De Belgische
tentoonstelling in Auschwitz. Het boek, |
|
Uittreksel: De cijfers van de deportatie uit Mechelen naar Auschwitz. |
|
Als historica van het Joods Museum van Deportatie en Verzet te Mechelen (JMDV) heb ik meegewerkt aan twee projecten van hoog niveau die ik als uiterst belangrijk beschouw : met het oog op de oprichting van het Mechelse Museum en de Belgische bijdrage aan het Staatsmuseum van Auschwitz verzamelde ik documentatie, archieven en foto's. Beide missies hebben me diep geraakt. Het bestendigen van de herinnering aan de gedeporteerde Joden, de gruwel die zij meemaakten op hun verzamel- en vertrekplaats en op hun bestemming, heeft in mijn ogen een symbolische en fundamentele waarde. Voor zover het materiaal dat toeliet, ben ik dichter gekomen bij de personen over wie ik me documenteerde. Ik trad binnen in hun leven en begaf me buiten de grenzen van het feitelijke werk als archivaris. Er is een band ontstaan tussen de Joodse slachtoffers en mij. In zekere zin heb ik hun bevrijd uit de statistieken waarin ze gevangen zaten, heb ik hun tot individu gemaakt. Met tien jaar ertussen, verwezenlijkte dezelfde ploeg de twee projecten. Dit was een bijkomende motivatie. Er ontstond een symbiotische samenwerking tussen Maxime Steinberg, mijn professor, historicus gespecialiseerd in de Shoah, Paul Vandebotermet, museograaf die de eisen van de geschiedenis op een briljante wijze verzoent met die van de esthetiek, Ward Adriaens, conservator van het Museum te Mechelen en coördinator van de projecten, en mezelf. De herinrichting van de nieuwe Belgische tentoonstelling in Auschwitz heeft me de mogelijkheid gegeven om een studie te publiceren die vijf jaar geleden begon. Jarenlang voerde het JMDV de informatie uit de originele Duitse deportatielijsten in een database in. Die databank heb ik overgenomen, verrijkt en gekruist met gegevensbestanden uit verschillende bronnen. Vooral de Dienst voor Oorlogsslachtoffers leverde waardevolle informatie: al dan niet gepubliceerde lijsten, steekkaarten over de Joodse bevolking opgemaakt door de Sicherheitsdienst - SD, individuele administratieve dossiers,... Het invoeren van data uit het originele Duitse materiaal stelde ons voor de nodige problemen. Fouten moesten verbeterd, alle bijzondere gevallen moesten nagekeken worden. Het identificeren van de gevangenen die meerdere keren en soms onder verschillende namen waren ingeschreven, was moeilijk. Het vormde een ware uitdaging om de identiteit te achterhalen van geïnterneerden die (tijdelijk of niet) aan de deportatie ontsnapten, doordat ze vrijgelaten werden of overgeplaatst van het ene transport naar het andere. Ook het opsporen van de ontsnapten en overlevenden vroeg tijd. De informatica die we gebruikten, liet toe om precieze zoekopdrachten uit te voeren bijvoorbeeld naar leeftijdscategorieën. Waar de vroegere, manuele tellingen zich enkel op het geboortejaar baseerden, werd het met ons systeem mogelijk een nauwkeurige statistiek op te maken die rekening houdt met de geboortedag en -maand van de gedeporteerden. Dankzij de informatisering kwamen we namelijk tot een gedetailleerde berekening op basis van de exacte leeftijd. Dat verklaart de verschillen tussen de tot nu toe gebruikte cijfers en de nieuwe tellingen. Het opmerkelijkste verschil is alvast het volgende : waar nu blijkt dat van de 4.259 kinderen jonger dan 15 jaar slechts 7 jongens en 5 meisjes in leven waren na 8 mei 1945, telde men voorheen 55 overlevenden op 5.093 gedeporteerden. Dat we de leeftijdsgrens voor kinderen op minder dan 15 jaar besloten vast te leggen, gaat terug op het feit dat in Kosel alle mannen boven de 15 jaar als werkbekwaam werden beschouwd en uit de transporten moesten gehaald worden. Onze telling houdt bijgevolg geen rekening met de eerdere instructies vanuit Berlijn die de leeftijdsgrens voor volwassenen op 16 jaar bepaalden. De Berlijnse norm in verband met de leeftijd voor de 'tewerkstelling' - in feite de deportatie - werd nooit toegepast in België. Ook voor het aantal mannen tussen 15 en 50 jaar oud dat met de transporten 6, 7, 8, 9, 12 en 13 vertrok, is er een aanzienlijk verschil tussen onze berekeningen en de reeds bestaande. De maximale schatting van de gedeporteerden die geschikt waren om af te stappen in Kosel, daalt van 1.380 naar 1.279. Die mannen werden over meerdere dwangarbeidskampen voor Joden verspreid (Blechhammer, Gogolin, Trzebinia, Laurahütte...). Sommige van de mannen binnen die leeftijdscategorie hebben niet gehoorzaamd aan het bevel om uit de trein te stappen op deze selectieplaats. Zij verkozen het om in de wagon te blijven bij hun familie of vrienden. Maar wij weten niet hoeveel onder hen die keuze hebben gemaakt. Vervolgens heb ik ook andere, bijkomende gegevensbestanden gecreëerd : van de Joden tewerkgesteld door de Organisatie Todt, de opgeëisten die gedeporteerd werden, de adressen van de Joden opgepakt tijdens de grote razzia's, de overlijdensakten te Auschwitz, de ontsnapten, de geïnterneerden te Dossin die aan de deportatie ontsnapten, de zigeuners, de biografische gegevens van de overlevenden enz. De informatisering van de gegevens leidde uiteindelijk tot een nauwkeurige telling van de Joden die zich op aansturen van de Jodenvereniging in België aangemeld hebben in Mechelen. 3.956 werden met de eerste 8 transporten weggevoerd. In tegenstelling tot wat voorheen aangenomen werd, is dat cijfer hoger dan het aantal Joden opgepakt tijdens de vijf grote razzia's in de zomer van 1942. Die klopjachten viseerden de Joodse wijken in Antwerpen, Brussel en Noord-Frankrijk en resulteerden in de deportatie van 3.671 Joden met de konvooien 4 tot 10. Van de Joden ingeschreven op de lijsten van die transporten gingen we de adressen na op het moment van de arrestatie. Hierdoor ontstond ten eerste de mogelijkheid om de omvang van die vijf razzia's, het aantal bezochte huizen en het aantal gearresteerde Joden per huis in kaart te brengen. Tijdens een zesde massale actie arresteerden de Sicherheitspolizei en de Feldgendarmen met de hulp van Vlaamse SS-ers nog 703 Joden. Zij werden opgepakt tijdens de verdeling van de rantsoenzegels door de gemeentelijke administratie van Antwerpen en gedeporteerd met transport 11. Dankzij het opsporen van die adressen ontdekten we ten tweede dat het aantal individuele arrestaties opgetrokken moet worden. Inderdaad was niet elke gearresteerde tijdens de cruciale zomer van 1942 het slachtoffer van de massale razzia's. Van de 11.781 gedeporteerden werd ongeveer een derde voor Mechelen opgeroepen en ongeveer een derde werd opgepakt tijdens de razzia's. De deportatie van het laatste derde is dus het gevolg van andere mechanismen : arrestaties op de woonplaats, verklikkingen, overplaatsingen vanuit gevangenissen of interneringscentra... Die conclusie dwingt ons om de impact van de oproepingsbevelen en van de razzia's te herzien. Zo is een nieuwe onderzoekspiste geopend. Per transport beschikken wij over de lijsten met de stamnummers die aan de gedetineerden werden toegekend bij hun internering in het concentratiekamp van Auschwitz-Birkenau. 8.115 gevangenen werden geselecteerd om te werken en traden het kamp binnen. Van het aantal gedeporteerden uit Mechelen dat op de bestemming aankwam, kunnen we het aantaf tewerkgestelden aftrekken : van de 25.267 werden er 8.115 te Auschwitz getatoeëerd en maximum 1.279 stapten af in Kosel. Bijgevolg ramen we het minimum aantal vergasten op 15.873. Vervolgens heb ik de overlijdensakten uitgeplozen die de nazi's in het concentratiekamp Auschwitz-Birkenau opstelden. Die waardevolle documenten werden, helaas onvolledig, in de Sovjetarchieven teruggevonden. Niettemin vervolledigen ze de series stamnummers in het concentratiekamp. Dankzij de publicatie van deze akten heb ik 1.209 Joden en 176 zigeuners, gedeporteerd vanuit Mechelen, opgespoord. Dit onderzoek identificeert 1.209 Joodse gevangenen in Auschwitz, van wie geen enkel spoor meer terug te vinden was na hun inschrijving op de deportatieiijst. Ik heb dus het lot van deze mensen, dat tot nu onbekend was, kunnen achtertialen. Toen ik dat onderzoek toespitste op het zesde transport, stootte ik op een storend element. Tot op heden namen alle specialisten aan dat geen enkele gedeporteerde van dat konvooi bij zijn aankomst in Auschwitz-Birkenau geselecteerd werd voor dwangarbeid, en dat dus niemand getatoeëerd werd. Welnu, bij het kruisen van de overlijdensakten en de deportatieiijst van dat transport, heb ik ontdekt dat 19 mannen en 2 vrouwen, vertrokken uit Mechelen op 29 augustus 1942, gestorven zijn binnen het concentratiekamp. Van die groep lieten er 15 tussen 4 en 30 september 1942 het leven. In de loop van oktober 1942 overleden 5 gevangenen. Het laatste overlijden werd geregistreerd op 6 december 1943. Hieruit kunnen we dus afleiden dat ten minste 21 gedeporteerden van het zesde transport ingeschreven werden bij hun aankomst in Auschwitz. Aangezien wij geen enkele vermelding van hun tatoeage terugvinden in de archieven van Auschwitz. stelt deze ontdekking de betrouwbaarheid van de lijsten met stamnummers in vraag. Dat probleem werd voorgelegd aan de historici van het Staatsmuseum Auschwitz-Birkenau, maar is vooralsnog niet uitgeklaard. Niet alleen het zesde transport heeft een wazige
geschiedenis. Het onderzoek naar de nummers toegekend bij de aankomst
van het konvooi 25 op 21 mei 1944, onthult eveneens een bijzondere
casus. Dat transport bestond uit 257 mannen en 251 vrouwen. De tatoeages
identificeren 300 mannen, het aantal gevangenen binnen het kamp ligt dus
hoger dan het aantal gedeporteerden uit Mechelen. Na verificatie blijkt
dat dit transport onderweg vervolledigd werd met ongeveer 200 Joden(1).
De verklaring van Danuta Czech klinkt aannemelijk, maar over de
oorsprong en het aantal van die extra gedeporteerden verkeren we in het
ongewisse. Gealarmeerd door dat probleem heb ik met zorg de stamnummers
van de vrouwen van datzelfde transport geanalyseerd. De lijsten met
stamnummers uit de archieven van het Staatsmuseum Auschwitz-Birkenau
bewijzen het toekennen van de nummers A 5.143 tot A 5.241 aan 99
gevangenen. Toen ik die opeenvolgende nummers kruiste met de tatoeages
van de Joodse vrouwen uit Mechelen die we teruggevonden hadden, was mijn
verbazing groot: er waren nummers die geen deel uitmaakten van die
reeks. Het laagste stamnummer, A 5.117, werd getatoeëerd op de arm van
Léa Kunstier, geboren op 21 april De telling van de ontsnapte gedeporteerden verschilt ook aanzienlijk van de 343 geteld door het Belgisch Ministerie van Volksgezondheid en Familie. Met de nauwkeurige hulp van llse Marquenie, mijn assistente op de archieven van het Museum, hebben wij 567 gevallen geteld waar geen twijfel bestaat over de echtheid van hun ontsnapping. Dankzij de systematische controle van de archieven voor alle gevallen die ons onzeker leken, kunnen wij vandaag dat nieuwe cijfer poneren. Een bepaald aantal van die ontsnapten is uit de konvooien 16 en 17 gesprongen. Vroeger golden zij als gedetineerden die gewoon van het ene naar het andere transport werden overgeplaatst. Sommige werden nog tot de gerepatrieerden of de niet-gedeporteerden gerekend. Tot besluit kunnen we dankzij het ontwikkelen van een geinformatiseerde databank en gedegen historisch onderzoek een aanvulling vormen op het monikkenwerk dat direct na de oorlog werd aangevat door het Ministerie van Wederopbouw en Repatriëring, het Ministerie van Volksgezondheid en Familie en door historici zoals Maxime Steinberg. De cijfers verschillen enkel op het niveau van de tientallen, maar de nieuwe tellingen bieden een nauwkeuriger zicht op de historische realiteit. Het samenbrengen van de verschillende gegevensbestanden heeft toegelaten om elementen aan het licht te brengen die we niet (of in ieder geval niet zo gemakkelijk) hadden kunnen ontdekken met de traditionele methoden. Wij weten voortaan meer over de geografie van de razzia's en de verhoudingen in de transporten uit Mechelen van 1942. Ook hebben we een beter beeld van de Joden die tijdens de grote razzia's werden opgepakt en van de personen die individueel werden gearresteerd. Voorts kon deze publicatie leiden tot niet eerder bestudeerde denkpisten of nieuwe vragen in het onderzoek naar deze materie. De manier die we hebben ontwikkeld om de informatie te verwerken, laat een andere benadering van de deportatie toe, alsook een meer verfijnde kennis. Soms bevestigt die, maar soms ontkracht ze de bestaande inzichten over het verband tussen Mechelen en Auschwitz-Birkenbau. Laurence
Schram |
(1) Cfr Czech Danuta, Calendarium der Ereignisse im Koncentrationslager Auschwitz-Birkenau 1939-1945, Rowohit, Reinbek, 1989, p. 779 |
|