Arnout Vanreusel,
student die in 1969 de mijn in ging |
Arnout
Vanreusel, socioloog, ex-mijnwerker, ex-stakingsleider,
ex-fabrieksarbeider: |
HOUTHALEN.- Hij was erbij toen de jonge Valère Sclep - een goede kennis van hem en even geëngageerd - aan de mijnpoorten van Zwartberg door de rijkswacht werd doodgeschoten. Dat was goed twee jaar vóór mei '68. «Daar lagen mijn roots,» zegt Arnout Vanreusel, nu 47 jaar. Hij was de eerste en lange tijd de enige van zijn studentengeneratie die de daad bij het woord voegde en onder de arbeiders ging leven en werken. Voor hem werd dat de ondergrond in de mijn van Zolder. «De maatschappij, letterlijk, van onderuit bekijken.» Het «engagement» is als een rode draaddoor zijn leven blijven lopen. De jonge sociologie student van toen werkt nu - als groepsbegeleider - sinds drie jaar bij de Begeleidingsdienst Limburgs Mijngebied. Opleiding van en bemiddeling voor ex-mijnwerkers, uitgebreid tot nog andere risicogroepen van de arbeidsmarkt. Omgang met ongeschoolde mensen, kansarmen, voor tachtig procent migranten, voor zowat de helft Turken. Een «gelovige», nog altijd: «Jazeker, de onrechtvaardigheden zijn weg te werken, de maatschappij kan veranderen ten goede; daar ben ik van overtuigd. Maar niet op de manier zoals wij toen dachten.» Voor zijn marxistisch-leninistische geestesgenoten en medestrijders van toentertijd (vooral van Amada, nu PvdA) heeft hij «afgehaakt» en zelf zegt hij: «Dat had ik nog vroeger moeten doen.» Hij noemt zichzelf nu een «partij-dakloze», is getrouwd en heeft twee dochters, van elf en veertien jaar, en prijst zich gelukkig dat die - ongetwijfeld van vader én moeder geërfd - blijk geven van (alweer) «engagement». Sociaal, milieugericht, overtuigde jonge anti-racistjes. Hij is er zich van bewust dat een «gewone» carrière hem waarschijnlijk welstellender had gemaakt, maar zeker niet gelukkiger. Spijt is er niet bij. Arnout Vanreusel was tweeëntwintig in mei '68: «Veel mensen hebben het over mei '68, en verliezen zo 'n beetje uit het oog dat Leuven mei '66 zeker zo belangrijk is geweest. Het 'vrije denken' dat opstond tegen het autoritaire systeem. Leuven-Vlaams en het verzet tegen het mandement van de bisschoppen. Het is tóen dat het conservatieve Vlaanderen dooreen werd geschud...». Arnout Vanreusel, zoon
van een atheneumleraar, werd in ' In de plaats daarvan, en nadat hij een aanbod van de studiedienst van de KWB en van professor Louis Baeck (sociologie van de ontwikkelingslanden) had afgewimpeld, werd hij ondergronds mijnwerker in Zolder, direct na het eind van zijn universitaire studie, in de zomer van'69.» Logementshuis - En niemand vermoedde dat je eigenlijk een universitair gediplomeerd socioloog was? (Lacht) «Daar zijn wat verzinselsaan te pas gekomen, ja. Ik was zogezegd de zoon van een winkelier die aan de BTW failliet was gegaan, en zonder inkomsten zat. Dat slikten ze.» - Heel wat mensen denken dat die jonge snaken in de fabrieken en de mijnen de revolutionaire boodschap gingen verkondigen, propaganda voeren... «Dat was het zeker niet in de eerste plaats. Voor mij was het 'bezien, beleven, ervaring opdoen'. Hoe staan (ongeschoolde) arbeiders tegenover de vakbond, hoe onrechtvaardig is het arbeidssysteem?» - En wat stak je op? «Onder meer dat in de ogen van de arbeiders de vakbondsdélégués een bevoorrechte positie bekleedden. Ik nam kennis van het onveilige, vuile en gevaarlijke werk beneden, én van het boetesysteem. Ik had erg veel voeling met de gewone mijnwerker, de migrant. Ik leefde met ze samen in een logementshuis (van de mijn) in Meulenberg. Kost en inwoon werden gewoon van mijn loon afgetrokken.» - Waar stond je, ideologisch, toen? «Als zo vele anderen geïnspireerd door de meirevolte, door de Chinese culturele revolutie ook, door de strijd vande Vietnamezen, door het besef van een sociale dimensie, door het mogelijke samengaan van christendom met marxisme. Ik begon mijn studies in Leuven in '64. Het jaar daarna was ik actief lid van de beweging 'Brug' (tussen christenen en marxisten), debatten met Kruithof, met Mandel, met pater Van Bladel. En nog een jaar daarna stond ik mee aan de poorten van de mijn van Zwartberg, die moest sluiten. Pamfletten uitdelen, betogen tegen het optreden van de rijkswacht. Daar lagen voor mij eigenlijk de roots, samen met de onderbouw die ons gegeven was vanuit Berkeley en Berlijn, Marcuse, Dutschke, Cohn-Bendit. Want dat was de grote droom: wij wilden de wereld veranderen en dachten ook écht dat het kon.» - Een tijd lang leek het er ook hardop... «Jazeker. Alles kón, dat was de tijdgeest. Studenten die een Belgische regering (VdB) deden vallen in onze strijd om Leuven-Vlaams, Franse studenten die De Gaulle op de vlucht joegen...» Stakingsleider - Wat deed je als universiteitsstudent in die beroemde mei-maand? «We waren bezig met de SVB, de studentenvakbond, met Ludo Martens en Paul Goossens. Onze ouders dachten dat we in Leuven zaten, maar we stonden pamfletten uit te delen aan de (nu gesloten) Renault-fabrieken van Billancourt bij Parijs, waar toen een gigantische staking aan de gang was én in de zomer daarop aan de Turijnse Fiat-fabrieken. Of we gingen in Waalse dorpjes rond Charleroi de mensen toespreken om ze duidelijk te maken dat de eis 'Leuven-Vlaams' gerechtvaardigd was. En we slaagden erin die mensen te overtuigen...» - Was je even goed mijnwerker als actief, militant student? «Ja, ik 'scoorde goed'. Ik was een degelijk mijnarbeider. Pas in januari '70, na de grote staking -onderhand was bekend geworden dat ik socioloog was- werd ik voor een eerste keer afgedankt, samen met twee andere stakingsleiders. Onze werkmakkers legden uit solidariteit het werk neer, en we werden terug aangenomen. Het was wel een harde tijd: om vier uur 's morgens op, een dag werken in de mijn en 's avonds werk- en studievergaderingen, actief in de Derde Wereldbeweging, in SVB, andere mijnwerkers thuis bezoeken, bezig zijn met Mijnwerkersmacht, later de politieke beweging Alle Macht Aan de Arbeiders...» - Hoe is je «mijnwerk» gestopt? «Dat was in juni '70. Eén afwezigheidsbriefje niet binnengestuurd. Foutje. Afdanking. Heel erg was dat niet, ik wilde toch niet m'n leven lang mijnwerker blijven. En ik moest toch naar het leger, naar Leopoldsburg. Een beetje naïef van me, maar ik dacht dat ze daar nog niets van m'n 'mijnwerkersengagement' gehoord hadden. Dat was een misrekening. Ik kreeg een bediendenjob, vervelend bureauwerk, vér van het contact met de miliciens.» Breekpunt «Na het leger heb ik voortgewerkt in een aantal bedrijven, tot in '76, als arbeider. Ook in de fabriek heb ik nog eens een staking georganiseerd, bij Berkvens was dat, deurenfabriek in Houthalen, bestaat nu niet meer. Bij de VDAB volgde ik ook een herscholingscursus. Van dan af was ik (lacht) een 'geschoold arbeider'. In '76 ben ik overgestapt naar het medisch-pedagogisch-instituut St.-Ferdinand in Lummen. Opvoeder en begeleider in het beroepsonderwijs, van jong-volwassenen. Van daaruit ben ik naar hier gekomen.» - In de ogen van de huidige PvdA-mensen heb je «afgehaakt». Wanneer is dat gebeurd? «Dat vind ik een heel moeilijke vraag. Zo rond het midden van de jaren zeventig moeten bij mij de twijfels gerezen zijn. Twijfels aan de ideeën van de jaren zestig, die draaiden rond de overtuiging dat de Derde Wereld moest bevrijd worden van de onderdrukking van het kapitalistisch systeem. Twijfels aan het Maoïsme, aan het marxisme-leninisme, aan het één-partijsysteem, aan de deugdelijkheid van de 'voorhoedepartij' waarvoor we opgeleid werden. Het was een desillusie voor mij, toen ik inzag dat, waar het communisme aan de macht komt, de democratie wordt afgebouwd en de dictatuur wordt geïnstalleerd.» - En dat was het breekpunt? «Ja. Maar breken is niet makkelijk. Het is heel hard om de groep te verlaten waar je je engagement in beleefd hebt, al was het maar om je geen 'afvallige' te voelen, als een 'deserteur', als iemand die zich door z'n gemakzucht zou laten leiden. Maar dat is het dus niet. Het engagement blijft, ook als je afstand neemt van het marxisme-leninisme. Jarenlang ben ik nog actief gebleven in de anti-imperialistische bond. En waar ik nu mee bezig ben is nog altijd 'engagement', zij het dan als partij-dakloze. Werken met ongeschoolden, met migranten, en tégen het racisme. Ook hier, aan dit werk, komt noodgedwongen een eind, binnen een jaar of drie. Ik zie dan wel. Nee, ik heb geen spijt over mijn verleden. Ik betreur het niet dat ik een sociologen-carrière heb laten liggen. En mijn geloof in een te veranderen, rechtvaardiger maatschappij, dat is gebleven.» Lode RAMAEKERS Morgen: gezinssocioloog Wilfried Dumon |