Albert Thomassen, De
staking van Zwartberg!, |
Tekst van Albert
Thomassen als voorbereiding op het Canvasprogramma Het drama van Zwartberg, van 16/10/2006 waarin hij geinterviewd werd. |
De
waarheid heeft veel facetten al naar het standpunt van de toeschouwer en
toch is ze altijd enkelvoudig. Als
vader van 12 kinderen was mijn eigen bril wel zeer donker gekleurd en de
blik op de toekomst niet erg lichtend toen we onze ontslagbrief kregen. De
treiterige werkaanbiedingen voor "goedbetaald bediendewerk in
Engeland" konden de opgekropte boosheid alleen maar versterken. We
wisten dat we als wisselgeld moesten dienen voor de teloorgang van Tertre. Van
wat er in de nacht van Zondag op Maandag in de mijn gebeurde was ik niet
op de hoogte. Maar met veel twijfels reed ik ’s maandags maar met mijn
fiets naar Zwartberg. Er werd natuurlijk verder gestaakt door het werkvolk
maar directeur Renotte kwam de bedienden buiten opzoeken en riep ons in de
nieuwe gebouwen samen. Voorzichtig
liet hij ons verstaan dat er ’s nachts ernstige troebelen waren geweest
waarbij de délégués belaagd en mishandeld werden .. dat ze de staking
dus niet meer in handen hadden…, gevlucht
waren... zich niet meer op de mijn durfden riskeren en gezegd hadden dat
men hen nooit meer op de mijn terug zou zien... Maar
hij nodigde de bedienden van het nieuw gebouw uit voorlopig
aan het werk te gaan – want de mijnwerkers moesten toch betaald
worden…. Anderzijds drong hij er op aan om maar onmiddellijk naar buiten
te gaan indien er van de andere kant van de straat stakingspiketten zouden
komen die anders de nieuwe burelen, waar wij verbleven, zouden kunnen
vernielen. De
nieuwe burelen waren altijd de oogappel van directeur Renotte geweest.
Voor de bronzen beelden, die de voortuin ervan sierden, hadden wij –
zijn bedienden, die volgens zijn eigen woorden toch maar “getolereerd”
werden, al gauw de juiste zin en betekenis bedacht. Voor ons waren die
twee grote mannen en die twee kleine kinderen die daar uitgebeeld waren
met de handen in de lucht : twee kleine bedienden die opslag vroegen en
twee directeurs die hun niets konden geven. Dhr. Renotte was nog aan ’t spreken toen de lange G.Goedermans en Franske Broekmans gejaagd kwamen melden dat in het bureel van afdeling E - ter vervanging van de gevluchte syndicaten - die door het aanvaarden van het akkoord, met als magere inhoud : "1 maand uitstel van executie", alle krediet verloren hadden, een stakerscomité werd opgericht dat de zaken in handen zou nemen. Dat
stakerscomité zou volgens die mannen gaan gevormd worden met 2 ingénieurs
- 2 ondergronders – 2 bovengronders – 2 bedienden van de oude burelen. Alle
handen wezen onmiddellijk in mijn richting omdat ik - op aanvraag van de
syndicale vertegenwoordigers (Jaak Berben en Jozef Pilards)
– in de afgelopen week -
toen zij naar Straatsburg moesten - in hun plaats de situatiebesprekingen
van de burgemeesters uit het
omliggende had bijgewoond. Zo
weinig als een revolutionair comité mij het geschikte middel leek om ons
probleem op te lossen zoveel te sterker drong het tot mij door dat ik de
toekomst van onze gezinnen en van mijn eigen kinderen zomaar niet aan de
eerste de beste kon overlaten. Ik
nam de opdracht van de collega’s aan en spoedde mij met Jef Regout naar
het voornoemde lokaal. Wie vond ik daar? Een vijftal zwarte mijnwerkers,
die rechtstreeks uit de ondergrond daar naartoe waren gekomen – enkele
bovengronders – daarbij nog mijn goede vriend
Marcel Favoreel – en achter de bureautafel
de mijnmeter Jos Peers,
die ik enkel van ziens kende... (Ik had hem
ooit uit het mijnmeterslokaal zien komen.) Die
begon met aan iedereen een vlugschrift uit te delen met de volgende tekst:
"BLIJF allen
verder staken...namens de P.V.V."
Ik las dat
briefje en reageerde onmiddellijk : ”Zo
niet,hé –in dit comité géén politiek. Wat wij hier betrachten kan
alleen het behoud van werk en het welzijn van de mijnwerkers zijn” . Verstoord
antwoordde Peers :”Ja maar ik ben
mandaathouder van de P.V.V.Leopoldsburg
.”…. Ik
voelde mij onwennig tussen al dat zwarte volk. Voortdurend drongen
verbitterde en wanhopig droeve mijnwerkers het lokaal binnen. Spiessens
is de ganse nacht onder geweest om de veiligheid te controleren – de
gendarmen hebben traangas gespoten er ontstond paniek en er is volk langs
de ladders naar boven gekomen... en er waren er die stekjes en sigaretten
bij hadden en zelfs revolvers. “. ... (.de
geruchtenmolen ging haar gang...) Daar
stond de ernstige man met tranen in de ogen, het wenen bijna nabij.
“Veel te graag wilde hij op ons voorstel
ingaan..” maar vraag me dat toch niet” sprak hij ”–want dan
is mijn carrière gebroken – dan krijg ik van mijn leven geen werk meer.
Ja, als de directie toelating geeft dan volgaarne ... en dan wil Spiessens
ook” zei hij. Ik
spoedde mij naar hoofdingenieur Chiff om hem toelating te vragen voor die
2 ingenieurs en kreeg daar hetzelfde antwoord : ”vraag me dat toch niet
want als ik dat doe dan is mijn carrière gebroken “. Ik vroeg hem :
”en als de directeur toelating geeft? “ Geërgerd
omdat ik voelde dat deze mensen onder zware druk waren gezet haastte ik
mij terug naar ons bureel. Ik greep de telefoon en belde naar de directeur
Renotte om hem te vragen dat
hij twee ingenieurs de opdracht of toelating zou willen geven om bij ons
bemiddelingscomité te komen omwille van de veiligheid. Verbijsterd
kreeg ik ook van hem hetzelfde onthutsend antwoord : ”dat kunt ge
van mij niet verwachten – als ik dat doe dan is mijn carrière
gebroken” . Toen
ik dat antwoord aan de aanwezigen doorgaf wilden ze onmiddellijk allemaal
mee naar de directeur. Ik
was ervan overtuigd dat die mensen gelijk hadden. De
sfeer was uiterst grimmig en gespannen ... Ik
sprong van de tafel. Ik
werd er bijna misselijk van... en voorzag het ergste... Met
de lift bereikten we met een vijftal mensen het bureel van de directeur.
De lift daalde weer en toen ze terug boven kwam stonden 2 straffe
mijnwerkers, koolzwart, bij ons. Ik
bekeek hen waarschijnlijk nogal vreemd ... en zei : “
mannen we moeten hier
onderhandelen !” … Ze
begrepen mij. ”Wij blijven hier wel wachten” zei een van hen
verontschuldigend ; maar als ge ons nodig hebt” … ze toonden de hep,
die ze droegen… Op
dat ogenblik kwam de directeur terug de kamer binnen.Hij had van onze
discussie geprofiteerd om in de belendende kamer te
gaan telefoneren. ”De Gouverneur belegt voor ons een vergadering
met de E.G.K.S, de regering en de syndicaten om 11 U.” zei hij. Gaat
binnen 10 minuten maar naar de garage ... Fons
Schrijvers voerde ons naar de F.D.CHAR. Toen
Mathieu Thomassen – de
grote man van de christelijke mijnwerkerscentrale - als laatste binnenkwam
en door de open deur Jos Peers zag
zitten riep hij: “Met u onderhandel ik
niet … gij zijt mandaathouder van de P.V.V”. Even later kwam
iemand zeggen dat er 5 minuten later zou
vergaderd worden. Maar die 5 minuten werden er 20... Ik liet de kamerheer
aan de syndicalisten zeggen dat we hen
welgeteld nog hoogstens 10 minuten gaven … dat we dan zouden vertrekken
en dat ze zelf dan maar alles moesten komen oplossen op Zwartberg … als
ze zich daar nog durfden vertonen.
Mijn
dreiging had effect … geen 5 minuten later verschenen zij nog altijd
onder elkaar druk redetwistend. Thieu
Thomassen deed nog lastig maar Marcel Cox en anderen wisten hem te
kalmeren ... met de woorden :”maak u toch niet zo ongerust als Bèr daar
bij is loopt er toch niets mis … laat ons toch luisteren naar wat die
mannen ons te zeggen hebben”… Ze namen hun plaatsen in … de
bedienden Jaak Berben en Jef Pilards kwamen mij de hand drukken … even
later kwam Fons Fraters van de E.G.K.S .binnen ... de directeurs van de
mijnen en ….dan kwam Chatel, de
adjunct-afgevaardigde van de minister van Binnenlandse zaken
en dhr Gouverneur Roppe, die
onmiddellijk, staande, de vergadering opende met de woorden :“Ik moet u
danken en bewonderen om uw initiatief en uw
moed en verantwoordelijkheidszin. De situatie werd heftig besproken
er werden voorstellen geformuleerd maar de afgevaardigden van de
syndicaten verklaarden zich niet gemandateerd om beslissingen te nemen. De
gouverneur verzocht ons dan ook om ’s anderendaags de vergadering te
hernemen In
tranen uitbarstend schoot Marcel Cox de gang in … De
toon van de vergadering was gezet: algemene
verslagenheid. Maar wat een verschrikkelijk valse noot gooide
Fraters in het midden :(ik hoor het hem nog altijd zeggen) :
“pfh : overal waar er relletjes zijn vallen er doden!” Gloeiend
kwaad om
de miskenning van zoveel leed zei ik tegen Peers … ”Dit is hier enkel
vuile politiek”… ”Dan zal ik nu maar het woord doen zeker ?“ vroeg
hij begerig begrijpend en toehappend. “Doe maar op”, antwoordde ik hem
en ik ging verslagen zitten. Na
’n tijd werd de vergadering weer op gang getrokken … ik heb me dood geërgerd
aan het Afrikaans gepalaver met
punten en komma’s … Héél
politiek vroeg Peers een schorsing voor overleg met het Goodwill-komitee
en na 2 of was het 3 uur stond
het " Akkoord
van Zwartberg" in 4 korte regeltjes … op papier. De
gouverneur formuleerde een dankwoord aan het adres van het
Goedwill-Komitee voor de bewezen
diensten. Dit werd als 5de zin op papier gezet en het geheel
werd door alle partijen ondertekend. ’s Anderendaags verscheen het
akkoord in de dagbladen maar het Goodwill-Komitee werd moedwillig
vergeten. Maar
de staking zou nog blijven
duren en ons werk was nog helemaal
niet af ... het begon pas... Er kwamen nog zware dagen… Toen
wij terug in Zwartberg kwamen stond de pers aan de ingang der nieuwe
burelen gereed om ons op te vangen en allerlei vragen te stellen. De
mannen,die naar de koning zouden gaan, stonden
daar ook. We
gingen onze collega’s het goede nieuws van het akkoord brengen
maar er stonden op de mijn veel stakers op ons te wachten voor
nieuws. Tot na 22u. liep ik daar nog rond om het akkoord voor die mensen
toe te lichten. Toen
kwam Ir Vanginderdeuren mij vinden .”Gij zijt hier al van deze morgen
bezorgd voor de mensen bezig“ sprak hij. ’t Is wel geweest. IK breng u
nu met mijn auto naar huis … dan kunnen we onderweg samen nog overleggen
hoe we morgenvroeg de zaken gaan aanpakken.” In
de auto namen we de tijd om alles rustig op een rij te zetten. Het was
allemaal niet zo simpel :er was een hoopvol akkoord maar de morgenpost zou
wel verder staken en de fakkel door geven … er zouden stakers zijn en
werkwilligen. Vanginderdeuren oordeelde dat ik héél vroeg op de mijn
moest zijn om de mensen in te lichten over het akkoord ... hij zou er ook
zijn om de werkwilligen veiligheids- en onderhoudswerken toe te vertrouwen
… de werkwilligen moest ik dus maar naar hem sturen. Toen
we thuis kwamen in de Engelenweg stond heel de buurt onder het licht van
de straatlamp angstig afwachtend samengetroept
rond mijn doodsbenauwde vrouw op nieuws te wachten. Om
op tijd te zijn om de morgenpost op te vangen reed ik reeds voor 5 uur
naar Zwartberg ... Een wachtpost van de gendarmen hield me tegen maar
bracht mij, na wat uitleg, met hun jeep naar de mijn. Nauwelijks binnen
merkte ik hoe communistische onruststokers van het ene groepje mijnwerkers
naar het andere slopen om hen aan te zetten verder te blijven staken en
stakingspiketten te vormen. Ik had als enig verweer mijn eigen getuigenis
maar ik kon de arbeiders toch overhalen om naar de nieuwsberichten te gaan
luisteren waar zeker zou gezegd worden dat er een degelijk akkoord was… Toen
we daar hoorden dat Spinoit – terugkomend uit Canada geen tijd had en
het ook niet de moeite waard had gevonden om het contract te paraferen was
ik verslagen en was het hek weer van de dam.
Moedeloos trok ik naar ons lokaal. Nooit
zal ik vergeten hoe een nog zeer jonge ondergrondse mijnwerker, misschien
was het een gast van de mijnschool), die mijn verslagenheid moet opgemerkt
hebben, voor mij kwam staan en pathetisch begon te declameren :
Mijn
Vadertje.
“Mijn
vadertje, hij was rechtvaardig : (Was
deze jonge koolzwarte profeet zich toen reeds bewust van de waarheid
zijner woorden ? ) Even
later drongen geruchten tot ons door “ dat in de 'mitraille' (het
schrootpark) molotovcocktails gemaakt werden en dat er reeds van naar de
voorbijrijdende jeeps gegooid werden … gelukkig
waren ze achter de jeep gevallen..” Ik
voelde hoe de gespannen toestand gevaarlijk evolueerde en zei tegen mijn
maten :”We moeten opnieuw de hulp inroepen van de gouverneur.!” Die
had ons de dag ervoor beloofd dat hij dag en nacht voor ons ter
beschikking zou zijn indien we de toestand niet meester konden blijven. Ik
telefoneerde en we werden zo spoedig mogelijk verwacht. Peers
bracht ons met zijn auto naar het gouvernementsgebouw.De gouverneur kwam
binnen met de woorden : ”de syndicaten hebben me zojuist laten weten dat
het kalm is op Zwartberg.” “Mijnheer de Gouverneur” antwoordde ik,
dan hebben de syndicaten u belogen. Is er dan niemand met een greintje
gezond verstand? Mijnheer de Gouverneur wij komen hier niet om onze
medearbeiders te verklikken maar juist voor dat we vertrokken zijn er
molotovcocktails gegooid naar de jeeps van de gendarmen.” “Dat
is teveel voor mij alleen” zei de gouverneur. Hier moet ik mijn griffier
voor bij roepen”. Die was onmiddellijk daar en toen vroeg Dhr.Roppe om
wat ik zojuist gezegd had te herhalen. (Bij
het onderhoud dat we enkele dagen later nogmaals met hem hadden om de in
vrijheidstelling van de aangehouden stakers te bepleiten zou hij ons zelf
bekennen wat een desillusie hijzelf in Brussel opliep.)(Bij dit laatste
contact dat op het Kasteel in Bokrijk plaats greep, waar hij in
vergadering was met de beheerders van Allegheiny-Longdoz, smeekte hij ons
om toch te proberen een klimaat van rust op te bouwen dat zo nodig was
voor de onderhandelingen die hij voerde. Anderzijds wees hij ons, wat de
gedetineerden betrof, op de scheiding ven de machten …
maar ’s avonds waren de jongens wel thuis. Nadat
de soldaten de gendarmen hadden vervangen begon de staking af te brokkelen
en kwamen er iedere dag meer arbeiders om werk vragen. Maar
de syndicaten wilden de staking in schoonheid en reclame beëindigen. Pas
op de vrijdag van die week zou de overwinning gevierd worden en dan pas
zou het einde van hun staking in de Familiazaal van Hoevezavel afgekondigd
worden ... De grote bonzen Gust Cool van het A.C.V en Louis Majoor van het
A.B.V.V. zouden komen gloriëren. Had
directeur Renotte een voorgevoel van wat er zou gaan gebeuren? Nam hij mij
in vertrouwen of was hij werkelijk bezorgd om mij ? Ik zal het nooit weten
maar toen hij mij tegemoet kwam voor de nieuwe burelen sprak hij mij aan
met de woorden: Mijnheer Thomassen, straks komen de heren Cool en Majoor
om de staking te beëindigen. Wees voorzichtig met wat gij tegen hun zegt
want dat zijn grote, héél grote mannen” Was
het die onverwachte dreiging die mij de stekels deed opzetten ? “Mijnheer
de directeur,” antwoordde ik : “Zo
groot zijn ze ... als een mijnwerker met een hep achter hen
staat..” ik strekte mijn
hand uit op kinderhoogte ... en ik ging verder naar de nieuwe burelen en
hij ging verder naar de mijn. Binnen
de kortste tijd had ik er innerlijk wel spijt van dat ik hem zo geantwoord
had toen ik bedacht hoe ook hij enkele dagen eerder door mijnwerkers met
een hep bedreigd werd en zich héél klein moest hebben gevoeld. Dat had
de directeur toch werkelijk niet verdiend. In
de vroege namiddag was het rond de Familiazaal reeds zwart van het volk.. Maar
men speelde er op zekerheid. Niemand mocht binnen zonder zijn lidkaart van
één van de beide syndicaten vertoond te hebben. Toen
wij ons als groepsleden van het 'Goodwillcomité' aanboden kreeg Peers
direct verbod om binnen te gaan want hij was toch mandaathouder van de
P.V.V. Er
werd weer naar mij gekeken ... voor een reactie ...
“Peers is onze voorzitter” zei ik ... “en als Peers niet
binnen mag dan gaat niemand van ons binnen ... en als wij niet binnen gaan
dan gaat ook niemand anders binnen” antwoordde ik ... en ik draaide mij
om naar de wachtende mijnwerkers ... Er volgde een stevig applaus en een
ogenblik later stapten wij allen als groep binnen.De meeste bedienden
hadden op het balkon plaats genomen.Wij vonden plaats in het midden van de
zaal. De
zaal was werkelijk te klein voor dit gebeuren … Was het uit
veiligheidsoverweging of omdat de ingang door het vele volk versperd was ?
Ik zou het niet kunnen zeggen maar op het gestelde uur verschenen de heren
Cool en Majoor door een achterdeur zomaar op scène en wilden zich op het
spreekgestoelte installeren. Maar van op het balkon kwam een oorverdovend
gejouw dat door de zaal werd overgenomen en afsloot met het bekende
fluitconcert van die dagen :”Syndicaten,syndicaten ... slaapt gij nog ...
slaapt gij nog ? Hoor de klokken luiden ... enz.” Niemand
had zo iets verwacht ... er ontstond een onbehaaglijke situatie ... Met
een vlamrode kop stond Louis Majoor zich in alle mogelijke kronkels te
wenden en te keren ... maar het concert hield maar niet op ... Na
zijn uitleg zouden er vragen gesteld kunnen worden.Thieu Thomassen, de
secretaris van de mijnwerkerscentrale, duidde de mensen aan die een vraag
mochten stellen … toen ik mijn hand op stak kwam hij naar mij toe met de
woorden :”Gij spreekt hier vandaag als lid van het syndicaat en niet als
lid van het goodwillkomitee! hé manneke. (ik was 46 en had 12 kinderen) Goed,
Mathieu” antwoordde ik….Ik dacht geef me de micro maar. . . De
laatste woorden waarin ik de mijnwerkers opriep om hun lidgeld voor het
syndicaat in de solidariteitskas voor de families van de
zwaar gekwetsten te storten gingen ver weg verloren in een dreigend
tumult... De
staking was afgelopen ... met kapelaan Rauvoet van Zwartberg bezocht ik
naderhand nog families van de doden en de gekwetsten ... om het steungeld
dat verzameld werd ter beschikking te stellen. Ondertussen
stonden wij in onze vooropzeg : 23 maanden had ik gekregen en ik was vast
besloten ze op Zwartberg uit te doen. Het
was daags voor Allerheiligen 1968 dat ik een telegram kreeg van de
B.G.J.G. om mij ’s avonds om 20 uur aan te bieden in Brussel voor een
geneeskundig onderzoek om als propagandist benoemd te kunnen worden in het
zuiden van de provincie West-Vlaanderen (Menen,Ieper , Poperinge,
Kortrijk..tot in Roesbrugge aan de IJzer). Senator Van de Kerckhove had
zijn beschermende hand over mij uitgestrekt : Het was héél duidelijk een
'promovetur ut moveatur'. Een onmogelijke gezinssituatie : om de 14 dagen
mocht ik naar huis en Liza zat alleen met onze 12 kinderen. Ik logeerde in
het begin bij de paters in Kortrijk en daarna bij nonkel Fons in Gent.
Pasen 1969 werd er eindelijk verstand gebruikt en kreeg ik mijn benoeming
als propagandist in Limburg. 5
jaar later werd ons duidelijk gemaakt dat God ook in deze verschrikkelijk
moeilijke periode van mijn leven alles op zijn best voorbereid had om mij
korter naar Hem en naar de lijdende mensen toe te laten groeien. Hij
had mij gevoelig gemaakt voor hun noden. Ik
mocht bedelen voor de afwerking van een paviljoen voor de zeer zwaar
gehandicapte kinderen van 'Sint- Oda' in Overpelt en voor een geslaagde
veertiendaagse vakantie van de gehandicapten van 'Sint- Elisabeth' in
Wijchmaal op “de Bosberg”. 10
jaar heb ik dat volgehouden. Toen was ik opgebrand ... en ging ik met
vervroegd pensioen. |