoners), respectievelijk 27 (Cuba) en 36 (rest Latijns-Amerika). In Latijns-Amerika worden jaarlijks ongeveer 140.000 mensen vermoord als gevolg van politiek of sociaal geweld, echter geen enkele daarvan in Cuba. Tussen 1998 en 2001 werden 33 journalisten vermoord in Latijns-Amerika, echter geen enkele daarvan in Cuba.

Systematische folteringen en verdwijningen zijn in de rest van Latijns-Amenka schering en inslag, maar in Cuba onbestaande. Als er dan al gevangenen in Cuba slecht behandeld worden, gebeurt dat vooral op de Amerikaanse militaire basis in Guantanamo die de VS daar teqen de wil van Cuba, nog altijd in bezit hebben.

 

Achterflap

Sinds het begin van de revolutie in 1959 is Cuba nooit voor lange tijd uit de actu­aliteit geweest. Zijn socialistische revolutie wordt door velen verguisd, door ande­ren dan weer opgehemeld.

Wanneer Cuba in de actualiteit komt, gebeurt dat dikwijls op een negatieve en/of eenzijdige manier. Daarbij wordt niet zelden een loopje genomen met de waar­heid.

Toch zal elke eerlijke Cuba-kenner bevestigen dat de Cubaanse revolutie, ondanks alle tekortkomingen, ook heel wat positiefs verwezenlijkt heeft.

Eén van de meest opvallende aspecten van de revolutie is haar "internationalis­me". Vanaf het begin van de revolutie heeft Cuba actieve steun gegeven aan veel bewegingen en landen die streden en nog steeds strijden voor een betere maat­schappij. Ook bieden de Cubanen heel wat humanitaire hulp aan vele landen.

Geen enkel land kan op dit vlak een dergelijk palmares voorleggen. Toch ver­schijnt hierover bijna niets in onze pers of andere media. Het is om deze leemte op te vullen dat deze brochure geschreven is.

 

Roger Liekens (°1963), van beroep muzikant en leraar, is een Cuba-kenner die reeds jarenlang actief is in de solidariteit met Cuba, o.a. als bezielend lid van "De Vrienden van Cuba". Sinds het begin van de jaren '80 bestudeert hij intens de Cubaanse revolutie. Hij bezocht Cuba reeds zes maal, niet als gewone toerist, maar wel om het land en zijn revolutie van binnenuit beter te leren kennen.

In 1997 was hij o.a. reisleider van een uitgebreide Belgische delegatie tijdens het "Wereld Jongeren Festival" in Cuba.

In eigen land gaf hij reeds heel wat spreekbeurten over Cuba en enkele interviews voor de radio en de geschreven pers. Daarnaast zijn er ook reeds een aantal arti­kels en opiniestukken over Cuba van zijn hand verschenen.